Los bericht bekijken
Oud 13 juni 2004, 11:41   #50
iPod
Partijlid
 
iPod's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 27 mei 2004
Berichten: 221
Standaard

Vermits 13 juni rond vrije meningsuiting draait

Citaat:
Wie Karel Dillen werkelijk was

De oprichter en gewezen voorzitter-voor-het-leven van het Vlaams Blok ligt in coma. Het nakend afscheid van Karel Dillen aan het leven is het moment om terug te blikken op de prille beginjaren van deze politicus. Hij was de man die de fakkel van extreem-rechts overnam van de collaborateurs uit de Tweede Wereldoorlog en doorgaf aan de nieuwe generatie van hedendaagse populistische neo-fascisten.

Vorig jaar, enkele dagen na de verkiezing van 18 mei besloot de 77-jarige Dillen zijn mandaat in het Europees Parlement neer te leggen. De bejaarde leider beschouwt zijn opdracht als volbracht en beseft dat hij met een gerust gemoed zijn politieke erfenis kan toevertrouwen aan zijn opvolgers.

De continuïteit verzekeren en een nieuwe extreem-rechtse elite vormen, dat zag de jonge Dillen ook als zijn opdracht toen hij in de tweede helft van de jaren veertig zijn eerste stappen op de politieke scène zette. Het was de zogenaamde catacombentijd. Extreem-rechts was van de kaart geveegd en platgeslagen. De beweging had alle krediet verloren bij de bevolking, ze had zich vrijwel volledig verbrand aan de collaboratie met de nazi-bezetters. Haar leiders waren op de vlucht, zaten in de gevangenis of werden geëxecuteerd wegens oorlogsmisdaden. Dillen, die tijdens de oorlog stilletjes had gesympathiseerd met de Nieuwe Orde maar nooit had gecollaboreerd, zag het als zijn taak om de brug te slaan met het verleden en een nieuwe extreem-rechtse formatie uit de grond te stampen.

In het privé-archief van advocaat en Vlaams Blok-watcher Jos Van der Velpen zitten rapporten die werden opgesteld door de dienst Bijzondere Opdrachten ten behoeve van Lode Craeybeckx, de toenmalige socialistische burgemeester van Antwerpen, en geven een uniek en gedetailleerd beeld van de politieke start van Dillen in de periode 1948 tot 1961. Uit de rapporten doemt de jonge Dillen op als een onversneden fascist, die dweept met de helden van het Derde Rijk en spuwt op de democratische partijen.

Dillen, amper 23 jaar toen hij op een vergadering van het Algemeen Nederlands Zangverbond in zaal Gruter aan de Mechelsesteenweg in Antwerpen voor het eerst in het openbaar sprak, ontpopte zich al snel tot een politiek talent. Uit de verslagen van politiemannen die nauwgezet noteerden, blijkt dat Dillen toen al een duidelijke strategie voor ogen had.

Een van de politieverslagen meldt: 'Begin 1950 werd in het Antwerpse de opkomst waargenomen van een nieuwe jeugdgroep, onder leiding van de genaamde Karel Dillen. Hij is de afgescheurde van de jeugdgroep Sint-Arnouts, onderafdeling van het Algemeen Diets Jeugdverbond (ADJV). Dillen toonde zich zeer extremistisch gezind en verafgoodde Vlaamse idealisten, die voor hem als voorbeeld moeten gesteld worden, onder andere Cyriel Verschaeve, August Borms, Reimond Tollenaere enz. Het doel van deze groep is culturele voorstellingen geven, waarvan de opbrengst ten goede zou komen van Vlamingen, gestorven voor hun ideaal. Eerste giften in die zin werden besteed aan Borms en Verschaeve.'

Terwijl de repressie nog in volle hevigheid woedde zochten rechtse extremisten hun toevlucht in 'onschuldige' jeugdbewegingen. Een voorbeeld hiervan is de Antwerpse Sint-Arnoutsvendel, in 1946 opgericht door Dillen en enkele medestanders. "De leden werden aanvankelijk vooral gerekruteerd uit ex-collaboratiemiddens", preciseert de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.

Dillen toonde zich "zeer bedrijvig" en gaf "spreekbeurt op spreekbeurt", zo leren de politierapporten. Een overzicht vermeldt meer dan dertig manifestaties waarop hij het woord nam en die meestal eindigden met het zingen van de Vlaamse Leeuw, waarbij Dillen en de andere aanwezigen "de arm gestrekt houden, zoals bij de Hitlergroet". De thema's van die meetings, voorlichtingsavonden en voordrachten zijn telkens dezelfde: amnestie voor de slachtoffers van de repressie, federalisme, trouw aan Dietsland, aanvallen op de CVP (die de IJzerbedevaart en het Vlaams Nationaal Zangfeest probeerde in te palmen), en de onvermijdelijke heldenverering en mythevorming rond de leiders van de collaboratie.

"Een partij die haar doden niet huldigt, moet ten onder gaan", verklaarde Dillen op een van zijn spreekbeurten. "Onze enige bron van herleven, ligt in de herdenking van onze doden."


Sinds 1947 had Dillen een baan als bediende bij de taximaatschappij ATM (destijds onderdeel van de Franse groep Renault), maar zijn politieke activiteiten werden volgens de politierapporten gesteund en gefinancierd door de Antwerpse advocaat Walter Bouchery. Die had een veroordeling tot drie jaar gevangenisstraf opgelopen wegens zijn rol in de oorlog als leider van de jeugdbeweging van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV) en was ook zijn politieke rechten kwijtgeraakt. "Volgens onze bescheiden mening zou Dillen de spreekbuis zijn van Walter Bouchery, die achter de schermen werkt", noteerde een speurder.

Bouchery was zaakvoerder van drukkerij-uitgeverij Luctor in de Graaf Van Egmontstraat, een bedrijfje dat propagandamateriaal leverde voor de extreem-rechtse groepjes waarin Dillen actief was. Minder voor de hand liggend is dat Bouchery hierbij de steun genoot van de Brusselse christen-democratische politicus-zakenman Paul Vanden Boeynants, een notoir Belgicist en unitarist. Volgens het Belgisch Staatsblad werden Vanden Boeynants en zijn echtgenote op 8 maart 1949 oprichters van de Antwerpse drukkerij De Berk, die eveneens door Bouchery werd geleid. VdB leverde dertig procent van het kapitaal en bleef tot in 1958 beheerder van de vennootschap. De Koude Oorlog was inmiddels uitgebroken en Vanden Boeynants, die in datzelfde jaar actief werd in de door de CIA gesteunde Europese beweging, vond in Bouchery en Dillen medestanders in de strijd tegen de nieuwe vijand: het communisme.

Dillen, die vanuit zijn fanatiek flamingantisme de CVP voortdurend aanviel, zat inzake anti-communisme op dezelfde lijn als VdB. Tijdens een van zijn voordrachten in 1951 verklaarde Dillen: "Er is maar één kans, dat is een verbond te sluiten met het zich heroprichtend Duitsland om een dam op te richten tegen het communisme, want Frankrijk is rot en verkocht aan het communisme, terwijl Italië een te lui en laf volk herbergt."

Tijdens een Reimond Tollenaere-herdenking in zaal Hoplandia trekt Karel Dillen zelfs een parallel tussen de Vlaamse vrijwilligers die tijdens de Tweede Wereldoorlog in dienst van de nazi's tegen het bolsjevisme in Rusland gingen vechten en de op dat moment gevoerde oorlog tegen het communisme in Korea: "Wij wensen geen politiek of partij te verdedigen. Wij willen enkel onze Oostfrontstrijders huldigen. Hun verdediging wordt op het huidig ogenblik vergemakkelijkt wegens het inzetten van het Korea-bataljon, dat hier een eresaluut verdient."


Samen met Bouchery, zo blijkt uit de rapporten, ging Dillen op bezoek bij de Franse racist en antisemiet Maurice Bardèche, een belangrijk ideoloog van het naoorlogse neofascisme en een van de eerste revisionisten, die vraagtekens zetten bij het bestaan van de holocaust en de Duitse uitroeiingskampen. Op 3 februari 1956 kwam Bardèche, op uitnodiging van Dillen, een spreekbeurt houden in zaal Rubenshof aan de Groenplaats. Zijn beruchtste boek, Nuremberg ou la terre promise (dat in Frankrijk werd verboden en waarvoor Bardèche een veroordeling opliep), werd in 1951 door Dillen vertaald in het Nederlands en in ons land gepubliceerd. Tijdens dat bezoek aan de Franse fascist, meldt een politierapport, "zouden Bouchery en Dillen verklaard hebben een nieuwe Vlaamse partij in het Antwerpse te willen stichten".

In afwachting dat die droom in vervulling zou gaan, moest Dillen zich behelpen met het kleinere werk. In 1949 behoorde hij tot de medestichters van de Jong Nederlandse Gemeenschap (JNG), een kleine jongerengroep die in het begin van de jaren vijftig talrijke herdenkingen en vergaderingen organiseerde in Antwerpen. Een politierapport uit die rijd meldt: 'De sympathisanten zijn vooral incivieken, die veroordeelden zijn of kinderen van veroordeelden. De taal van Dillen is zeer opstandig en hij stuurt aan op een zelfstandig Vlaanderen.'

In vele gevallen begonnen de strak geregiseerde avonden met het "oorverdovend geroffel van de landsknechtrommels" van de muziekkapel van het Sint-Arnoutsvendel, gevolgd door samenzang, het voordragen van gedichten en tenslotte een redevoering van Dillen.

Een van de activiteiten van het JNG was een dodenhulde die op 31 oktober 1950 werd georganiseerd in zaal Van Dijck in de Korte Nieuwstraat. "Karel Dillen", stelt een rapport, "spreekt er over de Vlaamse helden, gevallen voor hun ideaal, helden gevallen aan het Oostfront, door sluipmoordenaars geveld. De Vlaamse Beweging, zegt hij, "is in het slop geraakt. Men moet terug de weg opgaan die onze doden gingen. Daarom moet 1951 het jaar zijn der opstanding, de Vlaamse heropstanding". Opstanding was ook de naam van het (volgens de website van het Blok) "in radicaal Vlaams-nationale kringen toonaangevende" weekblad, dat werd uitgegeven door Walter Bouchery en waaraan Dillen "dankzij Bouchery kon meewerken".


Die avond beschreef de aanwezige politieman ook het eerste optreden van de Vlaamse Militanten Orde (VMO), de latere knokploeg van extreem-rechts die in de jaren tachtig als privé-militie buiten de wet werd gesteld: 'De ordedienst werd waargenomen door een groep gekleed met groen hemd dat op de linkermouw versierd is met een geel schild met zwarte leeuw en aan de rechterschouder een lintje in oranje-blanje-bleu kleuren. Zij zijn tevens drager van een zwarte das met Vlaamse-leeuw kenteken.Voorlopig draagt deze groep, die de militantengroep is van de Vlaamse Concentratie, de naam Het Vendel. Naar een geschikte naam wordt nog gezocht en Vlaamse Militanten Orde wordt ook in overweging gehouden.'

Uit de politierapporten blijkt dat de JNG-manifestaties af en toe het mikpunt werden van verontwaardigde ex-weerstanders en communisten. Bij het begin van de hierboven beschreven Tollenaere-herdenking drong een tegenmanifestant de zaal binnen en beklom het spreekgestoelte: 'Hij verklaarde dat hij deel uitmaakte van een afvaardiging van politieke gevangenen en dat door hun groep een actie zal gevoerd worden om in de toekomst te beletten dat dergelijke bijeenkomsten nog zouden gehouden worden, dat zij zullen gestoord worden en dat ervoor zou gezorgd worden dat ze op een fiasco uitliepen.'
De mobiele brigade van de politie werd opgeroepen, maar de ongeveer tweehonderd aanwezigen hielden zich kalm en de man kon ongestoord de zaal verlaten.

Op 26 januari 1955, tijdens een andere redevoering, noemde Dillen de Franse auteur Jean-Paul Sartre "een vuilschrijver". "Dillen zegt dat de Vlaamse Beweging lijnrecht tegenover deze schrijver staat", noteerde de speurder van dienst. "In de Vlaamse Beweging werken de figuren zuiver idealistisch, terwijl het de huidige politiekers slechts te doen is om een mandaat en dikke pree."

Een jaar later, tijdens een lezing in het Rubenshof, maakte Dillen een strategische analyse van de situatie van het Vlaams-nationalisme: "Hetgeen eens een grootse beweging is geweest, zit hopeloos in het slop." Hij meent dat de grote oorzaak te zoeken is bij de repressie, die het Vlaams-nationalisme uit verband heeft gerukt. Ook het overlopen van verschillende Vlaams-nationalistische leiders naar de CVP is een grote oorzaak van de huidige teloorgang. En dan misschien de hoofdoorzaak: het gebrek aan financiële middelen: "Velen hebben geprobeerd het roer om te werpen. Zij mislukten omdat zij predikten zonder organisatie. Anderen waren tegen een partij, maar waren voorstander van een beweging. Tenslotte waren er die zegden: 'Wij moeten het parlement veroveren!' Wanneer gaat men eigenlijk in Vlaanderen beseffen dat men meer en meer de ondergang tegemoet gaat? Er is maar een enkele oplossing mogelijk. Men moet naar de ware reden zoeken en ze durven onder ogen zien. Onze armoede is zowel kwantitatief als kwalitatief."

Dillen veroordeelde de persoonlijke vetes en ruzies en het tekort aan kameraadschap. "De ruzie onder de leiders is de oorzaak dat de massa niet meer meewil. Hij kan bij benadering niet zeggen hoeveel bewegingen men reeds uit de grond heeft gestampt, meestal doodgeboren kinderen."

Nadat Dillen tot de conclusie is gekomen dat het Vlaams-nationalisme zo goed als bankroet is, doet hij volgens het rapport een oproep: 'Stel de vraag of men nu voor het onherroepelijk einde staat. Spijts alles durft hij nog 'neen' te zeggen. Hij zegt echter geen tovenaar te zijn en kent vooralsnog geen recepten. In de eerste plaats mag men niet vervallen in vorige fouten en wijst hij op het gevaar van een al te groot optimisme. Het werk is groot. De jongeren die de handen aan de ploeg willen slaan zijn schaars. Hij wil geen nieuwe partij of volksbeweging stichten. Hij wil eerst mensen vormen en bezielen, daar er geestdrift te weinig is. Idealisme is de eerste vereiste van hen die willen meewerken. De volks-Dietse strijd mag niet opgegeven worden.'


Tegen de in 1954 opgerichte Volksunie stond Dillen wantrouwig, maar in 1957 werd hij alsnog lid van die partij en meteen ook voorzitter van de Antwerpse afdeling van de Volksunie-Jongeren. In 1958, het jaar van de Wereldtentoonstelling in Brussel, presenteerde hij zich voor de eerste en laatste keer op een VU-lijst als kandidaat-volksvertegenwoordiger. Hij werd niet verkozen.

Pas twintig jaar later, in 1978, kon Dillen doorstoten naar het parlement, als eerste en enige verkozene van het door hemzelf opgerichte Vlaams Blok. Daar zetelde hij vele jaren als een folkloristisch en lichtjes lachwekkend curiosum: een rare, scheel kijkende man met een veel te grote bril die, permanent verongelijkt, in een archaïsch en gezwollen taaltje protesteerde tegen de zoveelste kaakslag voor Vlaanderen.

Na de electorale doorbraak van zijn partij aan het eind van de jaren tachtig verhuisde hij naar het Europees Parlement. Philip Dewinter en Gerolf Annemans werden de nieuwe kopstukken. Nadat Dillen in 1996 was afgetreden als partijvoorzitter en Frank Vanhecke had aangeduid als zijn opvolger, verdween hij stilaan meer uit beeld en verzonk hij geleidelijk in de vergetelheid.
__________________

'We leven al jaren in een multiculturele maatschappij. Antwerpen is één van die steden met de meeste multiculturele invloeden. Anders had je nooit zo'n grote groeiende economie, haven en nieuwe trendzettende stad gehad'

-Jurgen Verstrepen-
iPod is offline   Met citaat antwoorden