Iemand geeft Piet een briefje met het produkt van twee natuurlijke getallen onder de honderd.
conclussie :
piet heeft het produkt
het produkt is maximum 99x99=9801
Aan Siem geeft hij een briefje met de som van beide getallen,
conclussie :
siem heeft de som
de som is maximum 99+99=198
en vraagt dan: "Jullie mogen elkaar niet vertellen wat er op je briefje staat. Wat zijn de getallen waarvan Piet het produkt heeft, en Siem de som?".
conclussie :

...................
De een zegt "Ik weet het niet".
conclussie :

.................
Dan zegt de ander "Dat wist ik al".
conclussie :

..........................
Waarop de eerste zegt "Nou, dan weet ik het!",
conclussie :

..........................
en vervolgens de ander: "Ja, dan weet ik het ook!".
conclussie :

..........................
Nu is de puzzel: Wat waren de getallen, en welke uitspraken werden er door Piet resp. Siem gedaan met de uitspraken "ik weet het niet" en "dat wist ik al" als gevolg ?
+++++++++++++++++++++
je moet het raadsel zin per zin oplossen doormiddel van logische conclussies te nemen
en weten naar wat ge op zoek bent
met de reeds eerder gegeven tips heb ik jullie aardig op weg gezet !
veel puzzelplezier