Los bericht bekijken
Oud 27 juli 2009, 06:06   #8
Sjaax
Europees Commissaris
 
Sjaax's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 14 november 2006
Locatie: tussen het stemvee
Berichten: 7.237
Standaard

Een analyse die mij aanspreekt vertelt Hans Wansink. (http://hermiekreeft.web-log.nl/hermi...democratie.rtf)

Een citaat:
Citaat:
Daarin schrijft de historicus Piet de Rooy nogal ontnuchterend over de harde kern van de sociaal-democratie. Die kern bestaat namelijk niet. Het socialisme is juist een kameleon, die zich voortdurend probeert aan te passen aan de veranderingen in zijn omgeving.
De grootste successen van de sociaal-democratie kwamen volgens De Rooy niet voort uit de wetenschappelijke theorie die teruggaat op Marx. Ze waren namelijk ontleend aan het progressieve liberalisme aan het begin van de vorige eeuw. De Rooy noemt de sociaal-democratische gemeentepolitiek en het Plan van de Arbeid.
Het was een idee van liberalen om een aantal nutsfuncties, zoals gas, water, telefoon en openbaar vervoer, tot publieke diensten te verheffen. Dit programma werd door de socialistische wethouders krachtig ter hand genomen. De wethouders bleven verontschuldigend roepen dat het natuurlijk niet om het vestigen van het socialisme ging, maar om pragmatische, tijdelijke maatregelen.
Voor het Plan van de Arbeid geldt hetzelfde. Het was ontleend aan de liberale econoom Keynes. En het werd gepresenteerd als pragmatisch antwoord op de massawerkloosheid van de crisisjaren.
De sociaaldemocratie gebruikt eigenlijk liberale politiek. Maar geen klassiek liberalisme, waarin belastingverlagingen centraal staan, maar wel liberalisme waarbij de werking van de markt uitgangspunt is.

Het keynesianisme in de jaren na WO-II was succesvol, toen alle West-Europese landen het toepasten. De West-Europese verzorgingsstaten werden gecreëerd. Die sociaaldemocratische politiek zou nog steeds overeind kunnen staan, hadden we niet met neoliberalisme te maken gekregen. In de jaren tachtig was er weer een crisis. In Frankrijk trachtte de toenmalige Volksfrontregering het recept van het keynesianisme toe te passen. Maar neoliberale politici als Thatcher werkten niet mee. Het gevolg was dat stimuleringsmaatregelen niet op de eerste plaats Frankrijk ten goed kwamen, maar eerder het VK. Onder Frans minister voor economie Delors was het snel afgelopen met de keynesiaanse politiek. (Delors had de problemen heel goed begrepen en probeerde later als Europees Commissievoorzitter met alle macht een Europese markt en Europese politiek van de grond te krijgen.)

Intussen zijn in Europa voormalige socialistische landen tot de EU toegetreden. Gelukkig voor hun bewoners. Maar het heeft tot gevolg dat er een groot verschil in economische ontwikkeling binnen de EU bestaat. De huidige crisis zou ook weer op keynesiaanse wijze kunnen worden aangepakt. Mits alle Europese landen gecoördineerd maatregelen nemen. Dat gebeurt niet. En daar is de sociaaldemocratie hevig verdeeld over. Een groep wil de zaken Europees aanpakken. Een andere groep wil de vroegere strategie, van vlak na WO-II, kopiëren en geen bevoegdheden van het nationale naar het supra-nationale niveau overdragen. Waarom wil ze dat niet? Het zou kunnen dat de werkers van de hoogst ontwikkelde staten niet in eerste instantie profiteren, maar veeleer die in de armere (voormalige socialistische) lidstaten (bvb. de auto-industrie in Duitsland en Frankrijk moet worden beschermd ten koste van die in andere landen). Die groep nationalistische sociaaldemocraten redeneert puur pragmatisch: als er niet direct verbetering te bereiken valt, dan doen we niet mee. Maar de pro-Europese factie kan niet overtuigen, omdat ze niet het liberale verhaal wil en kan aanhangen van het belang van het creëren van de Europese vrije markt, waardoor de economie weer in het gareel komt.

De patstelling tussen sociaaldemocratische eurofielen en eurosceptici verlamt. De traditionele sociaaldemocratische kiezers hebben er weinig fiducie meer in. Ofwel die kiezers begrijpen het belang van de EU en kiezen voor sociaalliberalisme, of ze worden teleurgesteld en zoeken naar zondebokken die ze makkelijk kunnen vinden in de zwakke nieuwkomers in Europa en waarvan xenofobe partijen profiteren. Bernard-Henri Lévy begrijpt het volgens mij wel. Daarom heeft hij het over 'goed' liberalisme en 'slecht' liberalisme. Hij pleit in feite voor een omvorming van de sociaaldemocratie naar sociaalliberalisme, dus accepteren dat de natiestaat slechts aanvullend kan werken. Het sociaalliberalisme is overigens evenmin direct een panacee. Het neigt nog vaak, zoals liberalisme eigenlijk wil, naar een maatschappelijke herverdeling ten gunste van de sterksten. Het is nog niet doordrongen van de noodzaak om een billijke (Rawls' fairness) maatschappelijke verdeling te accepteren.

Laatst gewijzigd door Sjaax : 27 juli 2009 om 06:07.
Sjaax is offline   Met citaat antwoorden