Het gaat om een concept dat niet volledig is gedefineerd, en verandert. Ruwweg gaat het debat erover waarom, hoe en welke publieke diensten een uitzondering moeten krijgen op de Europese competitieregelgeving. Bv. als je een postdienst als service of general interest definieert, dan kan je motiveren dat de post geen pure marktdienst mag zijn, en kan je bv, het openhouden van kleine postkantoren subsidieren. Of het kan gaan over het voorzien van openbaar vervoer in een plattelandsregio. Als je bepaalt dat dit pure marktdiensten zijn onderworpen aan de competitieregelgeving, dan zullen onrendabele onderdelen van deze diensten ten onder gaan (nutsbedrijven edm zullen dan enkel de heel rendabele diensten leveren, en niet de andere). Aan de andere kant wil je de bescherming van die diensten ook niet te breed maken, om te vermijden dat lidstaten hun markt volledig afschermen en bepaalde inefficiente staatsmonopolies beschermen. Het is een vrij uitgebreid debat met onder andere economisten, juristen, bestuurskundigen enz. Het gevolg is dat het meeste materiaal technisch is, of geproduceert door vakbonden en collectieve dienstverleners, of door de nutsbedrijven zelf (die uiteraard hun redenen hebben). Ik kan er nog heel wat over schrijven, maar ik kan dat hier helaas niet doen door tijdsgebrek
Het European Institute of Public Administration (EIPA.nl) heeft daar een goed rapport over: A new space for public administrations and services of general interest in an enlarged Union. Study intended for the Ministers responsible for Public
Administration of the Member States of the European Union
En ook ons eigenste CRISP: Van den Abeele, E. (2005). Les services d'intérêt général: État du débat européen. Courrier Hebdomadaire Du CRISP, (1901-1902), 5-72.
|