[B
Mijn land in de kering 1830-1980. Deel 1: Een ouderwetse wereld 1830-1914[/b]
Citaat:
De onmenselijke stad
Het paradijs van de sloppen
Met de crisis van de jaren veertig begon de uittocht van het platteland. Wellicht beproefden een deel van de volksverhuizers hun geluk eerst in kleinere steden met landelijk karakter, maar uiteindelijk kwamen de meesten terecht in de grote centra. Voor de stroom van ongeschoolden was er geen plaats in de armenwijken van de steden. Op deze woningnood bedreef de negentiende eeuw een aparte speculatie. Welgestelde burgers, middenstanders en zelfs arbeiders bouwden binnenplaatsjes, tuinen en braakliggende terreinen om tot ‘labyrinten van kleine, sombere huisjes’, door gangen afgesloten van de rest der stad.
|
Citaat:
De uitwijkelingen van het platteland vestigden zich in de beluiken en de armenwijken. Zij verloren alles: wat het leven zinvol had gemaakt en zonken weg in de hopeloosheid van een bestaan dat geboorte, arbeid en dood tot een vloek maakte omdat er geen uitweg meer was.
|
Citaat:
Een van de grootste en meest beruchte beluiken van Gent is de Bataviawijk. Honderd bij dertig meter groot, ligt het binnen het huizenblok omgeven door de huidige Sint-Hubertusstraat, de Rozier en de Jozef Plateaustraat. Drie kleine doorgangen geven toegang tot 117 woningen, verdeeld over vier smalle straatjes. De huisjes meten vier bij vijf meter en bieden elk onderdak aan ongeveer vijf personen. De vijfhonderd tot zeshonderd bewoners delen zes latrines en twee waterpompen. Een open riool in het midden van het beluik vangt al het afval op.
|
Citaat:
Er was één bed, voor de ouders. De acht kinderen sliepen op een strozak die overdag tegen de wand werd gezet. Drie van de vier meisjes waren zwanger door de halfbroers.
Dit is een staal van het stedelijke armengezin. Hier van ‘gezin’ spreken klinkt belachelijk want er is geen huis, alleen maar een hok waar men slaapt na het werk, er is geen band tussen de mensen, tenzij de last van de gemeenschappelijke ellende, en geen toekomst buiten de zekerheid van het onafwendbare lot. Incest, concubinaat en buitenechtelijke kinderen vervangen hier wat de burger ‘gezin’ heet. Met de drankzucht en de smerigheid zijn dit de ‘ondeugden’ die de burgerij aan de volksklasse toeschrijft.
|
Citaat:
Deze opeenhoping was onmenselijk èn dodelijk: in 1850 beschouwde de Antwerpse stadsarchitect Bourla veertien kubieke meter per persoon een uiterst minimum.2. In de Antwerpse derde wijk kon men in de jaren vijftig het beluik 1718 bewonderen, een hok van drieendertig kubieke meter waarin twee gezinnen, samen tien personen, woonden; het daglicht viel binnen door een getralied venster dat niet open kon, en door twee raampjes bij het keldergat.
|
Citaat:
In 1844 beweerde de ‘Conseil Central de la salubrité publique de Bruxelles’ dat in de Brusselse textielmanufactuur ‘drie vierden van de vrouwen zich prostitueerden en dat zeven op de acht buitenechtelijke kinderen hadden’. Dat was niet alleen een burgerlijk oordeel maar tevens de beschrijving van de werkelijkheid - als men het woord ‘prostitutie’ vervangt door ‘vrij geslachtelijk verkeer’. Heel wat arbeiders huwden niet omdat zij hiertoe de middelen niet hadden en van geboortebeperking niets wisten. Zij verkozen, zegt de Handelskamer van Kortrijk in 1844, ‘zich aan ontucht over te geven’. De hele levenssituatie dwong tot deze ‘liederlijkheid’: de promiscuïteit in de sloppen en werkhuizen, de ontworteling en vooral de wanhoop om het zinloze bestaan, met jenever en seksualiteit als de enige gouden momenten.
|
Dergelijke wantoestanden zijn nu haast ondenkbaar in onze contreien, maar segregatie en 'gettovorming' zijn nog steeds van deze tijd, zij het nu in een 'moderner en verbeterd sanitair jasje'.
De Vlamingen van weleer kennen nu veel betere huisvesting en sociale voorzieningen, doch zal een aanzienlijk deel van hen het op de "vreemdeling" gemunt hebben wanneer deze via negatieve uitspattingen in het nieuws komt zoals onlangs met de recente rellen in Houthalen (lol). Pas op, ik praat het zeker niet goed, maar dat neemt niet weg dat het op bewoners van elders zitten vitten iets van alle tijden is - en zeker in tijden van crisis en maatschappelijke onrust. Zo werden de Joden die de Victoriaanse slums bevolkten ook heel sterk maatschappelijk geviseerd wanneer er onrust en dergelijke uitbrak.. Lange tijd heeft men zo gedacht dat Jack The Ripper wel een Jood moést zijn.. Omdat men nu éénmaal graag een zondebok heeft.
Bembem heeft gesproken
