70 - Schijn op zichzelf en schijn voor anderen.
Alles is schijn, maar toch kunnen we daarin een onderscheid maken in hoe de schijn voor zichzelf is als object en hoe wij die schijn waarnemen als subject.
Want als object (ding) is de schijn dus geen materie, maar schijn, dus bewustzijn en wel voor ons. Maar als zodanig (los van ons) is het ding zelf toch te primitief om zichzelf goed en volledig waar te nemen, want het ding is geen levend wezen (zo kan een steen niet zijn eigen valsnelheid berekenen, maar wij wel).
Terwijl als wij een ding waarnemen, dat ding in ons deel wordt van ons zeer gecompliceerd lichaam en wij dus wel een zeer goed bewustzijn van een ding hebben, veel beter dan het ding van zichzelf heeft.
Aldus is het toch zo dat het ding voor zichzelf in zeer grote mate bewusteloos is, bewusteloze schijn, die echter toch bestaat, en deze bewusteloze schijn (eigenlijk een paradox) is wat wij materie noemen: iets wat bestaat en toch geen bewustzijn is voor zichzelf, maar wel voor ons.
Het is pas bewustzijn als het gereflecteerd is in een levend wezen. Dus voor zover het in een eenheid met een levend wezen bestaat of vele levende wezens.
En omdat er overal microwezens zijn, kunnen we zeggen dat alle materie gereflecteerd is, een met de microwezens en dus schijn is als bewustzijn.
Aldus kan zelfs de meeste primitieve en dunne schijn toch als bewustzijn zijn, dus bijvoorbeeld de dunne en eenvoudige schijn van een levend wezen van een verre ster dat tot ons komt door een telescoop, die niet alleen door ons wordt waargenomen, maar ook door de microwezens op zijn lange reis en daarin een bewust leven heeft.
|