Deze week kwam het Nederlandse kabinet met de Nota Ruimte, getiteld 'Ruimte voor ontwikkeling', waarin de hoofdlijnen voor de ruimtelijke ordening van Nederland tot 2020 zijn vastgelegd en vooruitzicht tot 2030 wordt gegeven.
http://www.notaruimte.nl (klik op Nota Ruimte Online voor de integrale tekst en allerlei mooie kaartjes

)
De vier algemene doelen van de Nota zijn: versterking van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), ontwikkeling van krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).
De nadruk voor de economie ligt op de Randstad, waar de 'mainports' Amsterdam en Rotterdam extra aandacht krijgen. De Amsterdamse Zuidas wordt uitgebouwd tot internationale toplocatie voor bedrijven, Schiphol krijgt de ruimte om (binnen de geluidsnormen) door te groeien op de huidige locatie, de Rotterdamse haven wordt uitgebreid in zee en krijgt extra bedrijventerreinen. De verstedelijking en economische activiteiten worden naast de Randstad Holland in nog vijf 'Nationale Stedelijke Netwerken' geconcentreerd: Brabantstad (Breda - Tilburg - Eindhoven - Den Bosch), Zuid-Limburg (Maastricht - Sittard-Geleen - Heerlen), Twente (Almelo - Hengelo - Enschede), Arnhem-Nijmegen en Groningen-Assen. Voor de ontwikkeling van het noorden van het land en het verminderen van de druk op de Randstad wordt de Zuiderzeelijn aangelegd, een HSL of magneetzweefbaan tussen Schiphol en Groningen via Flevoland.
Een ander zwaartepunt is behoud van waardevolle landschappen. Naast de al bestaande Nationale Parken voor de natuur, worden hiervoor Nationale Landschappen ingesteld: gebieden met grote (inter)nationale waarde, in sommige gevallen onder toenemende verstedelijkingsdruk, waar grootschalige ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Het gaat onder meer om het Zuid-Limburgse Heuvelland, het Groene Hart van Holland en de Veluwe.
Daartegenover staat, dat voor de ruimtelijke ordening in het algemeen de Rijksoverheid zich voortaan wil beperken tot de hoofdlijnen en provinciale en gemeentelijke overheden meer vrijheid geeft voor de specifieke ruimtelijke inrichting, onder het motto: 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Dit is in Nederland vrij revolutionair te noemen, aangezien de r.o. altijd sterk gecentraliseerd is geweest. Sommigen vrezen dat door dit beleid het platteland zal verstedelijken, anderen zien hier juist kansen om de leefbaarheid van dat platteland te verbeteren en vinden het interessant om te zien hoe het zal uitpakken in de praktijk. In Vlaanderen zien we juist dat de overheid, na een tientallen jaren lang laissez-fairebeleid, de ruimtelijke ordening nu als belangrijke taak is gaan zien en veel strikter wil zijn in het opstellen en handhaven van regels. Het instellen van zones en het bestemmen en afbreken van zonevreemde woningen zijn daar een duidelijke indicatie van.
Ik vraag mij af, hoe er in Vlaanderen over ruimtelijke ordening gedacht wordt. Hoe moet de overheid zich in het ideale geval opstellen: als een strenge regelgever, als aangever van hoofdlijnen met regionale en lokale invulling, of moet de overheid zich juist zoveel mogelijk afzijdig houden? Wat zou de ideale ruimtelijke structuur zijn: verstedelijking en economische activiteiten geconcentreerd in de steden met een scherpe scheiding tussen stad en platteland of met een geleidelijke overgang, geconcentreerd langs de belangrijkste verbindingsassen (weg, water, spoor of lucht) of in mindere of meerdere mate verspreid over het hele land? En hoe moet de verhouding tussen economie en ecologie zijn bij het inrichten van de ruimte?