Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door patrickve
Ik was diepgelovig tot ongeveer mijn 12 jaar. Maar ik was blijkbaar niet gelovig zoals het hoorde, want ik dacht dat alles wat men mij onderwezen had over het geloof gewoon "wetenschappelijke kennis" was, zoals al de rest (van de wereld is rond, en de kringloop van het water en zo). Maw, ik dacht dat al die dingen gewoon langs alle kanten geverifieerd waren en dat dat even sterk "bewezen" was als al de rest. Maw, mijn christelijk geloof was geen echt geloof, maar "natuurwetenschappen", of ik dacht dat tenminste.
Rond mijn 12 jaar kreeg ik mijn eerste lessen wiskunde met de notie van "bewijs" enerzijds, en heb ik aan mijn leraar godsdienst, een pater, gevraagd van wat kleine mirakels te doen anderzijds. Geen grote, want hij was niet heel hoog in de kerkelijke hierarchie, maar bijvoorbeeld, een stuk papier doen vliegen of zo. Niet op water wandelen of zo, of dooien doen herleven, dat was enkel voor Jezus en de Paus, zijn plaatsvervanger, weggelegd, maar iets simpels, dat moest toch kunnen voor een pater. Eerst dacht hij dat ik een flauwe mop vertelde. Het was een heel eerlijke vraag. Ik dacht dat paters en bisschoppen mirakels aan de lopende band deden. Toen ik stelde dat het toch eigenaardig is, dat als niemand in de kerk mirakels kan doen, we ons toch niet enkel maar gaan baseren op ouwe zever zonder te kunnen toveren vandaag, dat ge daarvoor nogal onnozel moet zijn, werd-em kwaad.
Ik heb toen straf mogen schrijven.
De dag daarop was ik niet gelovig meer.
|
De 'leer der mirakelen' is een typisch product van die tijd van de eerste christenen, zoals gans het christendom dat is. Het magisch denken was bijhorig bij de samenleving uit die tijd. Met andere woorden, het was adherent aan de toenmalige mentaliteit en het was één van de vele factoren die bijdroeg tot de verspreiding van de leer van een zogenaamde Jezus.
Origenes dacht zelfs dat de wonderen voortduurden tot in zijn tijd. Hij vond dat het oorspronkelijk succes van het christendom niet te verklaren was zonder de mirakelen. Het waren deze wonderen die de heidenen ervan overtuigden hun geloof te verlaten. Edoch , reeds bij Origenes bespeurt men reeds een kentering van het aantal mirakels. Vandaar dat hij meer en meer de nadruk legt op het spirituele en morele mirakel van elke nieuwe bekering tot het christendom. Zo zegt hij dat
'het herwinnen van het innerlijk zicht door de bekering veel belangrijker is dan het genezen van een echte (sic) blinde'.
U gaat de tegenovergestelde weg op dan deze weg van sommige vroege christenen. Deze laatsten immers, ‘heiden zijnde’, werden christen door de zogenaamde ‘mirakels’. U echter verliet het christendom door de blijkbare afwezigheid van ‘wonderen’.
Er dient in deze wel opgemerkt te worden dat beide wegen wellicht even menselijk zijn, maar tevens even naïef.