Citaat:
http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/11...stdagje-spelen
In Kortrijk hebben ze lang in hun maag gezeten met de toespraak die ik daar op 10 juli 2010 heb gehouden. Men was toen gechoqueerd omdat ik België een ‘institutionele vuilnisbelt’ durfde te noemen. Minister-president Kris Peeters was misnoegd omdat ik meer applaus kreeg dan hij. Bij wijze van revanche heeft hij de daaropvolgende jaren geweigerd om nog het woord te voeren aan het Groeningemonument. Meer applaus krijgen dan de minister-president op een 11 juliviering kan nochtans bezwaarlijk als een grote prestatie worden beschouwd. Want op de ‘hoogwaardigheidsbekleders’ na bestaat het publiek bijna uitsluitend uit radicale flaminganten. Nogal wiedes dat die enthousiaster reageren op een uitgesproken Vlaamsgezinde toespraak dan op het meer voorzichtige discours van een minister-president.
En dat is nu net het probleem. Op 11 juli worden de flaminganten vooral gebruikt als figuranten. Ze dienen om de zaal of het plein te vullen. Maar ze krijgen niet meer te horen waar ze eigenlijk voor komen: radicale Vlaamsgezinde taal. Want 11 juli is het feest van alle Vlamingen en niet enkel van de flaminganten, weet je wel. Alleen komen die ‘andere’ Vlamingen niet opdagen. Terwijl de flaminganten wel hun strijddag kwijt zijn. Dat is de paradox waarin 11 juli gevangen zit.
Misschien moeten we ons gewoon niet te veel aantrekken van dat officiële gedoe rond 11 juli. Misschien steken we beter wat meer energie in de organisatie van niet-officiële radicale 11 juli-vieringen. Vieringen die veel meer aansluiten bij de geest van de oorspronkelijke Guldensporenfeesten: niet doen alsof Vlaanderen al een échte nationale feestdag heeft, maar ervoor strijden.
|
Volgens mij een hele juiste omschrijving.