Wij zijn de Vlaamse zonen
Bezield met heldenmoed,
Die fier ons durven tonen
En tarten 't hels gebroed ;
Wij zullen blijven strijden,
Spijts al het woest geschreeuw
Van hen die 't goed benijden
Met Vlaanderen de Leeuw !
ZIJ ZULLEN HEM NIET TEMMEN
ZOLANG EEN VLAMING LEEFT,
ZOLANG DE LEEUW KAN KLAUWEN,
ZOLANG HIJ TANDEN HEEFT.
Wij zijn nog dapp're telgen
Van 't roemrijk voorgeslacht,
Van die vermaarde Belgen
Die zwoegden dag en nacht
Om hun miskende rechten,
Ontnomen aan 't geweld
Weêr aan hun kroon te hechten,
Lijk een Van Arteveld.
ZIJ ZULLEN HEM NIET TEMMEN
ZOLANG EEN VLAMING LEEFT,
ZOLANG DE LEEUW KAN KLAUWEN,
ZOLANG HIJ TANDEN HEEFT.
Geen Vlaming zal ooit bukken
Voor ongehoorde dwang !
En 't zal de geus niet lukken
Hem ras te maken bang
Want Vlaand'rens vrije zonen
Verfoeien slavernij
En laten zich niet hoonen,
Ver weg met dwing'landij !
ZIJ ZULLEN HEM NIET TEMMEN
ZOLANG EEN VLAMING LEEFT,
ZOLANG DE LEEUW KAN KLAUWEN,
ZOLANG HIJ TANDEN HEEFT.
Nog zal de vane wapp'ren
Met haar driekleur'ge tint
Ter ere van ons dapp'ren,
Tot heil der ziel van 't kind ;
En in heur wijde plooien,
Met breed gestikte rand,
Zal weêr de zonne glooien
Verlichten elke stand.
ZIJ ZULLEN HEM NIET TEMMEN
ZOLANG EEN VLAMING LEEFT,
ZOLANG DE LEEUW KAN KLAUWEN,
ZOLANG HIJ TANDEN HEEFT.
Vooruit ! Met kracht gestreden
Voor onzen duurb'ren pand
Voor 't heil van 't Vaderland !
Voor godsdienst en voor zeden,
Onz' leus moet immers wezen
De kenspreuk overschoon,
En nooit genoeg geprezen :
Voor Autaar en voor Troon.
