Vroeger werd men nog uitgever uit liefde voor het vak, omdat men graag de bewondering voor een bijzondere tekst die men als uitgever onder ogen kreeg graag wilde delen met de mensheid, ongeacht de opbrengst van de uitgave.
Dit type uitgevers is inmiddels uitgestorven, degenen die zijn overgebleven zijn bikkelharde zakenmensen die vooraf becijferd willen hebben hoeveel boek A of boek B zal opbrengen. Er worden bijgevolg geen risico's meer genomen. De eerste Brusselmans bijvoorbeeld werd uitgegeven in een tijd waarin men zulke risico's nog durfde te nemen. Zou dat toen niet zijn gebeurd en Brusselmans stuurt vandaag zijn eerste manuscript in dan zal hij hoogstwaarschijnlijk bot vangen. De enige zekerheid om uitgegeven te worden is een bekende kok zijn of een mediapersoonlijkheid.
Stel een nieuwslezer heeft een aardig romannetje geschreven en wil dat uitgeven: de uitgevers staan gegarandeerd in de rij... Idem dito indien Sergio Herman een nieuw kookboek in elkaar heeft geflanst. Ook een (niet onaantrekkelijke) jonge vrouw zijn verhoogt je kansen op uitgave aanzienlijk: Lise Spit bijvoorbeeld toen die debuteerde. Voor de rest: Vergeet het maar in 99,99% van de gevallen...
Wellicht is de belangrijkste factor om vrijwel alle manuscripten af te wijzen ons beperkte Nederlandse taalgebied. Ik heb al gehoord over Vlaamse schrijvers die hier nul komma nul kans maakten maar hun boek konden uitgeven in het buitenland, omdat ze het zelf naar het Engels hadden vertaald bijvoorbeeld...
|