De Nationale Bank van België publiceert jaarlijks een bijwerking van de studie over het economisch belang van de Vlaamse zeehavens - Antwerpen, Gent, Oostende en Zeebrugge -, het Luikse havencomplex en de haven van Brussel. Daaruit blijkt dat de door de zes havens gecreëerde toegevoegde waarde in 2010 met 10,2 % is gestegen, na een daling met 10,8 % in 2009. De totale toegevoegde waarde, dat wil zeggen de directe en indirecte samen, beliep voor alle havens samen 8,7 % van het bbp. Daarentegen is de werkgelegenheid verder gekrompen met 3,7 %. Met uitzondering van Zeebrugge liepen de investeringen in alle havens terug; ze daalden in totaal met 18,8 % ten opzichte van 2009. Ten slotte is het goederenverkeer, na een achteruitgang in 2009, opnieuw toegenomen in alle havens, uitgezonderd in Oostende.
De bijdrage van iedere haven tot de nationale economie wordt geraamd door hun economische, sociale en financiële situatie te onderzoeken over de periode 2005-2010. De drie voornaamste variabelen zijn de toegevoegde waarde, de werkgelegenheid en de investeringen. Deze studie belicht eveneens de indirecte effecten inzake toegevoegde waarde en werkgelegenheid, alsook de voornaamste gegevens uit de sociale balans. De analyse van de financiële resultaten berust op de studie van de ratio's inzake rentabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit en het door de Bank ontwikkelde financiëlegezondheidsmodel.
Na een aanzienlijke daling in 2009, is de directe toegevoegde waarde in de Belgische havens in 2010 met 10,2 % gestegen. In de haven van Antwerpen groeide de toegevoegde waarde in 2010 met 12,8 %. In de havens van Gent en Oostende steeg de toegevoegde waarde met ruim 9 % (9,4 voor de eerste en 9,6 % voor de laatste), terwijl de groei in de havens van Zeebrugge, Brussel en Luik met respectievelijk 2,5, 2,8 en 3,4 % beperkter bleef. Gekoppeld aan de direct in de havens gecreëerde toegevoegde waarde, nam de indirecte toegevoegde waarde met 1,2 % toe. Het aandeel van de totale toegevoegde waarde in het Belgische bbp steeg met 0,1 procentpunt tot 8,7 %.
In tegenstelling tot de toegevoegde waarde is de directe werkgelegenheid in alle Belgische havens verminderd. De in 2009 vastgestelde tendens zette zich in 2010 voort, aangezien de werkgelegenheid met 3,7 % terugliep. De grootste dalingen deden zich voor in Zeebrugge (-5,8 %) waar het aantal loontrekkenden vooral afnam in de industrie, en in Luik, waar het aantal voltijdse equivalenten het sterkst achteruitging, namelijk met 7,1 %.
Het aandeel van de directe werkgelegenheid van de havens nam af tot 2,9 % van de Belgische binnenlandse werkgelegenheid in 2010. In combinatie met de indirecte effecten gaat de totale werkgelegenheid van de havens met 1,7 % achteruit, tot 6,6 % van de binnenlandse werkgelegenheid.
De investeringen in de Belgische havens zijn voor het tweede opeenvolgende jaar gedaald (-18,8 %). Alleen in de haven van Zeebrugge, waar de investeringen fors waren teruggelopen in 2009, stegen de investeringen in 2010. In de sector goederenbehandeling van deze haven verdrievoudigden de investeringen tot meer dan € 100 miljoen. In alle andere havens verminderden de investeringen: vooral in de maritieme activiteiten voor Antwerpen, in de industrie voor Gent en Luik, en in de overheidssector voor Oostende. In de haven van Brussel, ten slotte, daalden de investeringen eveneens, zij het in geringere mate.
Na 2009, een jaar van inkrimping in de meeste Belgische havens, is het goederenverkeer in 2010 opnieuw toegenomen in alle havens, behalve in Oostende, dat er niet in slaagde het verlies aan verkeer als gevolg van het stopzetten van maritieme verbindingen met het Verenigd Koninkrijk te compenseren. De haven van Gent maakte de grootste sprong voorwaarts en deed zelfs beter dan de overgeslagen volumes van 2008. De havens van Antwerpen, Luik en Brussel bleven echter, ondanks een mooie groei, onder de volumes van 2008. De verbetering van het goederenverkeer deed zich vooral gevoelen in de eerste helft van het jaar.
Bron:
politics.be