Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Sjaax
Moet Europa zich een doel stellen ten aanzien van groene energie? Deze vraag zal de discussie domineren op de EU-top over klimaatverandering.
De Europese Commissie stelt voor in 2020 20% van energie consumptie te laten voorzien door groene energiebronnen, zoals wind en zonneenergie. Chirac daarentegen benadrukt het belang van kernenergie dat een geringe CO2- uitstoot veroorzaakt. Merkel stelt dat een reductie van het aandeel van fossiele energiebronnen noodzakelijk is wil Europa haar geloofwaardigheid ten aanzien van de klimaatproblematiek behouden. Een aantal nieuwe EU-staten zit meer op de lijn van Chirac door te verklaren dat het voor hen onmogelijk is om tot een verlaging CO2-uitstoot te komen met economieën die nog niet op niveau van de oude EU-staten zitten.
EU-diplomaten denken aan een compromis waarin sprake is van ‘draagkracht delen’. Als dat bereikt zou worden, dan zouden individuele verplichtingen, waarbij afspraken worden gemaakt over de lastenverdeling, worden uitgesteld en ‘technische’ criteria moeten worden ontwikkeld.
|
Wat voorgekauwd was, is ook geslikt door de regeringsleiders op de EU-top. Dat vind ik niet onbevredigend. Wellicht vindt er nu invoering van een Europese ecotax plaats. Wanneer Europa op veel groenere wijze produceert dan de rest van de wereld, dan impliceert dat een concurrentienadeel ten opzichte van de rest van de wereld. Wil Europa milieuvriendelijk produceren, wat uiteindelijk profijtelijk zou zijn voor de gehele aarde, dan moet ze die productie beschermen. De Europese producten kunnen niet zomaar op de vrije wereldhandelsmarkt concurreren, ze hebben ten opzichte van producten uit de rest van de wereld nodig dat er op die vreeemde producten een ecotax wordt geheven. Waren uit bijvoorbeeld China, die op zeer milieubelastende wijze worden geproduceerd, mogen de milieuvriendelijker Europese producten niet op unfaire wijze beconcurreren.
De vrijere wereldhandel legt de interne contradicties bloot van een geopolitiek systeem waarin gedurende vele decennia de ontwikkeling van grote delen van de wereld door postkolonialistische en socialistische dictaturen werd afgeremd en de levensstandaard in het Westen kunstmatig en buiten proportie werd verhoogd. Het is waarschijnlijk dat de toenemende handel elders in de wereld tot een snelle stijging van de levensstandaard leidt - ook daarvoor zijn er sterke aanwijzingen - maar dat hoeft niet gepaard te gaan met een stijging of zelfs handhaving van de welvaart in de Westerse wereld. De relocatie van economische bedrijvigheden (zowel in de industriële als de dienstensector) kan in het Westen leiden tot een niet alleen relatieve maar zelfs absolute daling van de levensstandaard. Het gaat hier uiteraard niet over de heel lange termijn, maar over de overgangsperiode van handelsliberalisering en de opkomst van de nieuwe markten. Op de heel lange termijn zou liberalisering moeten leiden tot wat economen een ‘evenwicht’ noemen - een situatie waaraan iedereen zich ondertussen heeft kunnen aanpassen, waarin allen die dat niet hebben gekund verdwenen zijn, en die verder alleen maar relatief kleine ‘marginale’ aanpassingen vergt. Zover zijn we echter nog niet. Voor de nu aantredende generaties staan zonder taksmaatregelen wellicht drastische aanpassingen op de agenda.