[size=6]GALGENLIED[/size]
Er stonden drie galgen op ’t galgeveld,
De kraaien hebben het voort verteld.
En stom blauwden winterse bossen rondom,
Zij krijsten ’t gekrijs van de kraaien weerom.
Het volk stond zwijgzaam opeengehoopt:
Drie Blokkers moesten opgeknoopt.
Drie rechters lazen het vonnis voor:
De bossen bauwden het na in koor;
Eén had in ‘t eigen volk geloofd;
Hij moest het bekopen met zijn hoofd.
Eén had gehoopt op een nieuwe tijd;
Dat was voor het heden een scherp verwijt.
Eén had de waarheid te zeer bemind;
Daarvoor ging hij bengelen hoog in de wind.
De kraaien krijsten: kwaad is kwaad !
De bossen echoden: haat is haat !
De kring van het volk werd enger en enger,
’t Gelaat van de rechters werd strenger en strenger…
Maar toen de koord in de hoogte ging,
In elke lus een rechter hing.
Het volk stond zwijgzaam opeengehoopt:
Drie rechters werden opgeknoopt.
Eén had zijn eigen volk verraden,
Eén had zijn geldkist volgeladen.
Eén had de macht om haarzelf bemind.
Drie rechters bengelden hoog in de wind.
De kraaien krijsten: kwaad is kwaad!
De bossen echoden: inderdaad !
(Vrij naar het ‘Galgenlied’ van K. Vertommen)
__________________
Ik ben het kleine jongetje dat vanop de schouders van zijne papa naar de stoet kijkt en uitroept: "Papa, de koning heeft weer geen kleren aan!
|