Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door The_fat_bloke
'Ik mag niets verkeerd doen, want papa (mama, de meester, ...) zegt dat dat niet mag, en als ik het wel doe, word ik gestraft.'
Dit is het autoriteitsbeginsel waarop de meeste kinderen, jonger dan tien (in sommige gevallen jonger dan vijf) volgens de ontwikkelingspsychologie hun moraal baseren. Hetzelfde geldt voor goed doen en beloond worden.
Het is precies dit autoriteitsbeginsel waarop (fanatieke) aanhangers van één van de drie mediterrane monotheïsmen hun moraal baseren. God vertegenwoordigt daarin de autoritaire vaderfiguur die naar eigen goeddunken straft en beloont.
Een gelovige zal dus, wanneer hij een morele daad stelt, net als een kind handelen uit eigenbelang, om respectievelijk straf te vermijden (hel) of beloond te worden (eeuwig leven in het paradijs).
Bovendien zoekt een gelovige ook zijn ego tot oneindige proporties op te blazen door geloof in een eeuwige, onsterfelijke ziel en door het nastreven van een exclusieve relatie tot deze vaderfiguur, waardoor hij de (bewust) ongelovige in het beste geval als een meelijwekkende onwetende, in het slechtste geval als een zondaar of een onmens beschouwt. M.a.w. hij erkent zijn eigen eindigheid en nietigheid niet, wat nochtans een voorwaarde is om van deemoed en oprecht medeleven met de medemens te kunnen spreken.
Op deze manier staat zulk geloof de ontwikkeling van een volwassen humanistische moraal, gebaseerd op empathie en individuele idealen die universeel geldig zijn - onafhankelijk van maatschappelijke of culturele/religieuze grenzen - in de weg.
|
Ga ik voor het grootste gedeelte mee akkoord, behalve met de conclusie. Het individuele geloof staat de ontwikkeling van een moraal niet in de weg, maar is er juist een manifestatie van. De geloofsbeleving van een individu is m.a.w. een soort barometer van het moraal. Met het ontwikkelen van de mens, ontwikkelt zich ook het geloof.