'We zouden het aan Kapitein Iglo kunnen vragen', kwam Buba er zich mee moeien. 'Hij komt er net aan, kijk maar !'
En inderdaad, daar kwam Kapitein Iglo uit de metro gestapt.
'Hey, jongens !', riep-ie enthoesiast, 'ziet es wat ik nu net uit mijn neus gehaald heb ! Daar ga ik nogal eens wa fish-sticken - of is 't sticks, gaat gij 't mij zeggen - mee kunnen vullen, zulle !'
Tussen rechterwijsvinger en rechterduim hield Kapitein Iglo een pracht van een snotpaling omhoog, wel anderhalve decimeter lang, in bijna alle pastelkleuren van de regenboog.
'Bwèèhn, gij-se viezerik', sputterden zowel Steven als Stijn, die we vanaf nu om een beetje tijd en ruimte te besparen de 'Stijven' gaan noemen.
|