Los bericht bekijken
Oud 7 november 2019, 16:13   #2
vanderzapig
Europees Commissaris
 
vanderzapig's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 15 juni 2013
Berichten: 6.865
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door vanderzapig Bekijk bericht
Dat hij meteen verkozen wordt in een bestuur zonder ooit aanwezig te zijn geweest, lokt uiteraard afgunst op.
Die afgunst is jammer. Dit zijn Louis zijn verwezenlijkingen tot nu toe:


RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN
UITSPRAKEN WERKJAAR 2017
STUDIEBETWISTINGEN DEEL 6

_________________________________________

Arrest nr. 4.043 van 1 december 2017 in de zaak 2017/590
In zake: Louis VERHOFSTADT
woonplaats kiezend te ##########
##########

tegen:
UNIVERSITEIT GENT
woonplaats kiezend te 9000 Gent
St. Pietersnieuwstraat 25

I. Voorwerp van de vordering

Het beroep, ingesteld op 24 oktober 2017, strekt tot nietigverklaring van de
studievoortgangsbeslissing van 14 september 2017 houdende weigering tot verdere
inschrijving en van de beslissing van de institutionele beroepscommissie van de Universiteit
Gent van 20 oktober 2017, waarbij verzoekers intern beroep ongegrond wordt verklaard.

II. Verloop van de rechtspleging

Verwerende partij heeft een antwoordnota ingediend en verzoekende partij heeft een
wederantwoordnota ingediend.
De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 1
december 2017.
Voorzitter van de Raad Jim Deridder heeft verslag uitgebracht.
Verzoeker en Sabien Lust, die verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord.

III. Feiten

Verzoeker is sinds het academiejaar 2011-2012 ingeschreven aan de Universiteit Gent.
In de academiejaren 2011-2012 en 2012-2013 is verzoeker ingeschreven in de opleiding
Bachelor of laws in de Rechten. Na overheen de beide academiejaren een curriculum van 109
studiepunten te hebben opgenomen en ten belope van slechts 23 studiepunten een credit te
hebben behaald, wordt de verdere inschrijving in die opleiding aan verzoeker geweigerd.
Tegen die beslissing werd geen beroep ingesteld.
In het academiejaar 2013-2014 schrijft verzoeker zich in voor de opleiding Bachelor of
science in de Handelswetenschappen. Hij neemt een studieprogramma op van 54
studiepunten. Naast de vrijstellingen ten belope van 6 studiepunten op grond van credits
behaald in de rechtenopleiding, behaalt verzoeker credits ten belope van 36 studiepunten.
In het academiejaar 2014-2015 volgt verzoeker een geïndividualiseerd traject met vakken uit
het eerste en het tweede deliberatiepakket van de bacheloropleiding, en dit ten belope van 66
studiepunten. Hij behaalt op het einde van het academiejaar een credit voor vier
opleidingsonderdelen ten belope van 18 studiepunten. Daar verzoeker aldus voor minder dan
de helft van de opgenomen studiepunten een credit heeft behaald, wordt hem voor een
volgende inschrijving de bindende voorwaarde opgelegd dat hij voor minstens de helft van de
opgenomen studiepunten een credit dient te behalen.
In het academiejaar 2015-2016 schrijft verzoeker opnieuw in voor een geïndividualiseerd
traject met vakken uit het eerste en tweede modeltraject van de bacheloropleiding, en dit ten
belope van 51 studiepunten. Na de eerste examenzittijd behaalt verzoeker voor drie
opleidingsonderdelen, ten belope van 12 studiepunten, een credit. Voor het eerste
deliberatiepakket wordt hij geslaagd verklaard, met tolerantie van een tekort (9/20) voor het
opleidingsonderdeel ‘Handels- en financiële verrichtingen). In de tweede examenzittijd
behaalt verzoeker bijkomend voor drie opleidingsonderdelen, hetzij 12 studiepunten, een
credit. Door aldus overheen het gehele academiejaar voor slechts 24 van de 51 studiepunten
een credit te behalen, voldoet verzoeker niet aan de hem opgelegde bindende voorwaarde,
zodat een verdere inschrijving hem wordt geweigerd. Tegen deze beslissing stelt verzoeker
een intern beroep in. Dat beroep wordt gegrond verklaard, zij het dat een bindende
voorwaarde met dezelfde strekking opnieuw wordt opgelegd.
Verzoekers leerkrediet vertoont ondertussen een saldo van 21 studiepunten. Aangezien het
onderwijs- en examenreglement van de Universiteit Gent inschrijving in beginsel slechts
toelaat ten belope van het beschikbare leerkrediet, dient verzoeker op basis van artikel 11 van
dat reglement een verzoek in om een uitzondering te bekomen op de leerkredietvereiste. Dit
verzoek wordt ingewilligd: verzoeker bekomt toelating om voor 22 studiepunten bijkomend
een inschrijving te nemen, zodat hij een curriculum kan samenstellen met alle nog resterende
vakken uit het tweede deliberatiepakket van de bacheloropleiding.
In het academiejaar 2016-2017 neemt verzoeker een studieprogramma op ten belope van 52
studiepunten (het leerkrediet dat in de eerste examenzittijd terug werd verworven, werd in het
tweede semester opnieuw ingezet). Na de twee examenzittijden is verzoeker geslaagd voor
vijf opleidingsonderdelen, ten belope van 24 studiepunten. Daar verzoeker andermaal niet aan
de oplegde maatregel van studievoortgangsbewaking tegemoetkomt, wordt hij opnieuw
uitgesloten van een verdere inschrijving in betrokken opleiding.
Dit is de eerste bestreden beslissing.
Tegen deze beslissing stelt verzoeker een intern beroep in, dat bij beslissing van de
institutionele beroepscommissie van 20 oktober 2017 als ongegrond wordt afgewezen op
grond van de volgende motieven:

“(…)
De institutionele beroepscommissie heeft integraal kennis genomen van de argumenten
zoals die zijn geformuleerd in het beroepsschrift.
Uit een vergelijking van het aantal verworven studiepunten met het aantal opgenomen
studiepunten blijkt dat de student aan de Universiteit Gent een beperkte studievoortgang
heeft geboekt en dat de norm die het OER hanteert voor de beoordeling van de vraag of
uit de gegevens van het dossier manifest blijkt dat het opleggen van bindende
voorwaarden geen positief resultaat zal opleveren, werd overschreden.
De commissie neemt akte van de persoonlijke omstandigheden die de student in het
beroepsschrift aanvoert ter verrechtvaardiging van het gebrek aan studievoortgang, en
onderkent dat die omstandigheden problemen kunnen veroorzaakt hebben bij de studies.
Zij is evenwel van mening dat die omstandigheden niet van [dien] aard zijn dat ze doen
vermoeden dat bindende voorwaarden opleggen wel zinvol is en dat de studievoortgang
in het nieuwe academiejaar aanmerkelijk zal verbeteren. De commissie somt hieronder
de argumenten op om de weigering te handhaven:
- De student was na afloop van het academiejaar 2015-2016 een eerste maal
geweigerd voor de opleiding handelswetenschappen. Hij tekende intern beroep
aan tegen deze weigering en kreeg van de institutionele beroepscommissie de
toelating om zich opnieuw in te schrijven met bindende voorwaarden. De student
voldeed hier echter niet aan: hij slaagde in 2016-2017 voor 24 van de 52
opgenomen studiepunten waardoor hij de bindende voorwaarde niet haalde.
- De student heeft de afgelopen academiejaren niet echt een succesvol
studieparcours afgelegd: hij was sinds 2011-2012 ingeschreven in de bachelor of
laws in de rechten maar werd voor deze opleiding geweigerd na afloop van het
academiejaar 2012-2013 aangezien hij niet aan de bindende voorwaarden had
voldaan. Hij behaalde slechts 23 van de 109 opgenomen studiepunten. De student
vocht deze weigering niet aan maar heroriënteerde naar de opleiding bachelor of
science in de handelswetenschappen. Ook dit ging niet vlot. Het eerste jaar
behaalde hij weliswaar 36 van de 54 opgenomen studiepunten (studierendement:
67%) maar sinds 2014-2015 zijn ook in deze opleiding de studieresultaten niet
meer goed te noemen. De institutionele beroepscommissie ziet dat de student
weliswaar inspanningen levert en aan de examens deelneemt maar de resultaten
zijn globaal genomen helaas niet goed te noemen, wat de institutionele
beroepscommissie sterkt in de overtuiging dat de opleiding handelswetenschappen
niet de juiste keuze is van en voor de student.
- De institutionele beroepscommissie acht het argument van de student dat hij nog
één jaar hoeft te studeren om de bachelor te behalen niet realistisch in het licht van
de beperkte studievoortgang van de afgelopen jaren. De student heeft namelijk
nog geen enkele keer een dergelijk pakket of zelfs een minder groot curriculum
met succes doorlopen.
- De student haalt geen uitzonderlijke omstandigheden aan of overmacht die de
institutionele beroepscommissie tot een ander oordeel kunnen brengen.
- De student beschikt op dit ogenblik niet meer over leerkrediet (stand van zaken: -
7). De institutionele beroepscommissie weigert de student ook omwille van deze
reden die decretaal bepaald is in art. II.205 van de Codex Hoger Onderwijs
Een hogeschool of universiteit kan de inschrijving van een student weigeren
als hij een leerkrediet heeft dat kleiner of gelijk is aan nul.
Uit de studieloopbaan en de gerealiseerde studievoortgang blijkt volgens de commissie
manifest dat alsnog de toelating geven om in te schrijven met bindende voorwaarden
geen positief resultaat zal opleveren.
Het intern beroep wordt ongegrond verklaard. De weigering tot inschrijving aan de
opleiding bachelor of science in de handelswetenschappen wordt bekrachtigd. De
institutionele beroepscommissie merkt op dat dit geen eindpunt hoeft te zijn en raadt de
student aan om zich te heroriënteren naar een hogeschoolopleiding waar bij hopelijk
met vrijstellingen een haalbaar traject kan starten.”

Dit is de tweede bestreden beslissing.

IV. Ontvankelijkheid

A. Voorwerp van het beroep

De Raad wijst er vooreerst ambtshalve op dat verzoeker zich ook keert tegen de
initiële studievoortgangsbeslissing waarbij de verdere inschrijving werd geweigerd.
Of een initiële studievoortgangsbeslissing in die stand van de procedure nog het voorwerp kan
uitmaken van een beroep bij de Raad, is afhankelijk van de omvang van de bevoegdheid van
het orgaan dat instaat voor de behandeling van het intern beroep, dat de student op straffe van
onontvankelijkheid van zijn beroep bij de Raad eerst dient uit te putten.
Te dezen bepaalt artikel 100, §6 van het onderwijs- en examenreglement van de verwerende
partij dat de interne beroepsinstantie een nieuwe beslissing neemt en daarbij over dezelfde
bevoegdheden beschikt als de instantie die de initiële beslissing heeft genomen. Verwerende
partij heeft haar interne beroepsprocedure aldus derwijze georganiseerd dat de
beroepscommissie over volheid van bevoegdheid beschikt, zodat de beslissing van dit
beroepsorgaan in de plaats treedt van de initiële studievoortgangsbeslissing, die dan op haar
beurt uit de rechtsorde verdwijnt en bijgevolg niet meer in rechte aanvechtbaar is.
Het beroep is onontvankelijk ten aanzien van de eerste bestreden beslissing. Of het beroep
ontvankelijk is ten aanzien van de tweede bestreden beslissing (verder: de bestreden
beslissing), wordt hieronder nader onderzocht.

B. Bevoegdheid

Verwerende partij betwist in haar antwoordnota niet de ontvankelijkheid van het
beroep.

De Raad onderzoekt, desnoods ambtshalve, zijn bevoegdheid.

Gelet op de strekking van artikel I.3, 69°, i) van de Codex Hoger Onderwijs en teneinde
de tegensprekelijkheid van het debat te waarborgen, is op verzoek van de verslaggever door
het secretariaat van de Raad op 27 november 2017 de volgende vraag aan beide partijen
voorgelegd:

“De voor de Raad bestreden beslissing houdende weigering tot verdere inschrijving van
de verzoekende partij steunt onder meer op artikel 11, §1 van het onderwijs- en
examenreglement, dat in toepassing van artikel II.205 van de Codex Hoger Onderwijs
de inschrijving bepaalt dat inschrijvingen slechts mogelijk zijn ten belope van het nog
voorhanden zijnde leerkrediet.
Artikel I.3, 69° van de Codex Hoger Onderwijs, dat de bevoegdheid van de Raad
bepaalt, gekoppeld aan het begrip ‘studievoortgangsbeslissing’, omschrijft in littera i)
als studievoortgangsbeslissing: “een individuele beslissing houdende de weigering tot
inschrijving op basis van ontoereikend leerkrediet of een leerkrediet lager dan of gelijk
aan 0, indien niet het gevolg van een algemene reglementaire bepaling.”
Aangezien de bestreden beslissing te dezen is gesteund op een algemene reglementaire
bepaling, rijst de vraag of de Raad bevoegd is om van een beroep tegen dergelijke
beslissing kennis te nemen.
De bevoegdheid van de Raad wordt desnoods ambtshalve onderzocht. Ten einde de
tegensprekelijkheid van het debat te waarborgen, worden partijen uitgenodigd
hieromtrent schriftelijk standpunt in te nemen en dit standpunt uiterlijk woensdag 29
november om 15u00 aan de Raad over te maken.

Standpunt van partijen

Verzoeker heeft een toelichtende nota ingediend. Daarin stelt verzoeker vooreerst dat
de studievoortgangsbeslissing online wordt omschreven als ““Een individuele beslissing
houdende de weigering tot inschrijving op basis van ontoereikend leerkrediet of een
leerkrediet lager dan of gelijk aan 0” met de toevoeging “indien niet het gevolg van een
algemene reglementaire bepaling”. Gelet op deze libellering ziet verzoeker een tegenspraak
in wat hij “de communicatie van de Raad” noemt, en hij doet ook opmerken dat ook bij de
communicatie inzake de beroepsmogelijkheden niet wordt gewezen op deze bijkomende
voorwaarde.
Zelfs indien aan deze voorwaarde niet is voldaan, zo zet verzoeker verder uiteen, blijft de
Raad als enige en binnen zijn “unieke rol” bevoegd om zich uit te spreken over
onderwijsgeschillen. Verzoeker wijst nog op de mogelijk bemiddelende rol die een procedure
voor de Raad kan spelen, en op de mogelijkheid om studenten zonder leerkrediet – in
bijzondere omstandigheden en in uitzonderlijke gevallen, volgens verzoeker – toch nog een
inschrijving te verlenen. Ten slotte gaat verzoeker nog in op de grond van de zaak, met name
zijn studieperspectieven.
In een aanvullende nota stelt verwerende partij dat de beslissing die het voorwerp
vormde van het intern beroep en aldus aanleiding heeft gegeven tot het huidige geding, niet
een automatische weigering was op grond van het ontbreken van leerkrediet, maar een
evenzeer automatische weigering op grond van het niet voldoen aan een bindende
voorwaarde. Voor dat geschil is de Raad volgens verwerende partij wel degelijk bevoegd.
Wat het gebrek aan leerkrediet betreft, stipt verwerende partij aan dat in plaats van dat motief
te hanteren als een bijkomende overweging voor de weigering op grond van de niet naleving
van de bindende voorwaarde, de institutionele beroepscommissie preliminair had moeten
vaststellen dat verzoeker geen belang heeft bij zijn intern beroep, aangezien hij omwille van
zijn gemis aan leerkrediet en bij gebreke aan een beroep ter zake op grond van artikel 11 van
het onderwijs- en examenreglement, hoe dan ook geen nieuwe inschrijving kan bekomen. Dit
gebrek aan belang strekt zich, zo besluit verwerende partij, ook uit tot de huidige procedure.

Beoordeling

De Raad stelt vast dat de institutionele beroepscommissie de bestreden beslissing
weliswaar niet uitsluitend, maar onmiskenbaar mede heeft gesteund op het negatieve saldo
van verzoekers leerkrediet. De beroepen beslissing overweegt ter zake:
“De student beschikt op dit ogenblik niet meer over leerkrediet (stand van zaken: -7).
De institutionele beroepscommissie weigert de student ook omwille van deze reden die
decretaal bepaald is in art. II.205 van de Codex Hoger Onderwijs.”
Omtrent de toepassing van het voormelde artikel II.205 van de Codex Hoger Onderwijs
heeft de Raad van State geoordeeld dat middels deze bepaling de instellingen van hoger
onderwijs door de decreetgever het recht werd toegekend om de inschrijving van studenten te
weigeren wanneer hun leerkrediet kleiner is dan of gelijk is aan nul, en dat een algemene
beleidsmaatregel in het onderwijs- en examenreglement die tot strekking heeft om de
inschrijving uit te sluiten van een student of kandidaat-student van wie het leerkrediet lager
dan of gelijk aan nul is, rechtsgeldig is (RvS 18 januari 2016, nr. 233.491, Vrije Universiteit
Brussel).
Uit deze rechtspraak van de Raad van State blijkt dat een hogeronderwijsinstelling er,
wanneer zij een dergelijke algemene reglementaire bepaling heeft opgenomen, niet toe
gehouden is om een verzoek tot inschrijving van een student met een leerkrediet gelijk aan of
lager dan nul, nog aan een individueel onderzoek te onderwerpen, zodat de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur evenmin nog dienstig kunnen worden ingeroepen.
De decreetgever heeft de bevoegdheid van de Raad ten aanzien van weigeringen van
inschrijvingen vervolgens nader bepaald. Met artikel VI.1, 5° van Onderwijsdecreet XXVII
werd aan artikel I.3, 69° van de Codex Hoger Onderwijs, dat het begrip
‘studievoortgangsbeslissing’ definieert en daarmee ook ’s Raads bevoegdheid bepaalt, een
littera i) toegevoegd:

i) een individuele beslissing houdende de weigering tot inschrijving op basis van
ontoereikend leerkrediet of een leerkrediet lager dan of gelijk aan 0, indien niet het
gevolg van een algemene reglementaire bepaling;

Het instellingsbestuur van de Universiteit Gent heeft van de decretale mogelijkheid, geboden
door artikel II.205 van de Codex Hoger Onderwijs, gebruik gemaakt en heeft ervoor
geopteerd om deze aangelegenheid in het onderwijs- en examenreglement op algemene
reglementaire wijze te regelen, en wel derwijze dat artikel 11 van dit reglement voorschrijft
dat een student zich slechts kan inschrijven ten belope van zijn leerkrediet, wat dus inhoudt
dat een student met een leerkrediet gelijk aan of lager dan nul geen inschrijving kan bekomen.

Ҥ1. Voor een inschrijving via een diplomacontract of examencontract met het oog op
het behalen van een diploma in een bacheloropleiding of een master-
nabacheloropleiding en voor een inschrijving via een creditcontract of examencontract met
het oog op het behalen van een creditbewijs, kunnen studenten zich inschrijven ten
belope van hun nog voorhanden zijnde leerkrediet. Dit geldt niet voor studenten die nog
niet geslaagd zijn voor het eerste deliberatiepakket van de bacheloropleiding waarvoor
ze willen inschrijven: zij kunnen zich slechts inschrijven in die bacheloropleiding indien
zij voldoende leerkrediet hebben om alle nog resterende studiepunten van het eerste
modeltrajectjaar op te nemen.
Studenten die een bachelordiploma behaalden, kunnen zich inschrijven voor de
aansluitende masteropleiding (al dan niet na een voorbereidings- of schakelprogramma)
ongeacht de stand van hun leerkrediet.
Studenten die een masterdiploma behaalden, kunnen zich inschrijven ongeacht de stand
van hun leerkrediet.
§2. Uitzonderlijke toelating tot inschrijving bij tekort aan leerkrediet
Bij tekort aan leerkrediet kan een individuele uitzondering worden toegestaan door de
directeur Onderwijsaangelegenheden. Studenten dienen daartoe een gemotiveerde
aanvraag in bij de directie Onderwijsaangelegenheden, afdeling Studentenadministratie
en studieprogramma’s, via [email protected]. De studenten betalen het gewone
studiegeld.
Tegen de beslissing van de directeur Onderwijsaangelegenheden is intern beroep
mogelijk bij de institutionele beroepscommissie overeenkomstig artikel 100.”

Gelet op artikel I.3, 69°, i) van de Codex Hoger Onderwijs is de hier voorliggende bestreden
beslissing, als toepassing van een algemene reglementaire bepaling, geen
studievoortgangsbeslissing. De Raad is bijgevolg niet bevoegd.
Om tot die conclusie te komen, volstaat het om vast te stellen dat de institutionele
beroepscommissie het gebrek aan leerkrediet als rechtsgrond voor de weigering tot
inschrijving heeft aangehaald. De beroepscommissie beschikt immers over volheid van
bevoegdheid en vermag bijgevolg, bij de behandeling van een intern beroep, ook andere
rechtsmotieven die op de voorliggende zaak van toepassing (moeten) zijn bij haar beoordeling
te betrekken. Te dezen heeft de beroepscommissie eigener gezag gewezen op de
onmogelijkheid om verzoeker opnieuw in te schrijven omdat hij niet langer over leerkrediet
beschikt en hij geen beroep heeft ingesteld dat ertoe strekt om van die
inschrijvingsvoorwaarde een afwijking te bekomen.
In tegenstelling tot wat verzoeker aanhaalt, betekent dit niet dat de bestreden beslissing
aan elke jurisdictionele controle zou ontsnappen.
Zoals hij reeds meermaals in herinnering heeft gebracht, beschikt de Raad slechts over een
toegewezen bevoegdheid. Hiervoor is overwogen dat de decreetgever middels artikel I.3, 69°,
i) van de Codex Hoger Onderwijs de Raad uitdrukkelijk onbevoegd heeft verklaard voor
weigeringen tot inschrijving die voortvloeien uit een algemene reglementaire bepaling. Voor
zover verzoekers betoog erop neerkomt dat de bevoegdheid van de Raad (binnen de categorie
van de weigeringen tot inschrijving) gefragmenteerd is, maakt hij een observatie die de Raad
niet tegenspreekt. Hiermee uit verzoeker evenwel een kritiek op de regelgever en niet tegen de
bestreden beslissing.
De uitsluiting van ’s Raads bevoegdheid heeft niet ipso facto tot gevolg dat de bestreden
beslissing als dusdanig niet in rechte aanvechtbaar is. Naast de Raad zijn er andere
rechtscolleges, zowel binnen de rechterlijke macht als daarbuiten, die bevoegd zijn om
beslissingen van hogeronderwijsinstellingen te beoordelen op hun regelmatigheid, zowel in
het licht van de hogere positiefrechtelijke rechtsnormen als ten aanzien van de beginselen van
behoorlijk bestuur. Het komt evenwel niet aan de Raad toe verzoeker van advies te dienen
omtrent zijn verdere initiatieven ter zake. Verzoeker wordt wel uitgenodigd kennis te nemen
van het hierboven geciteerde arrest van de Raad van State.

Het beroep is niet ontvankelijk.

BESLISSING

De Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van 1 december 2017, door de
Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, Ie Kamer, samengesteld uit:

Jim Deridder, voorzitter van de Raad
Marleen Verreth bijzitter
Sigrid Pauwels bijzitter
bijgestaan door
Melissa Thijs secretaris

De secretaris De voorzitter
Melissa Thijs Jim Deridder

Tegen dit arrest is een beroep bij de Raad van State mogelijk overeenkomstig artikel 14, § 2
van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en het Koninklijk Besluit van 30
november 2006 tot vaststelling van de cassatieprocedure bij de Raad van State. Dit beroep
dient schriftelijk en aangetekend te gebeuren binnen de dertig dagen na kennisgeving van
deze beslissing en ondertekend te zijn door een advocaat. Bij het beroep moeten zijn gevoegd
een kopie van het aangevochten arrest, de bijgevoegde stukken dienen genummerd en
geïnventariseerd te zijn, en zes eensluidend verklaarde afschriften van het beroep.
vanderzapig is offline   Met citaat antwoorden