Waar gebeurd sprookje:
Heel lang geleden, op een paradijselijk eiland, leefde eens een knappe jonge keizer, Zijne SuperStavelijke® Hoogheid (ZSS®H) genaamd. De bewoners van het eiland noemden zichzelf ‘Voil Jeannetten’ en ze waren dol op ongegeneerde kleurrijke optochten, waar de keizer enthoesiast in meedéfileerde.
ZSS®H ontleende zijn gezag aan de grote diensbaarheid die hij den volke betoonde. In zijn land was immers reeds een ver doorgedreven vorm van democratie aanwezig, in die zin: den keizer pretendeerde niet alsof hij zijn macht van een goddelijke instantie verkreeg, maar de mensen verleenden die macht aan hem, inzoverre hij met zijn kunstige muziek en prachtige stoeten de bewoners kon vermaken en de goede stemming erin brengen én houden. Zoniet zouden ze hem snel met zijn speelgerief aan de dijk gezet hebben (hoewel de dijkenbouw in zijn regio nog geen al te hoge vlucht had genomen)
Deze fraaie monarch (ZSS®H) bekleedde reeds vele jaren tot genoegen van alle betrokkenen zijn functie, maar toch knaagden af en toe twijfels aan zijn grote goede hart. Als boekenwurm en trouw bezoeker der openbare bibliotheek, had hij reeds vaak zitten snuisteren in rare boeken vol met magische visoenen van utopische paradijselijke oorden. Hoewel hij vermoedde dat al dat fraais slechts producten uit de verhitte fantasie der boekenschrijvers was, kon hij die beelden niet van zich afzetten, en vaak vroeg hij zich af, of er onder zijn bestuur wel voldoende werk gemaakt werd van een ideale wereld, waar het voor iedereen, goed toeven was.
Ondanks zijn artistieke aard was ZSS®H een praktische kerel, en om niet langer geplaagd te worden door twijfels, trok hij op een goede dag de wijde wereld in, om ‘op het terrein’ eens te gaan schouwen wat andere vorsten er in de praktijk van bakten.
Vele steden en landen doorkruiste hij. ZSS®H ontdekte dat een pak landen nog heel veraf stonden van de toestand in zijn streek, om nog maar te zwijgen hoe ver ze afstonden van de ideale staat die hij voor ogen had.
In het zuiden regeerden tyrannieke negerkoningen op bloedige wijze. Slechts hun naaste omgeving profiteerde mee, zolang ze de macht mee hielpen in stand houden. Deze despoten hielden hun volk onder de knoet met buitenlandse steun. Die steun verkregen ze zolang ze de vreemde kolonialisten toestonden om de aanwezige bodemschatten te plunderen om ten eigen gunste aan te wenden.
In de westelijke streken dacht iedereen dat ze de ‘top of the hill’ bewoonden, maar als puntje bij paaltje kwam, deed hun bestuurder (pre-dement Boesj, of hoe heette die kluiver ook al weer?) klakkeloos zijn zin, én de goesting van zijn ‘claque’ die hem aan de macht hield: de wapenfabrikanten. Hij slaagde er zelfs in, om aan de andere kant van de aardbol een oorlog te ontketenen, zonder dat ooit iemand (behalve de oorlogslobby) daar om verzocht had.
In de oostelijke staten was men van oordeel dat iedereen gelijk was en bijgevolg ook gelijk moest behandeld worden. Tot zover de mooie theorie. In de praktijk bleek echter dat de kaste der machthebbers zichzelf toch steeds een ietsje ‘gelijker’ achtte, en rijkelijk van prebenden genoot waar de grote massa slechts kon van dromen.
Wat meer naar het noorden meende onze reizende vorst ZSS®H enige beterschap te bespeuren. Men had er de mensen wijsgemaakt (met behulp van kranten en tv) dat ze in de best mogelijke democratische omstandigheden leefden. Hoewel de hogepriesters, koningen en gezagsdragers zichzelf eerst rijkelijk ‘zegenden’ schoot er voor de man in de straat nog een royale kruimel over. Het was nog geen paradijs, maar ZSS®H voelde dat hij de plaats naderde waar hij zijn ideaal aan de praktijk zou kunnen toetsen.
Op een goede dag arriveerde hij in een schitterende stad. De gouden daken verblindden ZSS®H zodanig dat hij een toevallige passant om een zonnebril moest vragen. Deze schonk hem probleemloos zijn ragfijne Ray-Ban en bood tevens de stomverbaasde keizer aan om hem rond te gidsen in deze gulden megalopool.
Met open mond passeerde ZSS®H de prachtige cultuurtempel. Zoetgevooisde muziek weerklonk er (Prima la musica o.l.v. Dirk Vermeulen repeteerde er net) Uit de fonteinen spoot vrijelijk schuimend bier van brouwerij Safir. De machtige stroom (Dender) was een aanvoerweg voor schepen vol lekkers uit de hele wereld. Die lagen zo volgetast met biefstuk, vol-au-vent, stoofvlees, korteletjes, ballekes in tomatensaus, krokante frietjes, zachte puree, kroketjes, champignons, erwtjes en worteltjes, pannekoeken, wafels met slagroom, roomijs met chocoladesaus etc. dat ze nauwelijks onder de vier nochtans machtig hoge bruggen doorvaren konden. De mooiste meisjes flaneerden er over propere pleinen. Overal hadden noeste gemeentewerkers hygiënische toiletten neergepoot. De meest exotische geuren dreven vanuit gezellige taveernen. In de rekken der winkels hingen de meest modieuze gewaden voor heren en dames constant in solden. Vanop het belfort (een pareltje van vroeg-middeleeuwse kunst) klonk een frisse beiaardmelodie en in de aanpalende lakenhalle hield men net een fleurige kleurige markt onder de boogjes.
Kortom dergelijk paradijs had Zijne SuperStavelijke® Hoogheid nooit gezien, en hij vroeg dan ook prompt een audiëntie aan bij Annie De Machthebber de burgermoeder van deze waarlijk Keizerlijke Stede Tot Aalst. Zijn asielaanvraag voor hem en zijn kolonie ‘Voil Jeannetten’ werd prompt toegestaan, op conditie dat hij met de jaarlijkse feesten aldaar, op vastelauvend met zijn gevolg een fraaie stoet zou opluisteren. En dat was een kolfje naar zijn hand. Hij leefde nog lang en gelukkig in dit aardse paradijs, en hieronder kan je hem bewonderen, in actie op zijn gloriedag:

8)
