EEN OLIGARCHIE VAN INFORMATICI
[11/06/2003] - Is het electronisch stemmen wel zo betrouwbaar als men altijd beweert? Wat was er mis met de oude democratische potloodjes? Onze huiscolumnist Marc Joris ging op onderzoek.
Het was alsof de duivel ermee speelde. In september 2002 liep de stemming over de nieuwe kieswetgeving in het honderd omdat de gloednieuwe computer in de Kamer het liet afweten. Toen bleef de schade beperkt tot een paar dagen uitstel, een aantal gefrustreerde parlementsleden. Maar wat zouden de gevolgen zijn geweest als zo’n fout zich had voorgedaan bij échte verkiezingen, in de computers die de stemmen registreren en tellen? In de Kamer kon iedereen de stemverrichtingen op het scherm volgen. Daar vielen de abnormaliteiten natuurlijk onmiddellijk op. Bij echte verkiezingen zouden er duizenden stemmen verloren kunnen gaan zonder dat iemand het merkte. Achteraf zou men alleen kunnen speculeren over de redenen van de onverwachte achteruitgang van partij A of de onverhoopte winst van partij B. Maar de echte reden zou misschien nooit ontdekt worden.
Computerfouten
In Waarschoot had men op 18 mei 2003 bij wijze van test een experiment met tickets uitgevoerd: bij elke electronisch uitgebrachte stem werd een ticket afgedrukt, dat daarna in een stembus werd gestopt. Zo zou het electronisch stemmen gecontroleerd kunnen worden. Die proef was niet overbodig. Bij het natellen bleek er een verschil van 55 stemmen te zijn tussen de getelde tickets en de geregistreerde stemmen op de computerschijven. Waarschoot is maar een klein stadje. In totaal werden er slechts 11 784 stemmen uitgebracht voor Kamer en Senaat samen. Als de computers in heel het land hetzelfde foutenpercentage hebben, dan zijn er alleen al op de Kamerlijsten tienduizenden stemmen verkeerd geregistreerd, en nog eens een vergelijkbaar aantal op de Senaatslijsten. Als het hier om onopzettelijke vergissingen gaat, dan moeten die verkeerd geregistreerde stemmen willekeurig verdeeld zijn over alle partijen. Niemand heeft daar dan voor- of nadeel bij. Maar als die afwijkingen voortkomen uit manipulaties door een handige programmeur, dan zou het wel eens kunnen dat die tienduizenden stemmen allemaal van dezelfde partij zijn “afgeroomd.” En dat kan wel een paar zetels verschil maken. Als U trouwens denkt dat computers geen domme fouten kunnen maken bij het tellen van stemmen, kijk dan eens op
http://www.fgov.be/pl/plb/nllb01.htm (Als deze link niet werkt, zoek dan met Google de trefwoorden “sociale verkiezingen 2000” en “Wallonië”). Daar kunt U vaststellen dat bij de sociale verkiezingen van 1995 een encoderingsfout werd gemaakt, waardoor sommige uitslagen verkeerd werden weergegeven. Alsof dat nog niet onrustwekkend genoeg is: die fout werd pas vijf jaar later ontdekt. En de meest lachwekkende blunder werd in 2000 in Veurne gemaakt: daar moesten de provincieraadsverkiezingen overgedaan worden omdat de geniale en onfeilbare programmeurs van Binnenlandse Zaken de lijst van het Vlaams Blok “vergeten” waren. Niet een paar honderd of een paar duizend stemmen, maar een volledige lijst! Bij Monty Python zouden ze zoiets niet in een scenario durven verwerken omdat het te absurd is. En niemand had dat opgemerkt tot de dag van de verkiezingen zelf. Is uw vertrouwen in de informatici van Binnenlandse Zaken toch een beetje aan het wankelen gegaan? Het heeft mij trouwens altijd verbaasd dat men in Veurne alleen de provincieraadsverkiezingen liet overdoen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen was met dezelfde computers en dezelfde programma’s gestemd en geteld, en niemand leek zich af te vragen of daar ook niet was geknoeid. Of daar misschien ook geen “vergissingen” waren gemaakt. Niemand vond het vreemd dat de CVP in Veurne tegen alle verwachtingen een grote overwinning had behaald. Maar dat zal wel weer toeval zijn geweest…
Bedrog in Brussel?
De knagende twijfel over het elektronisch stemmen dateert al van het vorige millennium. Enige maanden vóór de “moeder van alle verkiezingen” in 1999 had een prominent wetenschapper als Gerard Bodifée nog gewaarschuwd tegen mogelijk bedrog bij het registreren van de stemmen per computer. Sommige mensen hebben een atavistische achterdocht tegen alles wat met wetenschap, informatica en moderne technologie te maken heeft, maar daar kan men Bodifée niet van beschuldigen. Hij gelooft zeer sterk in de positieve aspecten van wetenschappelijke vooruitgang. Men had zijn waarschuwing tegen electorale fraude met stemcomputers dus ernstiger moeten nemen. Ik moest herhaaldelijk aan zijn artikel terugdenken toen ik in 1999 de onlogische verkiezingsuitslagen in het Brussels gewest op mijn TV-scherm zag verschijnen. De verkiezingsresultaten in Brussel vertoonden toen een verdachte discontinuïteit met die in de rest van Vlaanderen. Bijna overal elders waren zowel de VLD als de VU vooruitgegaan, maar in Brussel hadden ze verloren. Dat fenomeen is tot op heden onverklaard gebleven. Dat het toenmalige kartel SP!Aga lichtjes achteruitging was niet zo onverklaarbaar: het verlies van de SP kon misschien niet volledig gecompenseerd worden door de winst van Agalev. Het was ook vreemd dat de CVP in Brussel goed had standgehouden. Alsof er daar geen dioxinecrisis was geweest! Aten ze daar misschien alleen kaviaar en nachtegalentongetjes, maar nooit gewone kippen en eieren? Dachten de Brusselaars misschien dat zij immuun waren voor dioxine? In sommige arrondissementen had een populair CVP-kopstuk de schade nog wat beperkt, maar zo’n stemmentrekker had de CVP in Brussel niet. Alles wees erop dat de CVP in Brussel een historische afstraffing zou krijgen, minstens even erg als in de rest van Vlaanderen. Maar om onverklaarbare redenen was dat niet gebeurd. De CVP was in heel Vlaanderen achteruitgeboerd. Hetzelfde lot had haar zusterpartij PSC in Wallonië getroffen. Alleen in Brussel was de partij intact gebleven. Toevallig, puur toevallig natuurlijk, gebeurde dat in het enige arrondissement waar een overwinning van het Vlaams Blok de instellingen had kunnen blokkeren. België had desnoods kunnen overleven met een VB-meerderheid in Antwerpen, maar niet met een VB-meerderheid in de Nederlandse taalgroep in het Brussels gewest. Had de Brusselse CVP zo’n hondstrouwe kiezers? Of had ze zo’n goede programmeurs?
Bokkensprongen en leugens
Voor zover ik weet werd in Vlaanderen zelf in 1999 geen significant verschil vastgesteld tussen de arrondissementen waar met potlood en papier werd gestemd, en die waar elektronisch werd gestemd. Dat wees erop dat daar niet geknoeid was met de programma’s. Dat is een argument tegen de computercritici. Brussel was echter een ander paar mouwen. Daar waren enkele zeer verdachte voortekenen. Volgens de officiële versie moest er in Brussel op voorhand een taalkeuze gemaakt worden, omdat het zogezegd onmogelijk was zowel de Franstalige als de Nederlandstalige lijsten op één scherm te tonen. Dat was duidelijk een drogreden. Bij de verkiezingen van 1995 kwamen er in Brussel vier lijsten meer op dan in 1999, en toen kon dat wel op één scherm. De officiële versie klopt dus niet. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken had dus gelogen, en dat is een zéér sterk argument voor de computercritici. Wat was de echte reden voor die verplichte taalkeuze? Is het zo gewaagd te veronderstellen dat het programma voor de Nederlandstalige lijsten lichtjes “aangepast” werd, en voor de Franstalige lijsten niet? Als iemand een logische en eerbare verklaring vindt voor die aperte onwaarheid, dan moet hij er maar mee voor de dag komen. Ook het beate optimisme van sommige Brusselse CVP-ers vóór de verkiezingen van 1999 was een verdacht voorteken. Terwijl al hun partijgenoten maagzuur, darmkolieken en nachtmerries kregen van de naderende ondergang, straalden enkele Brusselse tsjeven van vertrouwen en optimisme. Dagen op voorhand liepen zij al met triomfantelijke glimlach rond te paraderen. En inderdaad, de CVP leed overal een smadelijke kippennederlaag… behalve in Brussel. Het was alsof die CVP-ers het op voorhand in een kristallen bol hadden gezien. Waarop was hun zorgeloze optimisme gebaseerd? Hadden zij zo’n onfeilbare telepathische gaven dat zij hart en nieren van hun kiezers konden doorgronden? Hadden zij de toekomst laten voorspellen door een begaafde zigeunerin? Of door enkele handige informatici die de Brusselse CVP hadden gegarandeerd dat het ondanks het charisma van Demol en de dioxine van de kippen goed zou aflopen.
Er zat in 1999 nog een rare bokkensprong in de verkiezingsresultaten. Het Vlaams Blok had in Brussel een grote sprong voorwaarts gemaakt, onder andere dank zij een intensieve tweetalige campagne, en dank zij de charismatische persoonlijkheid van Johan Demol, die toen een nationale beroemdheid was. Ondanks die spectaculaire stemmenwinst behaalde het Vlaams Blok niet de verhoopte blokkeringsmeerderheid binnen de Vlaamse taalgroep. Maar er zat dus een vreemde franje aan de statistieken… Hoe kon men bijvoorbeeld verklaren dat het Vlaams Blok voor de senaat – waar Demol lijstduwer was - zelfs in Schaarbeek lichtjes achteruit was gegaan? Uitgerekend in de thuisbasis van Johan Demol, en uitgerekend na de moord op Patrick Mombaerts. Overal buiten Brussel, waar de toestand veel minder erg was, had het Vlaams Blok winst geboekt, soms zelfs spectaculair. Maar juist in Schaarbeek zou de partij dan terrein verloren hebben? De grillen van de kiezer zijn dikwijls ondoorgrondelijk. Maar dit was toch zeer, zeer vreemd. Bij normale verkiezingen zou men in zo’n geval een hertelling eisen. Maar met computerverkiezingen is zo’n democratische controle natuurlijk onmogelijk.
Democratische controle
In verschillende Franstalige publicaties, onder andere Le Journal du Mardi en Ciné Revue waren al voor de “moeder van alle verkiezingen” enkele kritische artikelen gepubliceerd over de onbetrouwbaarheid van het informaticasysteem dat gebruikt wordt bij het elektronisch stemmen. De kritiek was niet afkomstig uit kringen die altijd anti-technologie zijn, maar van informaticaspecialisten als Nabil Antoun, een voormalig medewerker van Banksys en zelfs van de Franstalige Liga voor de Rechten van de Mens. Meerdere Franstalige politici gaven trouwens toe dat het systeem onbetrouwbaar was. Die kritiek dateerde van voor 13 juni, dus het was geen zure reactie van slechte verliezers die hun nederlaag op de computer willen afwentelen.
Vanuit technologisch oogpunt kan er natuurlijk geen bezwaar zijn tegen electronisch stemmen: computers kunnen ruimtetuigen naar de manen van Saturnus gidsen, en geleide bommen recht in de mond van een Afghaanse grot laten vliegen, of door een venster van een paleis van Saddam. Waarom zouden ze geen verkiezingsresultaten kunnen registreren en tellen? In principe is ook informatica controleerbaar. Programma’s kunnen nagelezen en getest worden. Bekwame en onafhankelijke informatici zouden een frauduleus programma voor het tellen en/of registreren van stemmen waarschijnlijk wel ontdekken. Bekwame mensen vinden kan hier geen probleem zijn: er zijn genoeg briljante informatici. Maar is aan de vereiste van onafhankelijkheid ook voldaan? Programmeurs die voor de Nasa werken hebben er geen belang bij dat een ruimtevlucht mislukt – hoewel er al minste één ruimtetuig is verloren gegaan door een stomme informaticafout, waardoor niet alle inches in centimeters waren omgezet… Het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt echter steeds gecontroleerd door één bepaalde politieke partij, die zelf ook aan de verkiezingen deelneemt. Zij is dus tegelijk rechter en partij. Zij werven de specialisten aan die alles moeten programmeren en controleren. Het is een typisch geval van het dilemma: “Wie bewaakt de bewakers?” De mogelijkheden voor fraude liggen dan toch voor het grijpen? Vanuit democratisch oogpunt is computerstemmen een twijfelachtige zaak. Het volstaat niet dat een handvol hoogopgeleide specialisten de kiesverrichtingen kan controleren. In een democratische staat moet iedere burger met een normale intelligentie kunnen controleren of er eerlijk werd gestemd. Anders komen we terecht in een oligarchie van programmeurs en informatici.
Hackers
Zelfs in de best beveiligde computersystemen van het heelal dringen soms hackers binnen. Sommigen neuzen alleen maar een beetje rond in supergeheime documenten, anderen laten het computerequivalent achter van graffiti als “Kilroy was here”, en er is ooit een cyberpsychopaat geweest die voor de grap de gegevens van kankerpatiënten in een kliniek veranderde, zodat een heleboel mensen verkeerde doses straling en medicatie kregen. Als zelfs het Pentagon en de Nasa zich niet efficiënt kunnen afschermen tegen hackers, hoe zou dan het armzalige Belgische Ministerie van Binnenlandse Zaken dat wel kunnen? Als een alleenstaande hacker als Red Attack kon binnendringen in de computersystemen van Skynet en de Generale, wie garandeert ons dan dat anderen niet kunnen binnendringen in de verkiezingscomputers van Binnenlandse Zaken? Hacken is niet altijd het werk van geïsoleerde amateurs. Het kan ook gebeuren in opdracht van een grote politieke partij of zelfs van het Ministerie van Binnenlandse Zaken zelf. Want zoals altijd in zo’n gevallen komt de ergste dreiging niet van buitenaf, maar van insiders. Bij bankfraude moet men de schuldige meestal ook bij het eigen personeel zoeken…
En dan hebben we het niet gehad over de mogelijkheden om virussen binnen te smokkelen. Ik denk niet dat er virussen bestaan die de verkiezingsresultaten kunnen vervalsen. Maar er zijn ongetwijfeld genoeg van die hardnekkige onderkruipseltjes die computerverkiezingen deskundig zouden kunnen saboteren.
Telbureau’s
Het is natuurlijk onaangenaam als men opgevorderd wordt om in een telbureau te zetelen. Maar zo’n telbureau is wel een bij uitstek democratische en doorzichtige instelling: het wordt gevormd door een aantal willekeurige, onafhankelijke burgers die min of meer door het lot worden uitgekozen. Ze kunnen door gewone getuigen gecontroleerd worden, en als er betwisting ontstaat kan men desnoods hertellen. Een democratischer en transparanter systeem is nauwelijks denkbaar. Waarschijnlijk daarom moest het afgeschaft worden. Het officiële argument luidt dat men slechts met de grootste moeite personeel vindt om de telbureau’s te bemannen. Inderdaad, steeds meer mensen verzinnen steeds vernuftiger smoezen om daaraan te ontsnappen. Maar met een fractie van het geld dat men nu heeft uitgegeven aan computers en software zou met alle tellers, voorzitters en bijzitters een eerlijke vergoeding kunnen uitbetalen, in plaats van de aalmoes die ze nu krijgen voor een hele zondag saai en ondankbaar papierwerk. Een betere verloning gekoppeld aan effectieve boetes voor ontduikers zou dat probleem in een handomdraai oplossen zonder de grondvesten van de democratie te ondergraven.
Democratie ondermijnd
Want laat ons nuchter zijn: dat gebeurt nu. De invoering van computerstemmen raakt het hart van de democratie. Het is voor een democratie niet alleen van levensbelang dat het registreren en tellen van de stemmen correct verloopt. Het is al evenzeer van levensbelang dat ook de gewone kiezer zijn vertrouwen in het systeem behoudt. Want op dat vertrouwen is heel de democratische consensus gebaseerd. Het is niet genoeg dat de stemprocedure eerlijk en foutloos verloopt. De overheid moet ook kunnen bewijzen dat het er eerlijk aan toe gaat. Ook voor de gewone kiezer die geen doctoraat in informatica heeft behaald. Zo’n bewijs is in het huidige systeem van computerstemmen onmogelijk. En daarom deugt het systeem niet. Het is gebaseerd op kennis die slechts toegankelijk is voor een kleine intellectuele elite. Er blijft te veel ruimte voor twijfel, er is te veel gebaseerd op goed vertrouwen en blind geloof. Dat is misschien mooi in een kerk of in een huwelijk, maar in de politiek getuigt dat van een gevaarlijke en naïeve lichtzinnigheid. Democratie is gegrondvest op een gezond wantrouwen tegenover de menselijke aard, en nog meer tegenover de overheid. Een echt democratisch systeem is niet gebaseerd op naïef vertrouwen, maar op transparantie, inzagerecht en controleerbaarheid. Al die elementen ontbreken in het huidige stelsel van electronisch stemmen.
De criciti zullen natuurlijk beweren dat ik geen enkel bewijs voor computerfraude heb aangehaald. Dat is juist. Ik heb dat ook nooit beweerd. Er zijn een aantal aanwijzingen en verdachte elementen, maar geen bewijzen. Op grond daarvan zou geen enkele rechtbank iemand veroordelen. Maar in deze context is dat de verkeerde redenering. De burger moet niet kunnen bewijzen dat er eventueel geknoeid is. Hier moet de overheid kunnen bewijzen dat het systeem waterdicht en fraudebestendig is. Of in alle geval waterdichter en fraudebestendiger dan het oude systeem met potlood en papier. En juist dat kan ze niet…
Eenvoud en potloden
Het zou al een grote sprong voorwaarts zijn als men, zoals in Waarschoot, overal met stemtickets werkte, waarbij de computer de uitgebrachte stem afdrukt op een biljetje dat daarna in een urne wordt gestoken, net zoals een gewoon papieren stembiljet. Als er dan een betwisting of een defect is, dan kan men tenminste nog natellen. En men zou na elke verkiezing in enkele tientallen gemeenten bij wijze van steekproef de tickets kunnen natellen. Dat zou de mogelijkheden van potentiële fraudeurs enorm inperken. Maar eigenlijk moet men het allemaal niet zo moeilijk maken. Laat ons terugkeren naar het oude vertrouwde systeem: papieren stembrieven en rode potloodjes. Die kunnen niet crashen en niet gehackt worden, daar kunnen geen virussen inzitten, ze werken zelfs als de electriciteit uitvalt en ook de sluwste programmeur kan er niet mee prutsen. Als er een zuurpruim klaagt over fraude kan men gewoon de jutezakken opnieuw opensnijden en alles hertellen, desnoods voor het oog van de camera, desnoods met getuigen van alle partijen erbij. Eenvoud is het kenmerk van het ware. Ook van de ware democratie.
Marc Joris