IEDEREEN ZELFSTANDIG ?
De laatste jaren is er in het socio-economisch onderzoek meer aandacht voor het zogenaamde ‘procedurale nut’ (‘procedural utility’): mensen hechten niet alleen waarde aan de feitelijke opbrengst van een activiteit (‘outcome utility’) maar dus ook aan de wijze waarop de opbrengst werd bekomen. Een belangrijk voorbeeld van ‘procedural utility’ is de democratie: mensen zijn ceteris paribus meer tevreden in een samenleving waarin ze directer aan het wetgevend werk kunnen deelnemen.
http://www.iew.unizh.ch/wp/iewwp129.pdf
Recent onderzoek wijst uit dat zelfstandigheid een belangrijke bron is van ‘proceduraal nut’. Mensen werken liever zelfstandig. Ik gebruik hier het recent onderzoek van Frey en Benz om één en ander te schetsen. Hun studie kan gevonden worden op het internet:
http://www.iew.unizh.ch/wp/iewwp135.pdf
Uit het onderzoek blijkt, dat zelfstandig werkende mensen een hogere graad van ‘job satisfaction’ vertonen dan mensen, die werken in hiërarchisch verband. Er zijn drie Europese landen, namelijk Groot-Brittanië, Duitsland en Zwitserland, waar men over voldoende gegevens beschikt om één en ander na te gaan, en ze geven alle drie hetzelfde resultaat. Als je rekening houdt met factoren als inkomen, aantal werkuren, leeftijd enz. blijkt dat mensen die zelfstandig werken meer tevreden zijn met hun werksituatie. De waarnemingen zijn consistent en robust. Men ziet bijvoorbeeld de tevredenheid toenemen, wanneer mensen uit een hiërarchische werksituatie stappen en zelfstandig worden, en omgekeerd de werktevredenheid afnemen, wanneer de werksituatie in omgekeerde zin verandert. Bijzonder interessant zijn de gegevens uit het voormalige Oost-Duitsland. De werktevredenheid was daar gemiddeld dezelfde als in West-Duitsland, maar het communistische regime liet veel minder zelfstandigen toe. Na de ‘Wende’ nam het aantal zelfstandigen snel toe, en de werktevredenheid van de betrokkenen steeg evenzeer. Tegelijk daalde ze bij de Oost-Duitsers die in hiërarchisch verband bleven werken, vermoedelijk door de toenemende stress in de bedrijven en de stijgende werkloosheid.
Het blijkt dat een hiërarchisch werkverband als negatief wordt ervaren. De grootte van het bedrijf kan gelden als een maat voor de omvang van de hiërarchie, en men ziet dat mensen in kleinere bedrijven ceteris paribus meer tevreden zijn dan mensen die werken in grotere bedrijven (de ontevredenheid piekt bij een bedrijfsomvang tussen 200 en 500 medewerkers en neemt bij nog grotere bedirjven weer lichtjes af). Niettemin vormt zelfstandigheid niet zomaar het eindpunt van de hiërarchie-schaal. Mensen die zelfstandig werken zijn tevredener dan mensen die in hiërarchisch verband werken in bedrijfjes van dezelfde omvang. Onafhankelijk of zelfstandig zijn in economisch opzicht op zich een waarde of bron van tevredenheid. En deze grotere tevredenheid, zo blijkt het onderzoek, ontstaat niet doordat de zelfstandige grotere jobzekerheid heeft, om minder werkbelasting. Het is de mogelijkheid om zelf initiatief te nemen, de kernkarakteristiek van zelfstandigheid, die de werktevredenheid doet toenemen.
Toch is zelfstandigheid in onze Europese samenleving geen vanzelfsprekendheid. Ongeveer één tiende van de werkende bevolking in de West-Europese landen is zelfstandig. Uit onderzoek blijkt dat een veel groter aantal mensen eigenlijk zelfstandig zouden willen zijn. In vele landen zijn de bureaucratische drempels hoog en is krediet voor zelfstandigen vrij moeilijk te krijgen.
Ons systeem is gebaseerd op een ‘arbeidsmarkt’ waarop de mensen geacht worden hun arbeidstijd te verkopen. Op deze arbeidsmarkt heerst een scherpe concurrentie, omdat er een werklozenreserve present is. Indien die reserve daalt, organiseert de maatschappelijke elite immigratie of arbeidsduurverlening om de druk op de arbeidstijdverkopers op te drijven.
In een menswaardige economie zouden mensen als zelfstandigen moeten kunnen opereren. Dat kan indien mensen zelfstandige ondernemers zijn en bedrijven het karakter aannemen van conctractuele verbanden tussen zelfstandige ondernemers.
Momenteel wordt de ondergeschiktheid in de hiërarchie in stand gehouden door de werkloosheidsdreiging. De ‘werknemer’ en de ‘werkgever’ (rare termen, want eigenlijk is het de ‘werknemer’ die zijn werkt geeft aan de ‘werkgever’) zijn geen gelijke contractuele partijen, omdat eerstgenoemde zijn werktijd heeft verkocht aan laatstgenoemde, en in vele gevallen het verkoopscontract niet kan beëindigen doordat hij dreigt zonder inkomen te vallen. Die dreiging wordt in stand gehouden door het voorhanden zijn van een werklozenreserve.
Men zou door de volgende maatregelen iedereen een reëel zelfstandigenstatuut kunnen toekennen.
1. Jonge mensen krijgen een startkrediet op basis van verworven vaardigheden. Vanaf 14 jaar zouden de gezinnen waarin het lerende kind opgroeit een leerkrediet moeten krijgen. Het behalen van een middelbaar diploma zou 30.000 euro moeten waard zijn. Dit krediet komt overeen met de subsidies die nu naar een middelbare school gaan per kind, dat zes jaar middelbare school doorloopt. Wie gewoon naar school gaat, betaalt met het krediet de school. Wie zelf leert, steekt het verschil op zak. Vanaf 18 jaar moet het krediet op rekening staan van de jongere zelf. Bij hogere studies wordt het krediet verhoogd met het bedrag van één studiejaar. Wie een jaar dubbelt, soupeert dit krediet op. Wie niet dubbelt, krijgt het bedrag op zijn starterskrediet-rekening.
Door dit soort maatregelen wordt efficiënt leren aangemoedigd. Wie efficiënt leert (dwz maatschappelijk nuttige vaardigheden verwerft) bouwt een starterskrediet op.
2. de staat wordt opgevat, niet als ‘overheid’, maar als gemenebest van autonome individuen. Iedere burger treedt bij de volwassenheid plechtig toe tot het gemenebest van de rechtsstaat. Hij engageert zich om naar best vermogen en inzicht mee goede wetten te maken (wat natuurlijk impliceert dat de democratie wordt ingevoerd, via het bindend referendum op volksinitiatief) en de gemaakte wetten na te leven. Het gemenebest erkent de toetredende burger als volwaardig individu, met recht op volledige vrije meningsuiting, op wetgevend en economisch initiatief, en op arbeid en op fysiek bestaan. De burger treedt ook toe tot het werkverzekeringsstelsel (zie hieronder).
3. Recht op zorgarbeid wordt verzekerd via het universeel, individueel en onvoorwaardelijk basisinkomen. In geval van gevangenisstraf wordt het basisinkomen echter aangesproken om de gevangeniskosten te dekken. De hoogte van het basisinkomen wordt langs direct-democratische weg vastgelegd. Recht op alloceerbare arbeid wordt gerealiseerd via de oprichting van draaischijfbedrijven. Deze worden gefinancierd door de economische actoren. De burger betaalt voor deze draaischijfbedrijven een verzekeringspremie. Indien hij niet direct alloceerbaar werk vindt, kan hij bij het draaischijfbedrijf terecht. Ook indien een burger in een gegeven werkverband ongelukkig is, kan hij daaruit stappen en terugkeren naar het draaischijfbedrijf om naar een ander werkverband uit te kijken. Op het draaischijfbedrijf werk je voltijds, tegen een laag maar leefbaar loon dat bovenop je basisinkomen komt. Je organiseert op het draaischijfbedrijf je sollicitaties voor nieuwe werkverbanden, leert er eventueel nieuwe vaardigheden aan, en je kan er ook meewerken aan tijdelijk opgezette hulpacties. Je verzekeringspremie evolueert met de tijd dat je op het draaischijfbedrijf beroep doet (cfr autoverzekering). Werklozensteun wordt afgeschaft.
4. De breedte van de loonvorken wordt direct-democratisch bepaald.
Het onderscheid tussen werknemers, werkgevers en zelfstandigen wordt afgeschaft. Iedereen krijgt een zelfstandigenstatuut, en bedrijven en administraties nemen de vorm aan van contractuele samenwerkingsverbanden tussen zelfstandigen.