Mattheus 7
1 Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt;
2 want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden.
Het leven is een oordeelproces en als de mensen niet over elkander zouden oordelen, dan zouden ze geen stap verder komen, en in een vermeende onschuld blijven steken.
Het is onjuist niet te oordelen uit vrees zelf geoordeeld te worden, dus dan te menen zelf goed te zijn.
Neen: oordeel opdat gij ook zelf geoordeeld wordt.
Bovendien: als het oordeel over anderen ook een oordeel over zichzelf is, moet dat ook voor God gelden.
God oordeelt over de mensen en oordeelt daarmede ook over zichzelf: geen haar beter te zijn.
|