Het naaktmodel stond voor paal.
De schilder gebruikte schuttingtaal.
De duiker vond het niet diepzinnig.
De horlogemaker wond zich op.
De smid smeedde een plan.
De graafwerker zat in de put.
De violist was fijnbesnaard.
De marskramer was van alle markten thuis.
Voor de dakloze liep het niet van een leien dakje.
De slager had het spek aan zijn been.
Laatst gewijzigd door Elio di Supo : 26 juli 2017 om 12:38.
|