Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Supe®Staaf
Dat kan je wel stellen na de hectische hervorming van de kieskring B-H-V. Zonder de N-Va was daar waarschijnlijk ook niks van terecht gekomen.
|
De kieskring BHV kon onmogelijk gesplitst worden, omdat paars federaal niet gebroken was. Je moet er namelijk een regeringscrisis, een staatscrisis - en het allerbelangrijkst - een postjescrisis voor over hebben om het pokerspel van de Brusselse en de Waalse politici te winnen. Federaal paars had dit er om twee redenen niet voor over.
1. Federaal paars interesseert zich maar lauw aan staatshervormende kwesties en zeer sterk aan regeringsdeelname. De Vlaamse en Waalse socialisten stuwen het beleid in de door hen gewenste richting en de Vlaamse liberalen krijgen de meest lucratieve postjes. Iedereen tevreden, behalve Vlaamvoelend Vlaanderen en de liberale schaapachtige achterban.
2. De paarse partijen (vnl. de blauwe) vonden in BHV de ultieme gelegenheid om het Vlaams Kartel eens lekker op z'n bek te laten gaan. Het Vlaams kartel bezat namelijk de middelen niet om de paarse partijen tot een consequentere houding te chanteren: CD&V wenste vanwege haar ACW-vleugel het regeringsalternatief met het VB niet te overwegen en was erg tuk op Vlaamse regeringsdeelname. N-VA kon het kartel en de Vlaamse regering verlaten hebben, echter zonder ware regeringscrisis of concreet resultaat voor BHV tot gevolg en ten koste van Vlaamse invloed op CD&V (die belangrijk is bij volgende stappen in de staatshervorming) en de winnersmood van het Vlaams kartel.
Wat het krediet van paars betreft in BHV, verdient naast de tegenwerking van mensen als Karel de Gucht onze premier een speciale vermelding. Deze leukerd kon als "compromis" voor de splitsing van de kieskring Brussel - Halle/Vilvoorde niets beters voorstellen dan:
1. De ontvlaanderende (verbrusselende/verfransende) kieskring uit te breiden over heel Vlaams Brabant.
2. Een complete nepsplitsing te forceren, uiteraard tegen een voor Vlaanderen loodzware prijs door extra tegemoetkomingen aan diegenen die van oordeel zijn dat hen te weinig adem- en levensruimte gegund wordt.