16 maart 2010, 22:35
|
#241
|
Banneling
Geregistreerd: 28 oktober 2006
Berichten: 40.545
|
Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Adam Smith
Daar ben ik het niet helemaal mee eens, zoiets kan je niet een-op-een omzetten. Willem I investeerde in projecten en wilde ook een rendement halen, dat dus via staatsbedrijven inkomsten had, zal ongetwijfeld, maar sommige projecten maakte hij via participaties ook mogelijk. Echter de staat had ook meer uitgaven, die door andere factoren, zoals de Belgische opstand, legers kosten nu eenmaal geld, werden veroorzaakt. U verwijt hem misschien dat hij niet tijdelijk afgezien heeft van die inkomsten uit staatsbedrijven en allicht waren sommige van deze staatsbedrijven ook geen succes. Deze investeringen waren vaak als privé persoon, daar staat tegenover dat hij als staatshoofd én regeringsleider ook verantwoordelijk was voor het beleid. Echter een op een beweren, dat de staatsschuld kwam door zelfverrijking gaat mij te kort door de bocht, daar droegen, soms, maar zeker niet altijd, ongelukkig beleid en externe factoren ook aan bij.
|
De financiën onder Willem I waren een onoverzichtelijk kluwen waar een kat zijn jongen niet meer in terugvond. En de 'Tweede Kamer' had geen enkele controle. Meer dan waarschijnlijk werd er 'gesjoemeld' tot en met.
"Het financiële beleid van Willem I was evenwel zo chaotisch, waarbij de staatskas en zijn privé-gelden volledig door elkaar heen liepen, en zijn manier van regeren zo eigenzinnig en autocratisch, dat oppositie en kritiek niet konden uitblijven. In de jaren twintig bleef het voornamelijk bij een kleine groep parlementaire critici, wie vaak het woord werd ontnomen of die werden overstemd, terwijl de rest van de volksvertegenwoordiging zich serviel opstelde en berustte in de financiële nood."
" Toen er in 1839 een verdrag met België werd gesloten, betekende het dat de 'oorlog met België' geen geldig argument meer was om nieuwe schulden of leningen aan te gaan. In hetzelfde jaar werd de positie van de regering door haar eigengereide optreden behoorlijk beschadigd. Ze had een wetsvoorstel voor een lening van 50 miljoen gulden ingediend, ditmaal ten laste van Indië. Toen het voorstel door de Tweede Kamer werd afgekeurd, bleek dat het geld al was uitgegeven en dat 40 miljoen ervan aan de Handelmaatschappij (Willem was er aandeelhouder) moest worden terugbetaald. De resterende 10 miljoen was gebruikt om een gat in de begroting te dichten, terwijl het volgens de papieren bestemd zou zijn voorde aanleg van de Rijnspoorweg. Plotseling kwam het financiële wanbeheeraan het licht en de kamerleden reageerden kritisch en achterdochtig. Desondanks bleef de meerderheid in de 'Tweede Kamer' voorzichtig en leek de durf of mogelijkheden voor het stellen van eisen te ontbreken. Er werd slechts aangedrongen op meer openbaarheid en controle van de staatsfinanciën.Onder invloed van de grondwetsherziening - na de afscheiding van België in 1839 onafwendbaar- gistte het in het politieke leven. Dirk Donker Curtius behoorde tot de meest vooruitstrevende critici. In de brochure Orde uit 1839 stelde hij dat de aangekondigde grondwetsherziening, waarin de machtsverschuiving van koning naar volksvertegenwoordiging minimaal was, hem niet ver genoeg ging. Volgens zijn analyse week de maatschappij telkens meer van een zogenoemde natuur-staat af, waardoor het bestuur van een enkeling steeds onmogelijker werd. Het was tijd geworden om aan ieder die verstand van zaken had, het kiesrecht te verlenen. Er moest een andere 'orde' komen, die een einde zou maken aan de vriendjespolitiek.
Want die was volgens Donker Curtius:
[...] heerlijk geweest! Schulden en nog eens schulden bij den staat; schulden bij de provinciën; schulden bij de steden; het beheer der financiën een werk der duisternis; de handel bijna geheel tot de exploitatie onzer koloniën beperkt en de expeditie er van aan een monopolie toevertrouwd . Donker Curtius pleitte kortweg voor een andere orde: 'Orde is, de openbaarheid zoo veel mogelijk voor te staan. [...]
Orde is vooral de openbaarheid in de financiën, zoo landelijke als plaatselijke. In 1839, vlak na de voorgestelde lening die reeds uitgegeven bleek tezijn, was voor het parlement de maat vol. Het verwierp de begroting voor1840 nagenoeg unaniem. Slechts de minister van Financiën G. Beelaerts van Blokland, die tegelijkertijd kamerlid was, stemde vóór zijn eigen begroting.
De minister trad hierop af en de regering besloot tot enkele concessies, die de invloed van de Staten-Generaal enigszins vergrootte. Dit verbeterde de financiële financiële situatie echter niet. Wel luidde het aftreden van deze minister feitelijk het beginsel van de ministeriële verantwoordelijkheid in, hoewel niet elke minister in het vervolg dezelfde conclusies zou trekken.In 1840 werd de benodigde grondwetsherziening doorgevoerd. De politieke standenstaat bleef bestaan met een onschendbare koning, een onontbindbare Kamer en beperkt verantwoordelijke ministers."
Pittig detail uit deze feiten: dank zij de onafhankelijkheid van België, werd Nederland uiteindelijk een parlementaire monarchie met ministeriële verantwoordelijkheid!
Laatst gewijzigd door system : 16 maart 2010 om 22:57.
|
|
|