Toetreding Turkije logische stap
door Ugur Pekdemir
Eerst gold dat Turkije, net als ieder ander land, aan de economische en politieke criteria moest voldoen. Na dertig jaar in de wachtkamer gezeten te hebben werd in 1997 een douane-unie tussen Turkije en de EU gesloten. Turkije voldeed toen volledig aan de economische toelatingscriteria. Vervolgens moest worden gewerkt aan de politieke criteria. Dat leidde er toe dat in Kopenhagen in 2002 aanvullende politieke eisen werden gesteld.
Eind 2004 moet de EU onder voorzitterschap van Nederland deze eisen tegen het licht houden en uitsluitsel geven over de vraag wanneer Turkije daadwerkelijk kan toetreden.
Wat opvalt is dat, naarmate deze datum nadert, allerlei argumenten tegen toetreding uit de hoge hoed worden getoverd: kwestie Cyprus, het Koerdische en het Armeense vraagstuk, de staatsleer en nu beklemtonen enkele ministers dat het islamitische Turkije niet past in de 'Europese ‘christelijke waardengemeenschap'. Dit roept verwondering op. Het is onjuist nu pas een abstracte meetlat te construeren en daar Turkije langs te leggen. Dat is tijdens het spel de spelregels veranderen.
Er ligt eenmaal een oude verplichting uit 1961, toen in het associatieverdrag aan Turkije het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap werd beloofd. Turkije is voor het Westen een zeer betrouwbare NAVO-bondgenoot. Het vormde ten tijde van de koude oorlog een strategische buffer tegen 'het kwaad' uit het Oostblok en nu tegen het 'fundamentalistische kwaad' uit het Midden-Oosten. De goede samenwerking met Israël is hier een voorbeeld van. De laatste jaren heeft Turkije duidelijk laten zien dat het veel vooruitgang heeft geboekt op het gebied van democratisering en naleving van de rechten van de mens. Zo is o.m. de doodstraf afgeschaft en zijn de rechten van Koerden verbeterd. Dan is het wrang als Nederland, als voorvechter van de mensenrechtensituatie in de wereld nu dit issue opeens ondergeschikt maakt.
Het zou een falen in het aangezicht van de geschiedenis, als uitgerekend het islamitische land dat zich sinds jaar en dag op het Westen richt, integratie geweigerd zou worden. Turkije voldoet beter aan de criteria van Kopenhagen uit 1993 dan verscheidene van de Balkanstaten (zoals Bulgarije) waaraan toetreding in het vooruitzicht is gesteld
Europa heeft meermalen landen opgenomen die, anders dan Turkije, nauwelijks konden bogen op een levende democratische traditie: de Duitse Bondsrepubliek (na het nazisme van Hitler) , Spanje (na het fascisme van Franco) , Portugal en Griekenland (na juntaregimes). Telkenmale is gebleken dat de inlijving bij Europa de jonge, onervaren democratieën blijvend heeft gestabiliseerd. Ook is het niet zo dat de inwoners van deze ten tijde van hun toetreding deels arme landen Europa hebben overspoeld. Integendeel, door de stijging van de kans op welvaart in eigen land heeft in sommige gevallen zelfs remigratie plaatsgevonden.
De aandacht van Europa zou minder geconcentreerd moeten worden op de tekortkomingen en veel meer op de kansen die Turkije biedt: de grote markt, het economische groeipotentieel en de bedrijvigheid. Turkije is een levende getuigenis van de interactie tussen Europa en Azië. De drie wereldgodsdiensten komen in dit land samen en ze leven er samen. Turkije is bovendien qua leeftijdsopbouw een jong land terwijl de vergrijzing in de EU-samenlevingen toeneemt. Zo bezien zou zou Turkije een ideale aanvulling zijn voor de Unie. Als de Europese Unie behalve een economisch profijtelijke gemeenschap ook een waardengemeenschap wil zijn, dan moeten indertijd gesloten en geratificeerde verdragen ook nagekomen worden. Bij het sluiten van het associatieverdrag in 1961 heeft de EU in principe Turkije het lidmaatschap toegezegd. Het zou van weinig fatsoen en betrouwbaarheid getuigen daar nu op terug te komen.
zie in dat kader ook het artikel gepubliceerd in de Telegraaf, 4 maart 2004 door Uğur Pekdemir, voorzitter Tannet. zie
www.tannet.nl artikelen