Los bericht bekijken
Oud 1 november 2014, 21:10   #1
Ke Nan
Eur. Commissievoorzitter
 
Ke Nan's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 maart 2004
Berichten: 8.430
Standaard De Verrijzenis van de draad Bereshis 1

1 In het begin schiep Elohim hashomayim (de hemel, Himel) en Haaretz (de aarde).

2 De aarde nu was tohu vavohu (woest en ledig); en duisternis was op het gezicht van de diepe. En de Ruach Elohim zweefde op het gezicht van de wateren.

3 En God zeide: Daar zij licht; en er was licht [Tehillim 33: 6,9].

4 En God zag het licht, dat het werd TOV (goed); en Elohim verdeelde het OHR (licht) van de chosjech (duisternis).

5 En God noemde het licht Yom (Dag), en de duisternis noemde Hij Lailah (Night). En de erev ('s avonds) en de Boker (ochtend) waren Yom Echad (Day One, de Eerste Dag, Mk 16: 2).

6 En God zeide: Daar zij een raki'a (uitgestrektheid, koepel, firmament) in het midden van de mayim (wateren), en dat make scheiding tussen mayim uit de mayim.

7 En God maakte de raki'a, en verdeelde de wateren onder de raki'a van de wateren die boven de raki'a waren; en het was zo.

8 En God noemde het raki'a Shomayim (Hemel). En de erev en de Boker waren Yom Sheni (Dag twee, de tweede dag).

9 En God zeide: Dat de wateren onder de hemel vergaderd worden tot één plaats, en laat de yabashah (droge) verschijnen; en het was zo.

10 En Elohim genoemd yabashah Eretz (aarde); en het mikwe (bijeenbrengen van de wateren) noemde Hij zeeën; en Elohim zag dat het werd TOV.

11 En Elohim zeide: Dat de aarde voortbrengen vegetatie, het kruid waardoor Zera (zaad), en vruchtbaar geboomte, dragende pri (fruit) naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde; en het was zo.

12 En de aarde bracht voort vegetatie, en kruid waardoor Zera (zaad) naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard; en Elohim zag dat het werd TOV (goed).

13 En de erev en de Boker waren Yom Shlishi (Dag drie, de derde dag).

14 En Elohim zeide: Dat er lichten zijn in het raki'a van de hemel naar de dag en tussen den nacht; en dat zij zijn tot otot (tekenen), en voor mo'adim (seizoenen), en voor yamim (dagen), en shanim (jaar);

15 En dat zij zijn tot lichten in het raki'a des hemels om licht te geven op de aarde; en het was zo.

16 En Elohim maakte die twee grote lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; Hij maakte de kokhavim (sterren) ook.

17 En Elohim stelde ze in het raki'a des hemels om licht te geven op de aarde,

18 En om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht en de duisternis te scheiden; en Elohim zag dat het werd TOV.

19 En de erev en de Boker waren Yom Revi'i (Dag vier, de vierde dag).

20 En Elohim zeide: Dat de wateren voortbrengen een overvloed van levende wezens, en het gevogelte vliege boven de aarde, in het raki'a van de hemel.

21 En Elohim schiep de grote zeedieren en alle levende ziel, die zich roert, welke de wateren voort in overvloed, naar hun aard, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard; en Elohim zag dat het werd TOV.

22 En Elohim zegende ze, zeggende: Zijt vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeën, en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde.

23 En de erev en de Boker waren Yom Chamishi (Dag vijf, de vijfde dag).

24 En God zeide: De aarde brenge levende zielen voort, naar haar aard, vee, en kruipend, en wild gedierte der aarde naar zijn aard; en het was zo.

25 En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte der aarde naar zijn aard; en G-d zag dat het werd TOV.

26 En God zeide: Laat Ons mensen maken naar Ons tzelem, nadat Onze Demut: en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op Ha'aretz (de aarde).

27 Dus Gd geschapen mensheid in Zijn eigen tzelem, in de tzelem Elohim (beeld van Gd) schiep Hij hem; Zachar (mannelijk) en nekevah (vrouwelijke) schiep Hij hen.

28 En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte die zich roert op de aarde.

29 En God zeide: Hinei, ik heb u al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op het gezicht van kol Ha'aretz (de gehele aarde), en elke etz (boom) gegeven, in de dat is de vrucht van een boom zaadzaaiende ; het zij u tot spijze.

30 Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte op de aarde, waarin leven is, heb ik al het groene kruid tot spijze gegeven; en het was zo.

31 En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was tov me'od (zeer goed). En de erev en de Boker waren Yom Shishi (Day Six, de zesde dag).
Ke Nan is offline   Met citaat antwoorden