Gouverneur
Geregistreerd: 14 februari 2004
Berichten: 1.100
|
Hier is het dan. Even copy en paste
Citaat:
The KGB’s Man (door Ion Mihai Pacepa)
De Israëlische overheid heeft gezworen Yasser Arafat te bannen, ze noemen hem een ‘obstakel’ voor de vrede. Maar de 72-jaar oude Palestijnse leider is veel meer dan dat, hij is een carrière terrorist, en decennia lang getraind, gewapend en financieel gesteund door de Sovjet Unie en zijn satellietlanden.
Vooraleer ik overliep van Roemenië naar Amerika, en mijn betrekking als chef van de Roemeense inlichtingendienst achterliet, was ik elke maand verantwoordelijk voor het geven van 200.000 dollar ‘wit’ geld aan Arafat gedurende de jaren ’70. Ik zond ook elke week, twee cargo vliegtuigen naar Beiroet, vol uniformen en bevoorrading. Andere Sovjet Blokstaten deden ongeveer hetzelfde.
Terrorisme viel voor Arafat ongelooflijk profijtig uit. Volgens Forbes Magazine, is hij vandaag de zesde rijkste man van ’s werelds ‘koningen, koninginnen & despoten’, met méér dan 300 miljoen dollar weggestoken op Zwitserse bankrekeningen.
(Zijn echtgenote werd volgens de berichten in de Franse pers begin 2004 opgepakt in Frankrijk, na een grondig onderzoek door Interpol. En dit voor een feit dat reeds werd gemeld door www.haaretzdaily.com op 7 november 2003, “ARAFAT transfère 100.000 dollars par mois de l'Autorité Palestinienne �* sa femme �* Paris”.
Ondertussen weet men dat grote sommen geld die oorspronkelijk bedoeld waren als steun aan de Palestijnen, door Arafat maandelijks werden overgemaakt aan zijn vrouw, die in Frankrijk leeft, om door te sluizen naar ‘eigen rekeningen’ in Zwitserland).
“Ik heb de vliegtuigkapingen (van passagiersvliegtuigen) uitgevonden”, pochte Arafat de eerste keer dat ik hem ontmoette in zijn PLO hoofdkwartier te Beiroet begin 1970.
Hij gesticuleerde richting kleine rode vlaggetjes die gepind waren op een wereldkaart aan de muur, waarop Israël als Palestina stond bestempeld. “Daar zijn ze!”, vertelde hij trots. De dubieuze eer om vliegtuigen te kapen gaat evenwel naar de KGB, die als allereerste een passagiersvliegtuig uit de Verenigde Staten hebben gekaapt in 1960 naar communistisch Cuba.
Arafat’s vernieuwing was het ‘zelmoordterrorisme’, een terreurconcept dat tot volle bloei kwam op 9/11.
In 1972, werd Arafat en zijn terreurnetwerk door het Kremlin hoog op alle prioriteitslijsten gezet bij alle Sovjetinlichtingendiensten, mijn dienst inbegrepen. De rol van Boekarest was hem te integreren in het Witte Huis.
Wij hadden al een groot succes om Washington – zowel als bij alle modieuze links aanleunende academici van vandaag – te laten geloven dat Nicolae Ceausescu, net zoals Josip Broz Tito, een ‘onafhankelijke’ communist was, met een modern tintje.
KGB voorzitter Yuri Andropov grapte tegen mij over de lichtgelovigheid van de Amerikanen en hoe gemakkelijk ze beet te nemen waren door beroemdheden.
Wij waren al lang de Stalinistische personaliteitenverering ontgroeid, maar die gekke Amerikanen waren nog naïef genoeg om met eerbied op te kijken naar nationale leiders.
Wij zouden dus van Arafat net zo’n hoofdfiguur maken en geleidelijk het PLO dichter naar de macht en een positie als Staat brengen.
Andropov dacht dat de Vietnam-vermoeide Amerikanen het kleinste signaal van verzoening zouden aangrijpen, en Arafat van terrorist naar staatsman promoveren, in hun hoop op vrede.
Onmiddellijk na de vergadering, werd mij de KGB’s ‘personal file’ van Arafat overhandigd.
Hij was van Egyptische bourgeois veranderd in een devote Marxist door de KGB inlichtingendienst. De KGB heeft hem getraind in de Balashikha special-ops school ten Oosten van Moskou, en zij besloten hem toen voor te bereiden als de toekomstige PLO leider.
Eerst en vooral vernietigde de KGB de officiële geboortecertificaten van Arafat in Caïro, om ze te vervangen door fictieve documenten, die zegden dat hij werd geboren in Jeruzalem en daardoor een Palestijn was van geboorte.
De desinformatie van de KGB afdeling begon toen te werken aan Arafat’s vier-pagina uitgebreide “Falastinuna” (Ons Palestina), en brachten het tot op een 48-pagina maandelijks magazine voor de Palestijnse terroristische organisatie al-Fatah. Arafat stond aan het hoofd van al-Fatah sedert 1957.
De KGB liet het magazine verspreiden over de gehele Arabische wereld en in West-Duitsland, dat in die jaren dikwijls gastheer speelde voor Palestijnse studenten.
De KGB was bedreven in het distribueren van publicaties, zij beschikten over diverse gelijkaardige periodieke tijdschriften in diverse talen voor haar voorhoede in West-Europa, zoals de Raad voor Wereldvrede en de Federatie voor Handelsunie.
Daarbij gaf de KGB aan Arafat een ideologie en een imago, net zoals ze deden voor loyale communisten in onze internationale frontorganisatie’s.
Hoogstaand idealisme kreeg echter geen massa aanhang in de Arabische wereld, dus de KGB voegde eraan toe dat Arafat een rabiate anti-Zionist was. En selecteerden daarbij een ‘persoonlijke held’ voor hem – de grote Mufti Haj Amin al-Husseini, de man die eind jaren ’30, Auschwitz bezocht en de Duitsers het verwijt makten niet nog meer Joden te hebben vermoord.
In 1985 ging Arafat zijn respect betuigen aan de Mufti en zegde dat hij eindeloos fier was om in zijn voetsporen te mogen treden.
Arafat was een belangrijke ‘undercover’ operatie voor de KGB. Onmiddellijk na de zesdaagse Arabisch/Israëlische oorlog in 1967, duidde Moskou hem aan als voorzitter van de PLO.
De Egyptische heerser, Gamal Abdel Nasser, een Sovjet marionet, stelde deze aanstelling als voorzitter van de PLO voor.
In 1969 vroeg de KGB aan Arafat om de oorlog te verklaren aan het Amerikaanse ‘imperialistische Zionimse’ tijdens de eerste topconferentie van de Zwarte Terrorist International, een neo-BLIEP pro Palestijnse organisatie die gefinancierd werd door de KGB en de Libische Moammar Gadhafi. Het sprak hem zozeer aan, zei Arafat, dat hij later de ‘imperial-Zionist’ oorlogskreet heeft uitgevonden. Maar in feite, ‘imperial-Zionisme’ was een uitvinding van Moskou, een moderne adaptie van de ‘Protocollen van de wijzen van Zion’, een sedert lang en favoriet werktuig van de Russische inlichtingendienst om etnische haat te kweken.
De KGB vond anti-semitisme plus anti-imperialisme een rijke bron voor anti-Amerikanisme.
De KGB dossiers over Arafat zegden eveneens dat in de Arabische wereld enkel mensen die werkelijk goed waren in bedrog en misleiden een hogere status konden bereiken.
Wij, Roemenen kregen aanwijzingen om Arafat bij te staan in zijn ‘buitengewoon talent voor misleiding en bedrog’. De KGB chef voor buitenlandse spionage, generaal Aleksandr Sakharovsky, gaf ons de opdracht om voor een dekmantel te zorgen tijdens Arafat’s terroristische operaties, terwijl we gelijktijdig zijn internationaal imago moesten opbouwen.
“Arafat is een briljante toneelmanager”, concludeerde hij in zijn brief, “en wij moeten dit goed aanwenden”.
In maart 1978 bracht ik Arafat in het geheim naar Boekarest voor de laatste aanwijzingen over hoe zich te gedragen ten overstaan van Washington. “Je moet gewoon blijven volhouden dat je breekt met het terrorisme en dat je Israël wilt erkennen – altijd maar weer, en weer en weer hetzelfde”. Ceausescu herhaalde dit steeds weer. Ceausescu was euforisch over het vooruitzicht dat zij beiden, Arafat en hemzelf, de Nobelprijs voor Vrede zouden wegkapen via hun valse ‘olijftak’ voorwendselen.
In april 1978 vergezelde ik Ceausescu naar Washington, waar hij president Carter charmeerde.
Arafat, drong Ceausescu bij hem aan, zou zijn brutale PLO omvormen in een ordelievend gouvernement in ballingschap als de Verenigde Staten kon zorgen voor de officiële relaties.
De meeting was een groot succes voor ons. Carter bejubelde Ceausescu, dictator van de meest repressieve politiestaat in Oost-Europa, “als een ‘groot nationaal en internationaal leider’ die het op zich nam om een rol te spelen van leiderschap voor de gehele internationale gemeenschap.”
Triomfantelijk bracht Ceausescu een communiqué mee naar huis, waarin de Amerikaanse president bevestigde dat zijn vriendelijke relatie met Ceausescu ‘the cause of the world” diende.
Drie maanden later kreeg ik door de Verenigde Staten politiek asiel, en Ceausescu slaagde er niet in zijn Nobel vredesprijs in de wacht te slepen. Maar in 1994 kreeg Arafat wel zijn prijs – enkel omdat hij de rol die wij hem tot in de perfectie hadden aangeleerd, verder zette.
Hij heeft zijn terroristisch PLO getransformeerd in een gouvernement in ballingschap (de Palestijnse overheid), en blijft nog steeds voorwenden dat hij een halt wil toeroepen aan het Palestijns terrorisme, terwijl hij het onverminderd laat voortduren. Twee jaar na het ondertekenen van de Oslo-akkoorden, was het aantal vermoorde Israëli’s door Palestijnen gestegen met 73%.
Op 23 oktober 1998, besloot president Clinton een publieke redevoering aan Arafat door hem te bedanken voor de “de tientallen en tientallen jaren van onvermoeibare representatie van het van het Palestijnse volk, in hun verlangen naar vrijheid, onafhankelijkheid en thuis.”
De huidige administratie ziet doorheen Arafat’s charade, maar wil zijn uitdrijving niet publiekelijk steunen.
Ondertussen heeft de ouder wordende terrorist zijn greep op de Palestijnse overheid terug versterkt en dringt hij bij zijn jonge volgelingen aan op meer zelfmoordaanvallen.
Dit artikel : http://www.wsj.com/wsjgate?source=jo...0,,SB106419296
General Ion Mihai Pacepa was de hoogste in rang geplaatste officier bij de inlichtingendienst die ooit is overgelopen vanuit het voormalige Sovjet Blok.
|
__________________
Wanneer de schijver van deze zinnen:
"tja, joden hebben natuurlijk altijd gelijk vermits ze de holocaust hebben overleefd " ,
“Joden menen altijd meer te mogen omdat ze ooit wat zever hebben meegemaakt waar niemand zich nog voor interesseert”
[font=Verdana]dit onderschrift gebruikt[/font][font="]
[font=Verdana] MEYER: ZELF EEN HOLOCAUST SURVIVOR :"hetgeen israel de palestijnen aandoet is hetzelfde als datgene wat de nazi's de joden aandeden in de jaren 30"[/font]
[/font][font=Verdana]weten we hoe laat het is.[/font]
|