Een vierde mogelijke interpretatie is het ontstaan van complexe structuren uit eenvoudige acties. We zouden in dit voorbeeld de ‘onzichtbare hand’ van Smith kunnen vergelijken met de mythe van een ‘intelligent designer’ die complexe levensvormen ontwikkelt.
Ik zal hier even – decadent, ik weet het – mezelf copy-pasten uit een eerdere discussie.
Het is makkelijk in te zien dat een brouwer meer winst zal maken in een land van bierdrinkers dan in een land van geheelonthouders, ongeacht de kwaliteit van het bier. De voorkeuren van de klanten zijn bepalend. In een land van geheelonthouders zal de bereidheid tot betalen van de klanten onwaarschijnlijk laag zijn, indien niet eenvoudigweg gelijk aan nul; in een land van bierdrinkers zal de bereidheid tot betalen uiteraard groter zijn.
Hoeveel winst kan een brouwer dus maken in een land van geheelonthouders? Geen, hij moet immers productiefactoren inzetten en vergoeden, maar wordt geconfronteerd met een te lage bereidheid tot betalen. In het land van de bierdrinkers echter, is de bereidheid tot betalen hoger, en zodoende ook de winstmogelijkheid van de brouwer.
Het winstmechanisme leidt in dit voorbeeld tot de rationele beslissing dat de brouwer een zaak opent in het land van bierdrinkers, en niet in het land van de geheelonthouders.
Echter, in het land van de geheelonthouders ligt de bereidheid tot betalen op de markt van de frisdranken waarschijnlijk hoger; hier liggen dan weer winstmogelijkheden die er misschien niet zijn in het land van de bierdrinkers.
Het totale aanbod aan dranken in beide landen is dus uiteindelijk afhankelijk van de voorkeuren van consumenten; het aanbod volgt de vraag van de consumenten (wat op zich ook al kan beschouwd worden als de werking van de onzichtbare hand).
In het land van de bierdrinkers zijn er veel brouwers en veel cafeetjes. De cafés hebben tapinstallaties nodig, barkrukken, muziekinstallaties enzoverder. De brouwers hebben machines nodig, uitrusting om het bier te laten gisten, bierbakken, glazen flessen. Er is transport nodig om het bier tot bij de klant te krijgen. Achter de brouwers en cafébazen staat dus een hele industrie klaar die hen moet bevoorraden met al het nodige. Er zal bijvoorbeeld een onderneming zijn die de glazen flesjes produceert. Met andere woorden, doordat het land bewoond wordt door bierdrinkers, is er bijvoorbeeld een onderneming nodig die aan glasblazerij doet.
Het bevredigen van een behoefte van de consument (dorst enzoverder) zorgt ervoor dat er cafés nodig zijn, en brouwerijen, en glasblazerijen…
Door vrijwillige interacties op de vrije markt ontstaat na verloop van tijd een zeer complexe structuur met toeleveranciers die zich specialiseren op zeer specifieke stukjes van het productieproces.
Dit speelt zich niet enkel af in de bierindustrie, maar in de hele structuur van de economie. Deze is een gigantisch complex, waarin diensten en goederen geproduceerd worden. Achter elke dienst, elk product dat door een consument verbruikt wordt, schuilt een gigantisch productieproces. Zelfs achter de relatief eenvoudige dienst van een ramenwasser schuilt de onderneming die ladders maakt, de onderneming die schoonmaakproducten maakt, de onderneming die sponsen en zeemvellen maakt… Nog ingewikkelder is bijvoorbeeld het productieproces dat achter computers en auto’s schuilgaat. Honderden, duizenden mensen werken samen om deze producten af te leveren bij de consument; er is een primaire industrie die grondstoffen onttrekt, er is een verwerkende industrie die halffabrikaten maakt, er zijn ingenieurs, bandwerkers, vrachtwagenchauffeurs… bij betrokken. En nergens is er een centrale planner die al deze ondernemingen coördineert; niemand heeft bevolen dat er toeleveranciers moesten komen voor deze of gene industrie.
Het feit dat zulke complexe samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan door simpele interacties kan gezien worden als “de onzichtbare hand”.
In de biologie is er vastgesteld dat levende wezens ontzettend ingenieus ineensteken. De samenwerking tussen verschillende cellen, organen, zenuwen is zo complex dat sommigen niet kunnen geloven dat dit een resultaat is van toevallige gebeurtenissen en natuurlijke selectie. Zij schrijven deze complexe levensvormen toe aan een “intelligent designer”, die de plannen getekend heeft van het universum en al wat haar bewoont.
Er zijn natuurlijk genoeg verschillen tussen biologie en de sociale wetenschappen om deze analogie als onvolledig te beschouwen. Echter, de verwondering is er in beide gevallen wél, en in beide gevallen hebben relatief eenvoudige acties geleid tot ingenieuze, complexe situaties – hetzij levensvormen, hetzij samenlevings- en samenwerkingsverbanden.
Geen enkele consument heeft enige planning gemaakt over ladderfabrieken en glasblazerijen. De consument is uiteindelijk slechts geïnteresseerd in de diensten van de glazenwasser, en het glas om zijn bier in te schenken. Toch zijn het de handelingen van die consument – en niet van een centrale planner – die geleid hebben tot het ontstaan van ladderfabrieken en glasblazerijen.
De economische wetenschap is in staat om het ontstaan van zulke complexe organisatievormen te verklaren vanuit de individuele acties van individuen. De biologen zijn in staat – voor zover ik er iets van afken – om het bestaan van complexe levensvormen te verklaren vanuit toevallige mutaties en natuurlijke selectie. In beide gevallen is er geen “Planner” nodig… “Sire, je n’ai pas eu besoin de cette hypothèse”.
|