Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door artisjok
Dan is er nog zo geen onderzoek geweest, wil je dat Quorn eens vertellen.
|
tuurlijk wel
Ruim twee jaar geleden werd ze door Justitie minister Marc Verwilghen gevraagd een onderzoek te doen naar het aandeel van allochtone jongeren in de jeugdcriminaliteit. Ze verzeilde in een labyrint van politieke intriges en werd binnen de kortste keren door alles wat politiek correct is gedemoniseerd. Als geen ander weet zij hoe diep de kloof tussen burger en overheid kan zijn.
'Tijdens de verkiezingen had Verwilghen zich geprofileerd met de melding dat, als hij minister zou worden, er een onderzoek zou komen "naar de relatie tussen etniciteit en criminaliteit".
Etniciteit is een beladen begrip in België.
Wie dat in de mond neemt, wekt de suggestie dat hij schedels wil lichten.
Na zijn beëdiging werd Verwilghen meteen geïnterpelleerd door de oppositie; hoe het zat met dat onderzoek?
Mij was door de minister gevraagd een voorstel van onderzoek neer te leggen. Zo gezegd, zo gedaan.
In het eerste deel van het onderzoek zou ik kijken naar de cijfers; het tweede deel zou gaan over de beeldvorming van de criminaliteit in twee oude stadswijken; in deel drie zou ik mij aan een daderstudie wagen.
Zo genuanceerd bracht Verwilghen het niet: hij bleef het parlement voorhouden dat er een onderzoek zou komen naar de relatie tussen etniciteit en criminaliteit.
‘Gevolg; ik werd door de wetenschap en een aantal politieke partijen tot persona non grata verklaard.
Ze hadden het over een onderzoek op het randje van racisme. Ik werd als een tweede Filip Dewinter neergezet.
Terwijl het onderzoek heel onschuldig was. Kort gezegd, stelde ik een differentiële betrokkenheid vast van allochtone jongeren bij jeugdcriminaliteit.
Om maar iets te noemen: Marokkaanse jongens scoorden twee keer hoger dan Turkse jongens. De Oost-Europeanen bleken vooral actief te zijn in vermogensdelicten.
Aziatische jongeren waren in de criminaliteitsstatistieken een onbeschreven blad. Kortom, ik toonde aan dat criminaliteit geen eenheidsworst is.
En brak daarmee het cliché van de gangbare publieke opinie die, aangevuurd door Dewinter, het tot die tijd altijd had over criminaliteit van migrantenjongeren.
Marion Van San had kunnen weten waaraan ze begon. Het taboe op asielzoekers, jeugdcriminaliteit in allochtone wijken en het gebrek aan integratielust is in België in beton gegoten. ‘Cijfers over criminaliteit onder allochtone jongeren waren er wel, maar ze mochten niet kenbaar worden gemaakt. In de jaren tachtig verbood de toenmalige premier Martens elke cijfermatige publicatie over deze gevoelige en ideologisch geladen problematiek.
Ik wist dat de rijkswacht in het bezit was van statistieken, maar het heeft me zweet en tranen gekost om de hand te leggen op deze wetenschappelijke grondstof.
Ik werd aan alle kanten tegengewerkt. Prominente wetenschappers aan de Belgische universiteiten waren de eersten om mij af te schieten. Wellicht opdat zij zichzelf gepasseerd voelden en meer nog uit ideologische pleinvrees.
Gaandeweg werd duidelijk dat minister Verwilghen steeds meer tegenzin kreeg om de resultaten van het onderzoek te presenteren. Geen excuus was te gek.
De houding van Verwilghen was ongekend laf.
Ik had geleerd uit de commotie rond de uitspraken van Jacques Wallage na een rapport over asielzoekers in Groningen dat hij vervolgens niet vrij wilde geven.
Ik eiste een presentatie van mijn onderzoek en een boek.
Verwilghen ging onder druk van de pers door de knieën, zij het dat het een presentatie en sourdine moest worden.
De demonisering werd almaar heviger. Marion van San werd ziek. ‘Ik durfde de lift niet meer in, zat angstig in het café. Ja, ik ben een paar keer bedreigd.
Nog steeds haal ik de telefoon uit de stekker als ik ga slapen. Het heeft een halfjaar geduurd voor ik er weer bovenop was.
Het was een Kafkaiaanse opdracht, een ander woord is er niet, zegt ze alweer geheel strijdvaardig.
De legendarische guerrilla tussen de partijvrienden Verhofstadt en Verwilghen – die onverminderd voortduurt – zorgde voor spookrijders op de weg.
‘De topadviseur van Guy Verhofstadt, professor Brice de Ruyver, bleek zich ook met het onderzoek te bemoeien. Tijdens een etentje zei hij me: “Ik heb u de opdracht gegeven omdat ik het mijn collega’s aan de universiteit niet gunde.” Vervolgens heeft hij er alles aan gedaan om mij in mijn werk te boycotten. Sterker nog! De Ruyver wilde mij liquideren.
Achter de rug van Verwilghen probeerde hij mijn opdrachtomschrijving te wijzigen. Waarom?
Misschien zoals u zegt, omdat het tussen Verhofstadt en Verwilghen al jaren koude oorlog is. Het is natuurlijk onvoorstelbaar dat een topadviseur van de premier een onderzoek naar een van de belangrijkste pijnpunten in de samenleving dwarsboomt.
http://forum.politics.be/archive/index.php/t-52.html