Mijn overgrootvader heeft nog in de Kolyma gezeten (kamp nabij stad met zelfde naam, in de meer onbewoonbare streken van Siberie).
Reden: Duitse afkomst.
Verloop: in de zoutmijnen waren de mensen levend aan het rotten. Je kon iemand in zijn been porren en met je vinger aan zijn bot zitten omdat de gangreen alles aantastte. Van eten was er niet echt sprake. Soms gingen de gevangenen in de nacht naar een wei in de buurt, om daar de hals van een koe open te snijden met hun nagel, en het bloed te drinken...
Het Goelag-archipel van Solzjenitsin illustreert nog de betere werkomstandigheden.
Wie nadien vrijkwam kreeg geen compensatie, geen nieuwe kans, zelfs geen verontschuldiging. Er zijn nog steeds mensen in leven die het een stuk harder hebben gehad dan de bewoners van Auschwitz en Buchenwald, maar geen rotte roebel hebben gezien...
|