Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Rob Roy
De promotoren van het "spookcompromis van 1962" zijn naar andere draden verhuisd zie ik. We gaan dus geen bewijs voor hun propagandistische leugens krijgen. Jammer...
|
Dan maar het mes eens ronddraaien in de wonde:
volgend uittreksel uit een thesis:
De politieke partijen en de taalwetgeving
Een argumentatieanalyse van de Kamerdebatten
(1873-1963)
Maarten Van Ginderachter
Op 6 juni presenteerde premier Lefèvre zijn nieuwe voorstel[2348]: zes Vlaamse randgemeenten werden bij de agglomeratie gevoegd.[2349] Om de Vlamingen ter wille te zijn,
werd de territoriale homogeniteit van Vlaams-Brabant versterkt door de oprichting van een eentalig arrondissement Halle-Vilvoorde zonder faciliteitengemeenten, werd er een regeringscommissaris voor Brussel benoemd en werd het Vlaamse bedrijfsleven vernederlandst. Van dit voorstel begon op 27 juni 1963 de Kamerbespreking. In de Vlaamse CVP dreigde echter muiterij en het werd afgevoerd.
Jan Verroken gooide het in een poging om de patstelling te doorbreken over een andere boeg. Vlaanderen zou de randgemeenten krijgen in ruil voor grenscorrecties: Franstalige delen van Kraainem en Linkebeek zouden overgeheveld worden naar de Brusselse agglomeratie. Vanden Boeynants (Brussel), de voorzitter van de CVP-PSC, beducht als hij was voor een regeringscrisis en een breuk binnen zijn partij en met de hete adem van de Brusselse grondeigenaars en vastgoedmaatschappijen in zijn nek, kon enkel weigeren. Hij bereikte binnen de CVP-PSC een akkoord over een regime, dat drie jaar zou proefdraaien, met slechts zes faciliteitengemeenten,
een uitsluitend Nederlandstalig arrondissement Halle-Vilvoorde en een vice-gouverneur belast met de taalcontrole. De BSP duldde echter geen voorlopige oplossingen meer. Geconfonteerd met het uitzicht van eindeloze onderhandelingen, zag Lefèvre zich op 2 juli 1963 verplicht het ontslag van zijn regering aan te bieden. De koning weigerde het.
Een topberaad van de regeringspartijen op Hertoginnedal bracht uiteindelijk de oplossing (in de lijn van VDB’s voorstel).[2350] Er kwamen zes faciliteitengemeenten die een apart administratief arrondissement zouden vormen. Over het taalgebied waartoe ze behoorden en over de duur van de faciliteiten bleef men vaag.[2351] In Drogenbos, Kraainem, Linkebeek en Wemmel moesten de akten bestemd voor particulieren opgesteld worden in het Nederlands of het Frans naargelang van de wens van de belanghebbende (art. 6bis §2 D). Het gemeentepersoneel dat er in contact kwam met het publiek moest er een elementaire kennis van de tweede taal te hebben (art. 6bis §2 H). In Sint-Genesius-Rode en Wezembeek-Oppem kregen de Franstaligen enkel loketfaciliteiten (art. 6bis §2 D). In alle zes gemeenten moesten de mededelingen aan het publiek tweetalig zijn en konden Franstalige kleuter- en lagere scholen opgericht worden op vraag van 16 gezinshoofden (art. 6bis §3 B). Via de taalverklaring van het gezinshoofd moesten ‘autochtonen’ uit dat Franstalige onderwijs geweerd worden. Ten slotte kwam er een vice-gouverneur van Brabant, die op de naleving van de taalwetgeving toezag, maar wiens bevoegdheid onduidelijk bleef (art. 6).
De bespreking in de Kamer
Op 9, 10 en 11 juli werd dit compromis in de Kamer besproken. De debatten hielden geen verrassingen meer in petto. Ondanks de druk van de VU en het VABT, maar uit angst voor nieuwe verkiezingen en een breuk binnen de partij steunden de Vlaamse christen-democraten - op een paar dissidenten na[2352] - de faciliteitenregeling, al was het niet van harte. Verroken verwoordde het als volgt: “Doe ons nu echter niet zeggen, dat wij bereid zouden zijn de scheve oplossing van de randgemeenten goed te praten, omwille van die andere onverwacht goede zaken.”[2353] De Saegher viel hem daarin bij: “Wij houden eraan te zeggen dat wij deze gemeenten zullen blijven beschouwen als een gedeelte van het Vlaamse land en dat wij deze gemeenten niet in de steek zullen laten in de toekomst.” Het was, zo zei hij, verwerpelijk dat “men toegeeft aan de lamentabele mentaliteit van diegenen, die weigeren de gastvrijheid te eerbiedigen van de gemeenten waarin ze zich gevestigd hebben”. [2354]
Ook de BSP schaarde zich achter het compromis, maar terwijl de Vlaamse CVP’ers die aan het woord kwamen, zich van hun meest Vlaamsgezinde kant lieten bewonderen, waren er bij de Vlaamse socialisten enkele ‘wanklanken’. De oude krijger C. Huysmans (Antwerpen), op dat moment 92 jaar, viel de faciliteitenregeling op volgende wijze aan:
“[D]e bewering dat men talen kan insluiten in ‘taalgrenzen’, is een nog grotere illusie. De economie is immers veel sterker dan de filologie. De talen springen over de grenzen heen en wanneer ik hoor zeggen dat de gestemde wet van vandaag zal moeten uitstrekken tot meer dan tien jaar, laat me zeggen: dat is insgelijks een illusie. U zult gedwongen worden door de druk der economie, de kring van tweetalige gemeenten uit te breiden. De talen zullen zich uitbreiden en dan zullen er nog meer gemeenten zijn, waar tweetaligheid zal heersen.”[2355]
Van Eynde was niet principieel tegen de (nu afgeschafte) transmutatieklassen, ze kwamen “wellicht ten goede [...] aan de interpenetratie van de twee taalgemeenschappen”.[2356]
De PVV liet bij monde van haar voorzitter René Lefebvre (Doornik-Ath) weten dat het ontwerp “un pis-aller” was “qui ne résaut pas fondamentalement les problèmes des rapports entre les communautés”. Hij verzette zich vooral tegen de regeling voor Brussel en de Rand.
“On ne peut pas affirmer que cette formule réalise, dans la grande région bruxelloise, le respect des minorités, ni organise l’atmosphère d’accueil qui s’impose pour l’hinterland d’une ville appelée �* devenir capitale de l’Europe.” [2357]
De oplossing was volgens hem “une agglomération bruxelloise élargie avec autour d’elle une zone de rencontre”.[2358]
Dat de PVV enkel een schijn van eensgezindheid kon ophouden dankzij haar partijdiscipline, bleek uit Grootjans’ (Antwerpen) speech op 10 juli.[2359] Hij repte met geen woord over de bestuurswet of over de onderwijsregeling in de faciliteitengemeenten en beperkte zich tot enkele pedagogische opmerkingen over het tweedetaalonderwijs in Vlaanderen.[2360] Dit ontlokte Vanden Boeynants de schampere opmerking dat de liberalen in Luik “ultra wallon” waren, in Antwerpen “super flamand” en in Brussel “unitaire francophone”.[2361] Bij de artikelgewijze bespreking stapte de PVV op. Partijleider Lefebvre weigerde nog langer mee te werken aan wat hij een komedie noemde.[2362]
De VU’ers dienden het ene amendement na het andere in. Vier zaken vooral waren hun een doorn in het oog. De niet-splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde en de faciliteitenregeling werkten enkel “de verfransing door een zogezegd vrije, maar in feite door een sociale druk vervalste concurrentie” in de hand.[2363] Wouters liet er geen twijfel over bestaan: “Wij erkennen geen beschermde minderheden, nergens.”[2364] Aan de taalstrijd in Brussel kon er, volgens Deconinck, enkel een einde komen door “een dubbel bevolkingsregister of taalregister in te voeren voor de Nederlandssprekenden enerzijds en voor de Franssprekenden anderzijds”.
“De bedoeling is dat de Vlamingen in de hoofdstad over hun eigen objectief persoonlijk statuut zouden beschikken en dat het Nederlands taalgebruik in de hoofdstad niet alleen zou gelden voor de Vlamingen die er steeds opnieuw om verzoeken, maar voor de ganse Vlaamse gemeenschap […].”[2365]