Eur. Commissievoorzitter
Geregistreerd: 18 november 2007
Locatie: 2100 Meneghem
Berichten: 9.288
|
De ultieme armoedediscussie
Daklozen, mensen die moeten bedelen om aan eten te geraken: het is geen beeld van derde wereldlanden meer, maar integendeel een dagelijkse zaak in onze grotere steden. We orden om onze oren geslagen met theoretische beschouingen, cijfermateriaal over diverse "poten" van pensioenen, minimumlonen, leeflonen en projecten om deze diverse zaken bovendien tot "welvaartvastheid" te verheffen. Wat staat er inmiddels op de programma's van diverse politieke partijen en "middelveldorganisaties" ?
& Vermits we ons ook mogen verheugen oip de aanezigheid van onze mede-grootnederlandse buren : hoe is de situatie in het rijk van de Oranje's ?
Om de spits af te bijten, ziehier het officiële ABVV programma :
Van inkomensgarantie naar leefbaarheidsgarantie p. 1/6
1 oktober 2007
Van inkomensgarantie
Naar leefbaarheidsgarantie
1. De huidige situatie
België is een land waar anno 2007 de rijken rijker worden en de armen armer.
meer mensen moeten beroep doen op het OCMW en het leefloon
meer mensen maken schulden door kredietopeningen
meer mensen moeten beroep doen op de voedselbanken
meer mensen kunnen hun energie-rekening niet betalen
meer mensen hebben problemen om de huur regelmatig te betalen
de inkomensongelijkheid neemt toe
Alles bijeen leven in ons land 13 % van de mensen in armoede. Deze en andere gegevens
ondersteunen statistieken waaruit blijkt dat België inzake sociale bescherming gedegradeerd
is tot een middelmatige leerling in Europa.
De armoede is ook niet gelijkmatig verdeeld: bepaalde groepen in onze samenleving
hebben een verhoogd risico. Naast vrouwen, alleenstaanden en personen van nieteuropese
afkomst betreft het de senioren. Zo’n 23 % of nagenoeg 1 op 4 onder hen leeft
in armoede of komt erin terecht bij de minste tegenslag.
Ook voor senioren die niet in armoede leven is er een probleem. De welvaartstaart wordt
steeds groter, maar alleen de bevolkingsgroep die het grootste aantal jaren mee in het
sociaal zekerheidssysteem geïnvesteerd heeft krijgt niets.
Daar waar mensen in de leeftijdscategorie 25 – 49 jaar hun welvaart de voorbije tien jaar
met 13 % zagen toenemen, was dat voor de 50 tot 64-jarigen beperkt tot 8 % en voor
de 65-plussers helemaal niets.
De conclusie is duidelijk: het tij moet gekeerd worden.
Als we langer leven, dan mag dat niet gedegradeerd worden tot overleven.
Van inkomensgarantie naar leefbaarheidsgarantie p. 2/6
2. De vereiste aanpak
Armoede is een complex probleem. Je lost het niet op door de laagste pensioenen met
twee procent te verhogen. Een degelijke aanpak bestaat uit zes componenten:
1. Meersporige aanpak.
Bij armoede gaat het om diverse problemen die elkaar versterken: wie geen goede scholing
achter de rug heeft vindt moeilijk werk; wie moeilijk werk vindt heeft een gering inkomen;
wie een gering inkomen heeft moet het stellen met weinig comfortabele huisvesting
die tegelijk ook duur is in energieverbruik, … Het leidt uiteindelijk tot gepensioneerden
met een klein pensioen en een hoge huurlast die beknibbelen op gezondheidszorgen
…
Een meersporige aanpak is vanzelf ook een langdurige aanpak. Als vandaag iedereen
afstudeert met een diploma dat toeleidt naar een stevige tewerkstelling, dan schakel je
de meeste armoede uit tegen… 2050.
2. Lange termijn aanpak
Naast de langdurige aanpak pleiten we ook voor een lange termijn aanpak: beleid moet
niet afgestemd zijn op een goede score bij de volgende verkiezingen, maar op de vraag
of de kleinkindgeneratie niet zal opgezadeld worden met problemen die de huidige beleidsvoerders
gecreëerd hebben.
Een goed seniorenbeleid is een kleinkindvriendelijk beleid.
3. Preventieve aanpak
Het principe “voorkomen is beter dan genezen” geldt ook in zake armoede. Niet door
ethisch onverantwoorde twijfel en onrust te zaaien over de toekomstige betaalbaarheid
van de pensioenen, maar door de mensen inzicht te verschaffen over de keuzes die een
armoede-vrije oude dag garanderen.
4. Geïntegreerde aanpak
De middelen zijn beperkt. Losse flodders die links en rechts een voordeeltje bieden zijn
dan ook uit den boze. We denken aan een benadering waarbij elk beleidsniveau – van
gemeentelijk tot Europees – inspeelt op een in elkaar passend raderwerk van maatregelen.
Geïntegreerde aanpak betekent ook dat we erover moeten waken dat het ene niveau de
verworvenheden van het andere niveau niet vernietigt: Europa mag bvb. geen richtlijnen
uitvaardigen die de verworvenheid van ons repartitiestelsel op de helling zet.
5. Wetenschappelijk onderbouwde aanpak
Wetenschappelijk onderbouwde gegevens over armoede en leefbaarheid bij senioren zijn
slechts in heel beperkte mate aanwezig. Op dat vlak is dan ook dringend nood aan begrijpelijke
gegevens die beleidsmakers en belangenbehartigers toelaten om – met kennis
van zaken – in onderling overleg prioriteiten te bepalen en een realistische planning op te
stellen.
6. Door de basis gedragen aanpak
Participatie is niet voldoende. We denken ook aan een interactief beleid waarbij de overheid
en de belangenbehartigers van de senioren elkaar wederzijds beïnvloeden en op
elkaar inwerken. Ouderen worden hierbij beschouwd als co-producenten van het beleid,
als ervaringsdeskundigen, als bron van informatie en als klankbord voor eventuele bijsturing.
In onze steeds complexer wordende maatschappij kan je immers alleen maar een doelmatig
beleid uittekenen wanneer gebruik gemaakt wordt van de creativiteit en de talenten
van alle mensen die over kennis en vaardigheden beschikken die relevant zijn voor
de oplossing van een probleem.
Van inkomensgarantie naar leefbaarheidsgarantie p. 3/6
3. Concrete eisen
Met nagenoeg 1 oudere op vier die in armoede leeft of moet balanceren op de grens van
het leefbare, zijn er een aantal in het oog springende pijnpunten die dringend om een
passende oplossing vragen.
1. Maximum toegelaten aantal armen.
Niemand in ons land mag in armoede te leven. Dit geldt ook voor mensen die om een of
andere reden geen rechten opgebouwd hebben in de sociale zekerheid. Zij moeten kunnen
terugvallen op een bijstandsregeling die een inkomensgarantie biedt welke boven de
armoedegrens ligt.
2. Bijstandsregeling
De bijstand die bij het ontbreken van een voldoende pensioen uitgekeerd wordt, kan
best gekoppeld worden aan de evolutie van het gewaarborgd interprofessioneel minimumloon.
Wij denken concreet aan een bijstand van 44,44 procent van dit minimumloon voor de
samenwonende bijstandstrekker en 66,66 procent van het minimumloon voor de alleenwonende
bijstandstrekker. (1)
3 Leefbaarheid
Onder leefbaarheid verstaan wij iets anders dan leven op de rand van de armoedegrens.
Leefbaarheid betekent over de mogelijkheid beschikken om – ministens minimaal – deel
te nemen aan alle aspecten van het maatschappelijk leven. Het minimum-pensioen moet
de minimum leefbaarheid waarborgen voor iedereen die de nodige afdrachten deed in de
leeftijdsfase 15 – 64 jaar.
Bij wijze van voorbeeld:
Eens een cadeautje kopen voor de meest nabije mensen, een uitstap maken met de
plaatselijke vereniging, vrienden ontvangen, over internet beschikken, kunnen instaan
voor de nodige medische zorgen, dagelijks drie normale maaltijden bekostigen, zichzelf
sporadisch eens verwennen, telefonische bereikbaarheid, … horen tot de algemeen
gangbare elementen van het huidige maatschappelijk leven bij ons, en moeten dus minstens
onder minimale vorm kunnen.
De consequentie is dat veel pensioenen – zelfs van mensen die ruim meer dan 45 jaar
werkten – te laag zijn. De verworvenheid van “langer leven” mag niet gedegradeerd
worden tot “overleven”.
1 Volgens de Europese armoedelijn leefde in 2004 ruim 15% van de Belgische bevolking
in armoede of bestaansonzekerheid. Bij die Europese armoedelijn beschouwt men als
arm al wie minder heeft dan 60% van het nationale mediane gestandaardiseerde beschikbare
inkomen. Dit is momenteel € 777. Dit is te weinig voor een alleenwonende.
Vandaar dat wij opteren voor een iets hoger bedrag, dat verbonden kan zijn aan een vaste
verhouding met het gewaarborgd interprofessioneel minimumloon.
Vandaag is dat € 1234. Aldus komen wij tot:
Inkomensgarantie samenwonende = 44,44 % = € 548,39
Inkomensgarantie alleenwonende = 66,66 % = € 811,33
Van inkomensgarantie naar leefbaarheidsgarantie p. 4/6
4. De nulde pensioenpijler
Omdat de prijzen van de huizen jaar na jaar sneller stijgen dan de lonen, is de realisatie
van een eigen woning – de nulde pensioenpijler - voor steeds meer jonge mensen onbereikbaar.
Leningen op 20 jaar worden stilaan vervangen door leningen op 30 jaar. Straks
evolueren we naar toestanden zoals in Japan, waar de aankoop van een huis over meerdere
generaties gespreid wordt. Ook hier moet dringend het tij gekeerd worden, zodat
het aantal mensen dat in staat is om een eigen woning te verwerven boven de 70 %
blijft.
5. De eerste pensioenpijler
De eerste pensioenpijler - het wettelijk pensioen - moet voldoende ruim zijn om de mensen
toe te laten minimaal deel de nemen aan alle aspecten van het maatschappelijk leven.
Deze eerste pijler is dan ook de basispijler. Pas wanneer deze basis voldoende degelijk
uitgebouwd is, is er ruimte om met overheidsmiddelen te investeren in andere pijlers.
Anders gezegd: aspecten van het maatschappelijk leven die in de sfeer van de leefbaarheid
zitten mogen niet afgewenteld worden op andere pijlers.
Wij pleiten ervoor om de eerste pijler – zowel inzake minimum als inzake maximum via
een vast percentage te linken aan het gewaarborgd interprofessioneel minimumloon.
6. De maximum-pensioenen
Tot de garanties om de minimum-pensioenen te behouden, hoort een politiek waarbij het
ook voor mensen die meer afgedragen hebben interessant blijft om het systeem mee te
helpen dragen. Er moet gestreefd worden naar een evenwicht tussen solidariteit en verzekering.
En dat is er momenteel niet.
7. De tweede pensioenpijler
Een tweede pijler omvat de groepsverzekering. Omdat de leefbaarheidsgarantie al vervat
moet zitten in de eerste pijler, en omdat niet iedereen toegang heeft en zal hebben tot
de tweede pijler, kan deze alleen maar een supplementaire functie hebben. Een extraatje
dat het basiscomfort van de eerste pijler aanvult.
8. De derde pensioenpijler
De derde pensioenpijler omvat het individueel sparen. Deze pijler is in de praktijk alleen
maar toegankelijk voor de beperkte groep mensen die “het zich kunnen permitteren”.
Vandaar dat ook deze pijler niet aangewend kan worden om in te staan voor het basiscomfort:
dat moet voorzien worden door de eerste pijler.
Ook voor deze pijler geldt bijgevolg dat deze alleen maar een supplementaire functie kan
hebben. Een extraatje dat het basiscomfort van de eerste pijler aanvult.
Wij bepleiten een transfer van de middelen die aangewend worden voor de derde pensioenpijler
naar het optrekken van de maximumpensioenen in de eerste pijler.
9. Welvaartsvastheid van de pensioenen
Onze definitie van “leefbaarheid” die inhoudt dat men met het minimumpensioen minimaal
moet kunnen meedoen met alle aspecten van het maatschappelijk leven, houdt in
dat pensioenen welvaartsvast moeten zijn. Deze welvaartsvastheid moet automatisch
toegekend worden, teneinde de gevoelens van angst en onzekerheid bij nieuwe gepensioneerden
te voorkomen.
Van inkomensgarantie naar leefbaarheidsgarantie p. 5/6
10 Sociale correctie bij de oudste pensioenen
De tijd loopt. Ook en vooral voor de mensen met de oudste pensioenen. De achterstand
die de mensen opgelopen hebben sedert 1993 moet dan ook weggewerkt worden binnen
de huidige legislatuur.
11. Minimumpensioen
De minimumpensioenen die toegekend worden na een volledige loopbaan liggen te laag.
Een minimumpensioen moet gekoppeld zijn aan een bedrag beneden hetwelk volgens de
wetgever niet te leven valt: deze van het loonbeslag. Momenteel bedraagt dit € 928.
12. Toekenning van het pensioenrecht
Pensioenen worden berekend op het aantal jaar dat er gewerkt werd. Een volledig pensioen
vereist hierbij een loopbaan van 45 jaar.
In de praktijk is het gemiddeld aantal gewerkte jaren voor mannen (in 2000) maar 36,6
jaar en voor vrouwen is dat nog lager. Van daaruit zijn gelijkgestelde periodes heel belangrijk.
Wij pleiten dan ook voor een aantal wijzigingen:
- Mensen die zorgtaken op zich genomen hebben, en daardoor een loon gederfd hebben,
hebben prestaties geleverd die ondermeer voor de overheid kostenbesparend waren: van
minder kinderkribbes tot minder bedden in de rusthuizen of de gehandicaptensector. Het
vermijden van overheidsuitgaven is even waardevol als het bezorgen van overheidsinkomsten.
Een passende waardering onder de vorm van gelijkgestelde dagen dringt zich
hier dan ook op.
- Mensen die deeltijds werkten om aan de werkloosheid te ontsnappen, moeten eveneens
vlotte toegang tot het minimumpensioen hebben. Voor elk jaar waarin men minimum
156 gewerkte - of gelijkgestelde dagen - kan aantonen heeft men dan ook recht op 1/45
of 1/44 van het minimumpensioen. Voor elk jaar waarin men dit minimum niet behaalde
krijgt men 1/45 of 1/44 van de inkomensgarantie.
13. Pensioenbewuste werkenden
Weinig werkenden hebben zicht op de omvang van hun later pensioen. Jonge vrouwen
onderbreken hun loopbaan op een manier die geen gelijkgestelde dagen voor het pensioen
oplevert. Banken zaaien een mengsel van angst en onzekerheid waarmee zij klanten
oogsten die een vierde pensioenspijler opbouwen.
Hier tegenover moet duidelijke en juiste informatie staan, die de mensen toelaat om voor
zichzelf de juiste keuze te maken.
De automatische raming van het pensioen die de mensen op 55 jaar in de bus krijgen, is
een zeer goed voorbeeld van een doeltreffende maatregel.
14. Voldoende sociale huur- en koopwoningen
Slechts 6 procent van de huurwoningen zijn sociale woningen. Het betekent dat 94 procent
van de huurders terecht komen op de privé-verhuurmarkt. Dit brengt met zich mee
dat de huurprijzen de pan uitswingen. Veel huurders betalen vandaag aan huur evenveel,
als het bedrag dat hun ouders veertig jaar geleden betaalden om een huis af te betalen.
Er is dus een ambitieus plan nodig om het aantal sociale woningen drastisch op te drijven.
Vooral van de gemeenten die in het verleden het minst inspanningen deden mogen
we een “inhaalbeweging” verwachten. En de plannen moeten niet alleen groot zijn qua
aantal huizen maar ook kort in termijn.
Ook moet er werk gemaakt worden van de renovatie van oude sociale woningen.
Prijzen van gronden kunnen dalen, wanneer de gemeente leegstand met speculatieve
doeleinden belast.
Van inkomensgarantie naar leefbaarheidsgarantie p. 6/6
15. Een maximumfactuur voor de huur
Het zullen de mensen met de minste middelen en de minste macht zijn, die het meest
geconfronteerd worden met huurprijzen die boven de 30 procent van hun inkomen uitkomen.
Zij vormen de gemakkelijkste prooi voor krottenverhuurders en huisjesmelkers.
Voor deze mensen is een huursubsidie nodig die gekoppeld is aan door de overheid gecontroleerde
“kwaliteitsnormen”. Aldus kunnen zij betaalbaar wonen met een gegarandeerd
minimaal comfort.
16. Automatische toekenning van rechten
Heel wat mensen kennen hun rechten niet of ze weten niet hoe ze er aanspraak kunnen
op maken. Vooral arme senioren vinden hun weg niet in de berg aan informatie en administratie
die ze moeten doorworstelen om te krijgen wat hen toekomt. Vandaar dat die
rechten automatisch moeten toegekend worden.
17. Hogere koopkracht door consumentenbescherming
De energiemarkt werd in de voorbije jaren geliberaliseerd. Vanuit de bril van de consument
betekent dit dat de energierekening gestegen is. Het enige wat duidelijk is, is dat
de toestand voor de doorsnee consument – en voor sociaal kwetsbare senioren in het
bijzonder – veel onduidelijker geworden is. Ondertussen zijn er mensen die schulden opgebouwd
hebben bij meerdere leveranciers. Het aantal budgetmeters stijgt. Klanten die
hun kaart niet kunnen opladen vallen volledig zonder stroom.
Vergelijkbare toestanden en problemen heb je bij de kabel, de GSM, enz. …
Passende maatregelen moeten dergelijke scenario’s onmogelijk maken. Wetgevend werk
moet ervoor zorgen dat leveranciers op een begrijpelijke, eerlijke, vergelijkbare en doorzichtige
manier informatie verschaffen, zodat de ouderen met kennis van zaken hun keuzes
kunnen maken.
18. Fiscale premie tegenover fiscale aftrek
Van het plaatsen van zonnepanelen tot het aankopen van dienstencheques: het levert
fiscale aftrek op. Maar als je inkomen zo gering is dat je niet eens belastingen hoeft te
betalen, dan kan je van zo’n aftrek niet genieten. De arme bejaarde die een klusjesman
nodig heeft, omdat hij het zelf niet meer kan, zal meer betalen dan zijn rijke gebuur die
zo’n klusje wel zelf kan uitvoeren, maar via de dienstencheque “tijd voor zichzelf” koopt.
19. Alleenwonenden.
Alleenwonenden, hebben het moeilijker vanwege het feit dat zij alleen moeten instaan
voor alle vaste kosten. Een speciale tegemoetkoming of premie kan dit probleem beperken.
Ook als 1 partner in een rusthuis verblijft moet de financiële leefbaarheid van de thuisblijver
gegarandeerd zijn.
20. Maatschappelijke dienstverlening
De OCMW’s moeten in alle gemeenten een gelijkwaardige dienstverlening verzorgen. Zij
moeten hiervoor voldoende middelen van de federale overheid ontvangen.
Elke gemeente moet ook over een sociaal huis beschikken dat door elke inwoner gekend
is als de plaats waar hij passende en begrijpelijke informatie ontvangt, welke toelaat om
een volgende stap te zetten bij het afhandelen van zijn problemen.
--==ooOoo==--
__________________
Tempo toleras
sed vero aperas
|