Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Dadeemelee
1917-Borms-Collaboratie. Dank u.
|
Dat vraagt om een gedicht, geen dank
"Gij zijt mij vreemd geweest, vermetele oude vriend,
maar dat gij Neerlands vaan manmoedig hebt gediend,
dat weet ik niettemin zoals 't eenieder weet
die nu, in dit ons land, zijn brood en schande eet.
Voor rechters-soldeniers, beroepen door de Staat,
is het U dan vergaan zoals het dapperen gaat,
En de Regent keek toe, stilzwijgend , onverstoord,
maar nam zijn pen niet op voor 't schrijven van één woord.
Uw gratie lag gereed voor 't buigen van uw nek
voor 't beven van uw lip, voor 't eten van uw drek.
Goddank, gij hebt dat tuig misprijzend genegeerd
en noch uw dierbaar Volk, noch uwe naam onteerd.
Dat kon, dat wilde of dorst men niet verstaan.
Men riep het peloton en 't peloton trad aan.
Maar dat het salvo, dat finaal is losgebrand,
ons allen heeft geraakt, dat voelt heel Vlaanderland.
En dat geen enkele stem tot u is opgegaan
toen ieder in zijn geest u voor die muur zag staan.
De Paus heeft niet geroerd, wij zwegen stil
als was die snode daad des Heren eigen wil.
Eenieder zwoer bij God : 'Ik heb hem niet gekend,
die oude door de pest geslagen krukkenvent'.
O lafheid ongehoord, o niet te delgen schand,
waarvan 't infame merk ons op het voorhoofd brandt.
Nog glom een laatste sprak : Oranje's vrome telg
verheft des Zwijgers stem en schut die stoere Belg.
Uw moed, helaas, drong niet tot in de troonzaal door,
wie eenmaal is gedoemd vindt nergens nog gehoor.
Al werd uw oude romp in allerijl vermoord
de echo van uw stem wordt door geen schot gesmoord.
En wat van u resteert wordt éénmaal, naar de wet
van Vlaanderens eergevoel, met staatsie bijgezet.
Voorop de Kardinaal, gedost in vol ornaat,
herzegend en verkist zijt gij zijn kameraad ?
Hij zal, na 't eersaluut, liturgisch henengaan
en zo heeft dan het land, posthuum zijn plicht gedaan.
Willem Elsschot Antwerpen 1947