Sommige mensen schijnen te vergeten dat sociale woningen aanvankelijk niet bestemd waren voor een onderklasse van allerarmsten. Men zou ze nog het best kunnen omschrijven als goedkope woningen van degelijke kwaliteit die niet volgens de wetten van de private markt werden toegekend, maar volgens de principes die de overheid had opgesteld. Met name klassieke arbeidersgezinnen vormden de doelgroep; na de oorlog was de werkloosheid sowieso tanende.
De hoofdmoot van de woningmarkt bleef echter in private handen. Woningbezit werd van overheidswege immers bevoordeeld. Daaruit groeide ook de idee dat de Belg "met een baksteen in de maag" geboren wordt en er werden dan ook 'en masse' gronden vrijgegeven voor nieuwe huizen, zonder veel visie op het vlak van ruimtelijke ordening. De bouw van sociale woningen bleef achter en steeds meer evolueerden ze van een volwaardig alternatief voor de private markt naar de laagste trede van een watervalsysteem: je huurde alleen nog een sociale woning als alle andere opties hadden gefaald.
Sindsdien zijn sociale woningen in de woonsector wat het BSO is in het onderwijs. De vraag zou dan ook moeten zijn of we niet eerder terug moeten naar de oorspronkelijke filosofie i.p.v. uit te gaan van een filosofie van noodopvang voor de allerarmsten. Dat laatste systeem is nochtans ook financieel weinig aantrekkelijk voor de overheid.
Wat de luxe van die sociale woningen betreft: ik kan alleen maar over appartementen spreken, niet over huizen, maar degene die ik in Antwerpen heb gezien zijn zeker niet om wild van te worden. Woonhaven investeert in broodnodige renovaties, maar je moet bedenken dat een groot deel van hun patrimonium nog uit de jaren vijftig en zestig stamt en op vele vlakken niet meer voldoet aan eigentijdse eisen inzake energiezuinigheid, isolatie, infrastructuur e.d.m.
|