Vanavond op Een in Koppen, 20u40:
In Vlaanderen komt twee keer zoveel autisme voor, vergeleken met de rest van de wereld. Op zijn minst is dat vreemd. Wordt de diagnose te snel gesteld? En hoe stel je autisme of officieel autismespectrumstoornis (ASS) het best vast?
Yaro (11) en Jonathan (21) leven met autisme. Omdat ze normaal begaafd zijn is dat minder opvallend. Yaro volgt het gewoon lager onderwijs, Jonathan heeft sinds kort werk bij Volvo Gent. "Het is een onzichtbare handicap, je kan niet altijd op begrip rekenen", zegt Jonathan.
Een diagnose van ASS vereist een uitgebreid multidisciplinair onderzoek, de wachtlijsten hiervoor zijn lang. Volgens pedagoog Peter Vermeulen is de druk te groot om te snel een diagnose te stellen. "Het gevaar bestaat dat de diagnose aan waarde verliest en dat kinderen en jongeren die echt hulp nodig hebben uit de boot vallen", aldus Vermeulen.
donderdag 20 september 2012
Bron:
http://www.een.be/programmas/koppen/...diagnosticeerd
Een tijdje geleden schreef ik onderstaande tekst. Ik kon er niet toe besluiten hem hier te publiceren. Ik vreesde immers dat ik te veel nadruk legde op de problemen die autisten vaak hebben met een gebrek aan structuur. Maar naar aanleiding van de Koppen-reportage werp ik hem nu toch maar voor de leeuwen...
Van externe dwang naar onderhandeling: waarom autisme lijkt toe te nemen
Autisme is een begrip dat de voorbije decennia met een steeds ruimer cluster van psychologische verschijnselen wordt verbonden. Waar psychologen vroeger erg zuinig waren met de diagnose ‘autisme’, lijkt ze anno 2012 een passepartout geworden.
Zeker, de definitie is verruimd - als een bepaalde, afwijkende manier waarop de hersenen functioneren – maar waren er vroeger dan evenveel autisten als vandaag? Zou autisme een even wijd verbreid verschijnsel zijn geweest in de jaren zestig als we toen al de definities van vandaag hadden gehanteerd?
Die vraag is uiteraard moeilijk te beantwoorden. Persoonlijk denk ik van wel. Maar er is een belangrijke evolutie die mijns inziens bevorderlijk was voor een schijnbare toename, los van de herdefiniëring. Deze evolutie zal ik hier kort belichten.
Tot in de jaren vijftig waren omgangsvormen tussen mensen onderhevig aan duidelijke, strikte regels. De maatschappelijke rollen die we vervulden – de rol van dokter, onderwijzer, agent, maar ook van moeder, vader, grootouder – waren scherper afgelijnd. De grenzen van het toelaatbare waren niet onderhandelbaar. Ze lagen vast in kant-en-klare afspraken. De autoriteit van een onderwijzer sprak je niet tegen, noch als leerling, noch als ouder. Een kind groeide op in een ‘bevelshuishouding’: doe dit en laat dat en anders zwaait er wat.
Vanaf de jaren zestig worden regels en grenzen steeds meer ter discussie gesteld. Alles wat naar externe dwang neigt, wordt kritisch onder de loep genomen. Er ontstaat een zekere informalisering in de intermenselijke relaties: in de haardracht, de kleding, het taalgebruik en in de omgang tussen de seksen, tussen onderwijzers en leerlingen, tussen ‘bazen’ en werknemers, tussen burgers enerzijds en politici en vorsten anderzijds. En tussen burgers onderling. De Nederlandse socioloog Abram de Swaan spreekt van een overgang van ‘bevelshuishouding’ naar ‘onderhandelingshuishouding’.
De samenleving wordt meer egalitair, zowel in materieel, economisch en sociaal-cultureel opzicht. In die context groeit bijvoorbeeld de ‘bourgeoisificatie van de arbeidersklasse’ terwijl de jonge generatie bourgeois juist bepaalde omgangsvormen van de eertijds lagere sociale klassen gaat omarmen als een meer ‘authentieke’ levenswijze. Grenzen worden diffuser en beweeglijker. Er zit meer speling op. Wat hoort en wat niet hoort – de etiquette - wordt steeds minder een kwestie van externe regeltjes, van bevelen van bovenaf, en steeds meer “onderhandelbaar”, al naargelang de situatie. Begrafenissen worden ‘persoonlijker’, minder ‘ritueel’; vaste patronen worden doorbroken. Van individuen wordt verwacht dat ze voldoende zelfdwang (interne dwang) aan de dag leggen om hun gedrag niet uit de hand te laten lopen. Regels zijn veel meer ‘ongeschreven’ en moeten ‘aangevoeld’ worden. Er zijn minder (en minder rigide) standaardmodellen voor gedrag. Individualisering, zelfontplooiing en emancipatie staan centraal.
Voor autisten is deze evolutie bepaald nadelig. Zij functioneren namelijk het best als er duidelijke regels zijn, een klare orde, waarin alles een tamelijk voorspelbaar beloop kent. Niets heerlijkers voor een autist dan een dokter die doktertje speelt, die doet wat van een dokter wordt verwacht: onderzoeken, diagnosticeren en de rekening opmaken. Geen praatjes over het weer, geen grapjes om een of ander ijs te breken.
Ook 'nieuwigheden’ halen de voorspelbaarheid onderuit, maar in deze evolutie gaat het niet zomaar om ‘verandering’. Gewone nieuwigheden kunnen immers aangeleerd worden: het zijn gewoon andere – maar nog steeds extern voorgeschreven - regels. Wat werkelijk nieuw is sinds (vooral) de jaren zestig is het verdampen van een geregelde orde
tout court. Het menselijke verkeer wordt experimenteel, een voortdurend aftasten van grenzen, een zoeken van situatie tot situatie naar wat wenselijk en opportuun is.
Voor zulke situaties deinzen autisten terug. Ze gaan zich verkrampt opstellen. Ze kijken de kat uit de boom tot er een of ander patroon zichtbaar wordt dat als handleiding kan dienen voor de eigen deelname aan het sociaal verkeer. Het is de vluchtigheid die beangstigt en onzeker maakt, maar vooral: de onduidelijkheid, want alles wat eertijds in duidelijke regels was gegoten, hangt nu af van de willekeur van het moment.
Door deze evolutie zijn autisten dan ook veel zichtbaarder dan vroeger. Hun onzekerheid en onbeholpenheid valt op. Niet zij zijn veranderd, ook niet hun aantal, maar hun zichtbaarheid: hun rigiditeit ‘vloekt” met een wanordelijke wereld van flexibiliteit, fluïditeit en tactiliteit. Daar komt bij dat het vermogen tot sociale interactie – communiceren, ‘netwerken’ – met name in de arbeidssfeer in belang is toegenomen. Aan de ‘band’ in een fabriek valt een autist niet op: bandwerk steunt op herhaling en systematiek. Op een receptie, waar alles vrijblijvender is, valt een autist des te meer op. En daarom zijn ze (schijnbaar) met meer dan vroeger.
Alzo mijn hypothese...