7de Belgische Leugen:
Taal speelde in de middeleeuwen geen rol.
Vlaams Feit:
De taal is zeker niet de inzet of de oorzaak van de strijd tussen Vlaanderen en Frankrijk. Maar toch speelt het taalaspect een zekere rol. Het graafschap Vlaanderen anno 1302 bestaat uit twee taalgebieden: Diets-Vlaanderen (Diets = Nederland, zie ook 'Dutch') en Waals-Vlaanderen. Diets-Vlaanderen vormt zonder twijfel het economische en politieke zwaartepunt van het graafschap. Van het dertigtal steden in Vlaanderen liggen er maar drie in Waals-Vlaanderen: Rijsel (Lille), Dowaai (Douai) en Oorschie (Orchies). De taalgrens bevindt zich in de buurt van de Leie, maar was wellicht niet zo scherp afgelijnd. Ook in Waals-Vlaanderen werd soms Diets gesproken. De inwoners van Waals-Vlaanderen stuurden hun kinderen soms naar het noorden om Diets te leren. Anderzijds waren steden als Gent maar zeker Ieper en Kortrijk meer verfranst dan vandaag. De hogere burgerij sprak Frans en verfranste hun naam: Pepers werd Poivre en Van de Velde werd Deschamps, ... In de administratie vinden we zowel documenten in het Frans als in het Latijn en in het Diets. Het allereerste gekende taalprobleem dateert uit 1207, wanneer de monniken van de abdij van Anderne bij Giezene (nu: Andres bij Guines in Frans-Vlaanderen) klagen dat hun prior een Fransman is die geen Diets begrijpt. In 1208 wordt deze man dan ook vervangen door 'de Vlaming Willem'. Er zijn opnieuw taalklachten in 1289, wanneer de Franse koning de rechtbanken in Vlaanderen verplicht om het Frans te gebruiken. Het volgende jaar wordt deze verplichting dan ook versoepeld. Met de Franse bezetting (1297-1302) zien we een duidelijke toename van Franse documenten in het bestuur. Die evolutie stopt plots bij de bevrijding in 1302: dan zien we veel meer Dietse akten opduiken. Dit heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat de nieuwe bestuurders (deels afkomstig uit de ambachten) geen Frans of Latijn kennen. Tijdens de Vlaams-Franse oorlog drukken de Vlamingen bij de paus hun ongenoegen uit over het feit dat ze kerkelijk bestuurd worden vanuit Franstalige bisschopszetels. Dat leidt tot problemen, want een groot deel van de gelovigen begrijpt de Franstalige onderrichtingen niet. De Vlamingen vragen dan ook een eigen, Vlaamse bisschopszetel. De paus gaat evenwel niet in op dit verzoek. Het is overigens rond deze periode dat de Brabantse dichter Jan van Heelu een Rijmkroniek opdraagt aan de Engelse echtgenote van hertog Jan II. Hij schrijft het gedicht met de bedoeling dat de edele dame de volkstaal zou aanleren: "daer si dietsch in leeren moghe". Misschien moet er eens iemand een gedicht schrijven voor Fabiola, Paola of Mathilde ...
|