Provinciaal Statenlid
Geregistreerd: 19 april 2006
Berichten: 793
|
Jezus of Mohammed:
Wie is Gods ware zegel van de profeten?
De koran beweert dat Mohammed Gods zegel van de profeten is, en derhalve de laatste gezant aan de mensheid is:
Het probleem door zo te redeneren is dat het compleet de gehele context van de heilige bijbel negeert. Bijvoorbeeld, de Heer Jezus spreekt uit dat God hem zijn persoonlijke zegel van goedkeuring gegeven heeft Christus’ woorden en daden steunende:
Werk niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon van de mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, ZIJN ZEGEL GEDRUKT. (Johannes 6:27)
Dit wordt ergens anders door de Heer herhaald:
Ik heb een getuigenis, gewichtiger dan dat van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft om te volbrengen, juist die werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat de Vader Mij gezonden heeft. En de Vader, die Mij gezonden heeft, die heeft van Mij getuigenis gegeven. U hebt nooit zijn stem gehoord of zijn gedaante gezien, en zijn woord hebt u niet blijvend in u, want die Hij gezonden heeft, gelooft u niet. (Johannes 5:36-38)
En indien Ik al oordeel, dan is mijn oordeel waarachtig, want Ik ben niet alleen, maar Ik en die Mij gezonden heeft. En ook in uw wet staat geschreven, dat het getuigenis van twee mensen waar is; Ik ben het, die van Mijzelf getuig, en ook de Vader, die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij. (Johannes 8:16-18)
U laster, omdat Ik heb gezegd: Ik ben Gods Zoon? Indien Ik de werken van mijn Vader niet doe, gelooft Mij niet, doch indien Ik ze doe en u Mij toch niet gelooft, gelooft dan de werken [dat zijn: wonderen], opdat u weten en erkennen mag, dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader. (Johannes 10:36-38)
Jezus zei tot Hem: Heer, toon ons de Vader en het is ons genoeg. Jezus zei tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent u Mij niet? Wij Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt u dan: Toon ons de Vader? Gelooft u niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken. Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is; of anders gelooft om de werken [dat zijn: wonderen] zelf. (Johannes 14:9-11)
Delen van Jezus’ beweringen, waar God zijn goedkeuring aan heeft gegeven, bevatten Christus’ uitspraken dat hij de laatste gezant is. Dit betekent in essentie dat de Heer Jezus Gods finale en enige volmaakte antwoord is in relatie tot de dingen die tot God behoren:
En Hij begon tot hen in gelijkenissen te spreken. Een mens plantte een wijngaard en zette er een heg omheen en groef een wijnpersbaken bouwde een toren en hij verhuurde die aan pachters, en ging buitenslands. En hij zond op zijn tijd een slaaf naar de pachters om van hen (zijn deel) van de vruchten van de wijngaard in ontvangst te nemen. En zij grepen hem, sloegen hem en zonden hem met lege handen weg. En weer zond hij tot hen een andere slaaf en die sloegen zij op het hoofd en behandelden zij smadelijk. En hij zond een andere en die doodden zij, en nog vele anderen, die zij òf sloegen òf doodden. TOEN HAD HIJ NOG EEN OVER, ZIJN GELIEFDE ZOON. En TEN LAATSTE zond hij deze tot hen, zeggend: Mij zoon zullen zij ontzien. Maar de pachters zeiden tot elkaar: DIT IS DE ERFGENAAM; komt, laten wij hem doden en de erfenis zal aan ons komen. En zij grepen en doodden hem en wierpen hem buiten de wijngaard. (Marcus 12:1-8)
Na het sturen van zijn dienaren de profeten, zond God zijn geliefde Zoon als laatste. Dit geeft aan dat Christus geloofde dat hij niet alleen de laatste vertegenwoordigen door God aan de mensen gezonden was, maar dat hij ook Gods geliefde Zoon was en de Erfgenaam van alle dingen (Vergelijk Matteüs 28:18; Lucas 10:22; Johannes 5:17-31; 10:36; 13:3; 16:13-15; 17:10; Hebreeën 1:2-3)
In feite, getuigde de Vader zelf persoonlijk dat Jezus zijn geliefde Zoon is:
En het geschiedde in die dagen, dat Jezus Nazareth in Galiléa verliet en Zich door Johannes in de Jordaan liet dopen. En terstond, toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich nederdalen. En een stem kwam uit de hemelen: U BENT MIJN ZOON, DE GELIEFDE; in U heb Ik mij welbehagen. (Marcus 1:9-11)
En zes dagen later nam Jezus Petrus en Jacobus en Johannes mede en leidde hen een hoge berg op, hen alleen. En zijn gedaante veranderde voor hun ogen, en zijn klederen werden schitterend, hel wit, zoals geen voller op aarde ze kan maken. En hun verscheen Elia met Mozes en zij waren in gesprek met Jezus. En Petrus antwoordde en zei tot Jezus: Rabbi, het is goed, dat wij hier zijn, laten wij drie tenten opslaan, voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een. Want hij wist niet, wat hij antwoorden moest, want zij waren zeer bevreesd. En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en er klonk een stem uit de wolk: DEZE IS MIJN ZOON, DE GELIEFDE, HOORT NAAR HEM. (Marcus 9:2-7)
Dit alleen al bewijst voldoende dat Mohammed niet Gods profeet of zegel is omdat hij Gods getuigenis ontkent inzake de goddelijke zoonschap van Christus.
En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk. (Openbaring 1:17-18)
Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is. Ik ben de alpha en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde... Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster... Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus. (Openbaring 22:12-13, 16, 20)
De Heer Jezus beweert de Alpha en de Omega te zijn, het Begin en het Einde, als ook de Eerste als de Laatste. Dit betekent dat Jezus zowel de bron van alle schepping als de voltooiing van alle dingen is. Christus regeert en leidt zijn hele schepping om alles te bewerkstelligen wat hij beoogt en verlangt. In het licht van de oude testamentische achtergrond, geeft de titel “de Eerste en de Laatste” aan dat de Heer Jezus Christus de enige ware God is.
Zo zegt de HERE, de Koning en Verlosser van Israël, de HERE van de heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatsteen buiten Mij is er geen God. (Jesaja 44:6)
Hoor naar Mij, Jakob, Israël, mijn geroepene. Ik ben dezelfde, Ik ben de eerste, ook ben Ik de laatste. (Jesaja 48:12)
Mohammed ontkent dat Jezus de bron en voltooiing van alle dingen is en dat Christus, naast de Vader en de Heilige Geest, de enige ware God is. Dit betekent dat Mohammed noch Gods zegel noch dat hij een ware profeet door de ware God gezonden was.
Zowel het oude testament als het nieuwe testament verklaart uitdrukkelijk dat met Christus komst zowel profetieën als visioenen voltooid zijn geworden:
Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, HEEFT HIJ NU IN HET LAATST DER DAGEN TOT ONS GESPROKEN IN DE ZOON, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. Deze, de afstraling van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord van zijn kracht, heeft, na de reiniging van de zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in de hoge. (Hebreeën 1:1-3)
Na te hebben gesproken tot de mensen door de profeten, heeft God zijn finale openbaring door zijn zoon gegeven. De Zoon communiceerde deze finale boodschap door de mensen die hij aanstelde:
Niet u hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aangewezen, opdat u zou heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven, opdat de Vader u alles geve, wat u Hem bidt in mij naam. (Johannes 15:16)
Hij zei tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, maar u zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en u zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste van de aarde. (Handelingen 1:7-8)
En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen van de Heer, ging naar de hogepriester, en vroeg van hem brieven naar Damascus voor de synagogen, om, als hij mannen en vrouwen, die van die weg waren, zou vinden, hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen. En terwijl hij daarheen op weg was, geschiedde het, toen hij Damascus naderde, dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde; en ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij? En hij zei: Wie bent U, Heer? En Hij zei: Ik ben Jezus, die U vervolgt. Maar sta op en ga de stad binnenen daar zal u gezegd worden, wat u doen moet... Maar de Heer zei tot Ananias: Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls; want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet ter wille van mijn naam. (Handelingen 9:1-6, 15-16)
Voor de jongedochters heb ik geen bevel van de Heer. Maar ik geef mijn mening, als iemand, die door de ontferming van de Heer betrouwbaar is. (1 Korinthiërs 7:25)
Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan wèl weten dat hetgeen ik u schrijf, een gebod van de Heer is. Maar als iemand dit negeert, wordt hij zelf genegeerd. (1 Korinthiërs 14:37-38)
Want u weet, welke voorschriften wij u gegeven hebben door de Here Jezus... Daarom, wie dit verwerpt, verwerpt niet een mens, maar God, die u immers ook zijn Heilige Geest geeft. (1 Thessalonicenzen 4:2, 8)
Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven. Want indien het woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen, hoe, zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Heer, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd, terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de heilige Geest toe te delen naar zijn wil. (Hebreeën 2:1-4)
Dit is reeds de tweede brief, geliefden, die ik u schrijf; in beide tracht ik uw zuiver besef door herinnering wakker te houden, om aan de woorden te denken, die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn, en aan het gebod van uw apostelen van de Heer en Redder. (2 Petrus 3:1-2)
Openbaring van Jezus Christus , welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven. Deze heeft van het woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft. Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de worden van de profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij... Ik kwam in vervoering des geestes op de dag van de Heer, en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin, zeggende: Hetgeen u ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeente: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pérgamum, en naar Thyatira, en naar Sardes, en naar Filadélfia en naar Laodicéa. (Openbaring 1:1-3, 10-11)
Deze passages zeggen dat de heilige apostelen niet spraken vanuit hun eigen verlangens. Sterker nog, deze mannen spraken de woorden die de Heer Jezus Christus aan hen gaf doordat zij het gezag van Christus hadden ontvangen om de instructies van hun Meester op te schrijven en door te geven.
Terwijl ik nog sprak en bad en mijn zonde en de zonde van mijn volk Israël beleed, en mijn smeking over de heilige berg van mij God uitstortte voor de HERE, mijn God, - terwijl ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, die ik tevoren gezien had in het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer. En hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zei: Daniël, nu ben ik uitgegaan om u een klaar inzicht te geven. Bij het begin van u smeekbede is er een woord uitgegaan, en ik ben gekomen om het u mede te delen, want u bent zeer bemind. Let dus op het woord en sla acht op het gezicht.
Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te VOLEINDIGEN, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, GEZICHT EN PROFEET TE BEZEGELEN en iets allerheiligst te zalven. Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zij zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden. En na de tweeënzestig weken lang zal een gezalfde worden AFGESNEDEN, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vastbesloten is. (Daniël 9:20-26)
Volgens deze passage, vertelt Gabriël dat een periode van 70 weken bepaald zijn waarin de Messias ten tonele zou verschijnen, zou worden vermoord (“afgesneden”) en waarbij zowel Jeruzalem als de tweede tempel door de regerende autoriteiten vernietigend zouden worden. Tijdens die periode, zouden zowel visoenen als profetieën tot een einde komen.
Deze gebeurtenissen werden tijdens Christus eerste komst vervuld waarin hij aan het kruis met geweld werd afgesneden met de vernietiging van Jeruzalem en de tweede tempel kort daarop volgend (c. 33-70 AD). Dit verklaart duidelijk dat er geen andere profeet na Christus komst zou komen. Iemand die beweert een profeet te zijn na Christus mag alleen in de naam van de Heer Jezus Christus profeteren, het evangelie gepredikt door Christus en zijn apostelen bevestigend:
Daarom, zie, IK ZEND TOT U PROFETEN EN WIJZEN EN SCHRIFTGELEERDEN . Van hen zult u sommigen doden en kruisigen en van hen zult u anderen geselen in uw synagogen en vervolgen van stad tot stad. (Matteüs 23:34)
De Heer Jezus spreekt uit dat hij profeten naar het volk zal sturen. Dit bevestigt ook dat Jezus God is omdat God alleen profeten machtigt en stuurt. Dit bekrachtigt ook dat een profeet in de naam van de Heer Jezus moet spreken, de boodschap gepredikt door Christus en zijn apostelen bevestigend. Opnieuw:
En Hij (Jezus) heeft zowel apostelen ALS PROFETEN gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars , om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid van geloof en de volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom van de volheid van Christus. (Efeziërs 4:11-13)
Deze passage herhaalt het door de Heer Jezus gemaakte punt, namelijk dat het Christus is die profeten, leraren, evangelisten etc. zou sturen. Sommige van deze profeten zijn:
En in die dagen kwamen profeten van Jeruzalem te Antiochië; en één uit hen, genaamd Agabus, stond op en gaf door de Geest tekennen, dat een grote hongersnood zou komen over het gehele rijk, die dan ook gekomen is onder Claudius. En de discipelen besloten, dat elk van hen naar draagkracht iets zenden zou tot ondersteuning van de broeders, die in Judéa woonden. (Handelingen 11:27-29)
En toen wij daar verscheidene dagen bleven, kwam uit Judéa een zeker profeet, genaamd Agabus. Toen deze bij ons gekomen was, nam hij de gordel van Paulus, en zich voeten en handen blindende, zei hij: Dit zegt de Heilige Geest: De man, van wie deze gordel is, zullen de Joden te Jeruzalem zo binden en uitleveren in de handen van de heidenen. (Handelingen 21:10-11)
Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, bemoedigden en versterkten de broeders met vele woorden. (Handelingen 15:32)
Christus voorspelde:
Ik zeg u, overal waar het evangelie verkondigd zal worden, over de gehele wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van wat zij gedaan heeft. (Marcus 14:9)
Dit wordt ergens anders herhaald:
En ik zag een andere engel vliegen in het midden van de hemel en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie. (Openbaring 14:6)
Deze passages bekrachtigen dat het evangelie het middel van redding voor alle mensen en voor alle tijden is, en door de wereld geproclameerd zal worden. Iedereen die een boodschap brengt die in tegenspraak is met het evangelie geproclameerd door de Heer Jezus is niet van God. In de woorden van de apostel Paulus:
Het verbaast mij, dat u u zo snel van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, OF EEN ENGEL UIT DE HEMEL, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen u ontvangen hebt, die zij vervloekt! (Galaten 1:6-9)
Constaterend dat de engel die tot Mohammed sprak een boodschap bracht in tegenstelling met het evangelie van Christus betekent dat deze engel onder Gods eeuwige veroordeling valt. Dit betekent dat deze engel niet de engel Gabriël kon zijn geweest maar een satanische namaak. Dit moet ons niet verbazen omdat de heilige bijbel duidelijk verklaart dat Satan in staat is als een engel van het licht te vermommen om te bedriegen en te voorkomen dat mensen de ware boodschap van redding omarmen:
Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren van de gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken. (2 Korinthiërs 11:13-15)
|