13 maart 2010, 13:35
|
#1
|
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 23 mei 2007
Berichten: 35.630
|
Vermeersch zijn kruistocht tegen het hoofddoek...
http://www.standaard.be/extra/pdf/vermeersch.pdf
Ik vind het een prachtige bijdrage tot het debat, laten we de tekst eens uitspitten...
De overheid pleegt hier een onduldbare vaandelvlucht
Citaat:
d. De moeilijkheden die daaruit voortvloeien komen scherp tot uiting in
verband met normen die radicaal met de Europese wetgevingen in strijd zijn.
(1) Zo keurt de koran uitdrukkelijk de veelwijverij goed (Soera 23, v. 1-6
en S 4, 4): een man mag seksuele betrekkingen hebben met vier
echtgenoten en een onbepaald aantal slavinnen. Een man kan huwen met
een meisje dat niet geslachtsrijp is (S 65, 4). Een man kan zijn echtgenote
verstoten, terwijl het omgekeerde niet mogelijk is (S 65, 1). Het
getuigenis van een man is dat van twee vrouwen waard (S 3, 282). De
erfenis van een vrouw is de helft van die van een man (S 4, 176). De
man heeft het recht zijn vrouw te slaan bij ongehoorzaamheid (S 4, 34).
Op geloofsafval staat de doodstraf ( S 9, 11-12; en hadiths bij Bukhari en
Abu Dawud). Overspel wordt volgens de sharia op veel plaatsen gestraft
met steniging.
|
Citaat:
ingaan tegen bij ons algemeen aanvaarde
gedragregels.
De gehoorzaamheidsplicht van de vrouw aan haar man; het recht van de
vader om de huwelijkskeuze van zijn dochter te bepalen of te weigeren;
het gebruik om meisjes uit te huwelijken op heel jonge leeftijd; het
hoederecht van de man na verstoting, over de jongens vanaf 7 jaar en
over de meisjes vanaf 12 jaar; het gezag van broers over hun zusters; de
tegenzin van mannen om onder het gezag van een vrouw te werken; de
weigering van een man om zijn vrouw door een mannelijke arts te laten
behandelen; de weigering om een hand te geven aan een vrouw; het
weigeren van gemengd zwemmen; het weigeren van mannelijke redders
bij exclusief vrouwelijk zwemmen; de weigering van een moslim
voetbalclub om een reglementair voorziene match te spelen tegen een
‘gay’ club; de druk van ouders op kinderen om een hoofddoek te dragen;
de eis van sommige moslima’s om overal een hoofddoek te kunnen
dragen, ongeacht dress-codes; de eis van sommigen om overal een niqab
(die het gezicht bedekt), een jilbab (lang verhullend gewaad) of een burqa
te mogen dragen; de eis om een eigen gebedsruimte te hebben in scholen
en andere instellingen; de eis om in gemeenschappelijke refters altijd
halal vlees te krijgen; de eis om geen lessen te volgen over
evolutietheorie, seksuele voorlichting of de shoah; het voorstellen van
homoseksualiteit als ergerlijk wangedrag, enz.
(
|
Citaat:
conflictsituaties gaat, waarbij op
5
zijn minst een afweging nodig is tussen de argumenten voor en tegen het
aanvaarden van een bepaald gebruik.
Bij deze afweging kan men diverse aspecten in overweging nemen. (i) De
mate waarin een voorschrift tot de wezenskenmerken van een godsdienst
behoort. (ii) De mate waarin bij secundaire voorschriften al dan niet
unanimiteit heerst onder de moslims. (iii) De mate waarin een bepaald
gedragstype op min of meer solide bezwaren stuit vanuit de autochtone
maatschappij. (iv) De mate waarin een voorschrift de individuele vrijheid
en ontplooiing van individuen kan beperken. (v) De mate waarin een
voorschrift aanleiding kan geven tot intimidatie en groepsdruk. (vi) De
mate waarin de toepassing van een voorschrift een financiële of
organisatorische belasting tot gevolg heeft.
Enkele voorbeelden. (i) De ‘vijf pijlers van de islam’ zijn zeker belangrijker
dan kledingvoorschriften. (ii) Zowel historisch als antropologisch
onderzoek bewijst dat de kledingvoorschriften op uiteenlopende wijze
werden en worden geïnterpreteerd. (iii) Voor een verbod op religieuze
symbolen tijdens een bepaalde ambtsuitoefening zijn sterkere
argumenten aanwezig dan voor een algemeen verbod op de openbare
weg. (iv) Bescheidenheid in verband met kleding en make-up remt de
individuele ontplooiing helemaal niet af; dat is wel het geval voor de
degenen die contacten met mensen van andere culturen of opinies
vermijden. (v) Regels betreffende uiterlijkheden, zoals kleding zijn meer
vatbaar voor intimidatie dan die welke het persoonlijk leven betreffen,
zoals het gebed in intieme kring. (vi) Het verschaffen van zowel halal- als
niet-halal vlees in een openbare refter, om zowel aan moslims als aan
dierenbeschermers (tegenstanders van halal-slachting) tegemoet te
komen, vormt een organisatorische belasting. Geheelonthouding inzake
alcohol heeft dit nadeel niet.
|
Citaat:
Wat de gewone hoofddoek betreft, kunnen we aantonen (zie verder):
(a) dat een godsdienstige verplichting hieromtrent, ook waar die wordt
voorgehouden, slechts een secundair voorschrift is; (b) dat hierover noch
in de sunnah-traditie, noch in de huidige praktijk, eenstemmigheid heerst;
(c) dat er solide argumenten bestaan tegen het dragen ervan bij de
ambtsuitoefening in openbare dienst; (d) dat ook tegen dit gebruik in
scholen voor minderjarigen ernstige bezwaren werden aangevoerd.
|
Laatst gewijzigd door brother paul : 13 maart 2010 om 13:37.
|
|
|