Los bericht bekijken
Oud 21 juni 2005, 04:45   #1
Bart Van Stappen
 
Berichten: n/a
Standaard Grote Raad van Mechelen - ARREST -- Overheden plegen ernstige "misdaden tegen de openbare trouw" -- Fraude bij Boelwerf -- openbaarmaking (lang)

__________________________________________________ ____________________


Overheden plegen ernstige "misdaden tegen de openbare trouw"
Arrest van de Grote Raad van Mechelen
Fraude bij Boelwerf eindelijk veroordeeld
zondag 19 juni 2005.

http://www.yabasta.be/article.php3?id_article=288

De Groote Raad der Nederlanden te Mechelen, le grand conseil des
Pays-Bas �* Malines, der grosse Rat der Niederlande zu Mecheln

A R R E S T

in Naam der Nederlandsche Volken, aux nom des peuples belgiques,
im Namen der Niederländischen Völker

De leden van de Groote Raad te Mechelen, namens de Staten van
Brabant en Limburg, van Doornik, Vlaanderen, Gelder, Henegouwen,
Luxemburg, Mechelen en Namen, in ballingschap sedert de bezetting
door Fransche troepen in het jaar 1794

Ten jare tweeduizend en vijf, op 16 juni

In de zaak tegen de beschuldigden

Friary scheepsgroep, en haar vertegenwoordigers J. Lubbe Bakker,
T. Highlands, R. van Peteghem, R. Verschueren, E. Vandenbemden,
D. Degroot, A. Voermans en M. Brookes

NV Boelwerf, haar aandeelhouders NV Esdam en NV Gimvindus, hun
vertegenwoordigers Y. Brasseur, P. Verstuyft, R. Malevé,
N. Saverys, H. van der Borght, G. de Brabandere, W. de Vos,
M. Stordiau, J. van Damme, R. Verschueren, L. Cappoen,
P. Plasschaert, P. de Moor, alsmede C. van Buggenhout, die curator
is van de NV Boelwerf en vereffenaar van een reeks
scheepsvennootschappen

Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, en haar
vertegenwoordigers D. van den Stockt, W. van Dooren, A. Clottens,
J. Denayer, R. Jacobs, G. Vekeman, C. van Hautegem, K. Dierckx,
W. Coumans en A. Rampen

Koninkrijk België, en de ministers van verkeer H. de Croo,
J.-L. Dehaene, G. Coëme, M. Daerden en E. di Rupo

Vlaamsch Gewest, en de ministers L. van den Brande,
N. de Batselier, E. van Rompuy en D. van Mechelen

Allen beschuldigd van misdaden en wanbedrijven tegen de openbare
trouw, gepleegd in de landen van Vlaanderen en Brabant, met name
in de steden Temse, Brussel en Antwerpen, ten tijde van het
faillissement van de NV Boelwerf op 28 oktober 1992 en in de
daaraan voorafgaande en de daarop volgende periode

Dit zijn onze overwegingen

Het past in deze zaak de wetten van het "Belgische" volk toe te
passen, en wel in de huidige stand van die wetgeving, ook al kwam
deze tot stand onder 175 jaar wederrechtelijke heerschappij van
Duitsche prinsen, die zich rex belgarum noemen, roi des belges of
koning der "Belgen", maar eigenlijk daarmeer de titel van van
koning der Nederlanders usurperen.

Het "Belgische" strafwetboek behandelt in boek II, titel III, de
misdaden en wanbedrijven tegen de openbare trouw, en bestraft met
name in de artikelen 193 en volgende de valschheid in geschriften
met opsluiting van tien tot vijftien jaar als de feiten gepleegd
werden door openbare officieren of ambtenaren, en met opsluiting
van vijf tot tien jaar als de feiten gepleegd werden door andere
personen.

De magistraten van Dendermonde lieten deze feiten meer dan twaalf
jaren zonder vervolging en het past bijgevolg dat de Groote Raad
de zaak te evoqueert.

Door de vermelde nalatigheden van de gerechtelijke instanties van
de "Belgische" staat is het zonder belang of artikel 2 van de Wet
van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden al dan niet
toegepast wordt, met name de vraag of de beschuldigden voor een
assisenhof dan wel voor een correctionele rechtbank dienen te
verschijnen.

De Groote Raad heeft -door de gekende omstandigheden- geen toegang
tot de overtuigingsstukken in Dendermonde maar hij beschikt wel
over de publieke elementen van twee commissies van het Vlaamsch
Parlement, onder meer verklaringen van de heer de Gucht van 10
juni 1997 en 2 juni 1998, en getuigenissen van bewindvoerders,
curatoren en andere betrokkenen in de zittingen van juni 1998 en
juni 2002.

De publieke opinie in het land is op de hoogte van de feiten,
onder meer door goede samenvattingen in de kranten.

Uit alle beschikbare overtuigingsstukken blijkt dat in de laatste
jaren van de naamloze vennootschap Boelwerf, voorafgaand aan het
faillissement in het jaar 1992, alle denkbare documenten
vervalscht waren, dat wil zeggen dat zowel de boekhouding als de
geldbewegingen, zowel de bestekken als de facturen met betrekking
tot de gebouwde schepen, zowel de verkoop- als de aankoopfacturen,
evenals de leningen en de openbare scheepskredieten, niet met de
werkelijkheid overeenstemden.

Deze valschheid werd begaan met bedrieglijke inzichten, meer
bepaald om hogere scheepskredieten te krijgen of toe te staan dan
wettelijk mogelijk was. Daar waar de wettelijke voorziene
kredieten 80 procent van de bouwwaarde bedroegen werd deze
bouwwaarde valschelijk opgetrokken tot 125 procent, zodat de
volledige bouwwaarde gefinancierd werd door de gemeenschap; 80
procent van 125 procent is namelijk precies 100 procent. Het
belangrijkste gevolg van deze valsche overfinanciering is dat deze
kredieten niet volledig terugbetaald konden worden. Het ging
nochtans om gemeenschapsgelden.

De kredieten voor tientallen schepen, die intussen al lang door de
reders verkocht zijn, staan nog altijd onbetaald open, met name de
kredieten voor een kabellegger, een boorplatform, een zestal
reefers of fruitschepen en nog drie chemicaliëntankers. Het is de
Groote Raad niet duidelijk is wie op dit ogenblik in het bezit is
van deze waardeloze portefeuille, nadat de Vlaamsche Regering deze
in het jaar 2004 openbaar zou verkocht hebben. Daarbij dienen nog
gevoegd te worden de zes schepen, waarvan de kredieten verloren
gingen bij het faillissement van de NV ABC Containerline.

Deze valschheid is een ernstige misdaad, die van aard is het
openbaar vertrouwen op een bijzonder ernstige manier te
ondermijnen, en waarvoor het strafwetboek criminele straffen
voorziet van minimaal vijf jaar opsluiting of minimaal zelfs tien
jaar voor de openbare functionarissen.

Bijgevolg oordelen wij over de verschillende betrokkenen

1. de Friary-scheepsgroep en zijn verantwoordelijken

Uit het feitenmateriaal blijkt dat het in de beschouwde periode
niet meer mogelijk was om schepen bij de Boelwerf te bestellen
zonder aan de valschheden deel te nemen. Bovendien blijkt dat de
Friary-groep uiteindelijk de enige is die de kredieten van het
laatst gebouwde schip, met name de Navigator, volledig heeft
terugbetaald. Hetzelfde kan gezegd worden van de kredieten op twee
oudere boorschepen, Petrel en Pelican, die de groep in 1993 uit
het faillissement van de NV Off Shore Europe heeft kunnen kopen.
De Groote Raad besluit daarom dat de bedrieglijke inzichten in
hunnen hoofde niet bewezen zijn en besluit daarom tot vrijspraak,
zowel voor de vennootschap als voor haar bestuurders. De zaak van
fiscale fraude die door dezelfde groep zou gepleegd zijn, en
waarover ook in de parlementaire commissies gesproken is, wordt
door de Groote Raad niet geëvoqueerd maar verder overgelaten aan
de rechtbank van Dendermonde, al moet gezegd worden dat deze
eventuele wanbedrijven kortelings schijnen te zullen verjaren.

2. de Boelwerf en de NMKN en hun verantwoordelijken

Uit het feitenmateriaal blijkt dat deze beschuldigden de valsche
bestekken, facturen, acten van lening, kredietdossiers en
dergelijke opmaakten, goedkeurden, gebruikten of de beslissingen
daartoe namen. Het blijkt ook dat zij wisten of moeten geweten
hebben dat het om grote bedragen en dus om ernstige
vervalschingen ging. Anderzijds meent de Raad dat deze personen
niet voor zichzelf handelden maar namens hun opdrachtgevers, de
Belgische staat (Gimvindus) en de private aandeelhouders (Esdam).
De Raad meent dat zij onder dwang handelden, minstens niet vrij
waren in hun beslissingen. Hij besluit daarom tot vrijspraak,
zowel voor de vennootschap als voor haar bestuurders.

De curator kan vanzelfsprekend niet aangewreven worden de valsche
stukken opgemaakt te hebben. Hij heeft deze bij zijn aanstelling
aangetroffen en meteen aangeklaagd bij de rechtbank van
Dendermonde. Het feit dat hij deze klacht later ingetrokken heeft
met het ogenschijnlijke oogmerk dat deze feiten niet langer
vervolgd zouden worden, kan geen aanleiding meer geven tot
vervolging voor de feiten zelf.

3. de Belgische Staat, het Vlaams gewest en hun respectieve
ministers

Uit de samenlezing van alle gegevens kan afgeleid worden dat bij
de Belgische Staat de uiteindelijke verantwoordelijkheid lag van
deze valschheid. Vooraleer een veroordeling uit te spreken past
het dat de Raad alle verzachtende en verzwarende omstandigheden
afweegt. Als verzachtende omstandigheid kan zeker aanvaard worden
het feit dat de valschheden op het eerste gezicht geen persoonlijk
profijt tot doel hadden. Het voornaamste en mogelijk enige oogmerk
lag in het behoud van de scheepsbouw en de tewerkstelling in het
land van Temse. Dit doet echter geen afbreuk aan de regel dat een
eerbaar oogmerk niet met onwettelijke, zeker niet met misdadige
middelen, mag worden nagestreefd. Als verzwarende omstandigheid
moet gelden dat het gaat om ministers die een openbare functie
vervulden, en die aangesteld waren om de wetten van de volken uit
te voeren en te doen naleven. Diezelfde wetten bepalen dat het
staatshoofd onverantwoordelijk is. Het maakt in diens hoofde niet
uit of zijn heerschappij al dan niet wettelijk is, in deze zijn
het de ministers die de volle verantwoordelijkheid dragen. Aldus
hebben zij door hun valschheden, als hoogste gezagsdragers,
bijgedragen tot een bijzonder kwalijke ondermijning van de
openbare trouw. Het feit dat zij regeerden onder een onwettelijke
Duitsche prins kan een verzwarende omstandigheid zijn maar na 175
jaar mag de Groote Raad daar niet te erg aan tillen en kan op dit
punt het voordeel van de twijfel gelden, als handelden de
ministers onder een sluier van sinds lang gewekt vertrouwen.

Tenslotte past het dat de Raad de verantwoordelijkheden van de
onderscheiden personen bepaalt. De wet op de aansprakelijkheid van
rechtspersonen is pas na de feiten in voege gekomen en zelfs na
deze inwerkingtreding zijn er uitzonderingen voor de openbare
overheden. Bijgevolg verleent de Groote Raad de vrijspraak aan de
rechtspersonen die het Koninkrijk België en het Vlaamsch Gewest
zijn. Ten tijde van de feiten konden enkel natuurlijke personen
strafrechtelijk veroordeeld worden.

3a. de heer Herman de Croo

De heer de Croo was verkeersminister in de jaren 1981-1988. De
Raad heeft deze periode niet onderzocht en is van mening dat
beschuldigde de Croo alleszins vrijuit zou gaan wegens verjaring
van de meeste feiten.

3b. de heer Guy Coëme

Het voornaamste en bijna enige wapenfeit van de heer Coëme als
minister van verkeer was de inhuldiging van het schip
"Prins Filip" op 12 mei 1992. Het dossier bevat geen concrete
aanwijzingen van betrokkenheid van de beschuldigde bij de
valschheden. De Groote Raad spreekt hem bij gebrek aan bewijzen
vrij.

3c. de heren Michel Daerden en Elio di Rupo

De heren Daerden en di Rupo zijn minister van verkeer geworden
nadat de misdrijven feitelijk van aard veranderd zijn door de
stopzetting van de werf, en ook nadat de Belgische Staat de
verantwoordelijkheid over deze zaken op 1 januari 1989 grotendeels
had overgedragen aan het Vlaamsch Gewest. De Groote Raad stelt
vast dat zij in hun functie nog wel hebben toegestaan dat schepen
beneden de (vervalschte) kostprijs of bouwwaarde verkocht werden,
wetende dat daardoor onbetaalde scheepskredieten zouden blijven
open staan. Deze beschuldigden moeten bijgevolg op de hoogte zijn
gebracht van de eerdere misdaden maar het is niet bewezen dat zij
eraan hebben deelgenomen. Zij hebben namens de Staat achteraf de
onvermijdelijke verliezen goedgekeurd. Alhoewel zij de bevolking
daarover niet duidelijk ingelicht hebben, eerder alles hebben
willen verdoezelen, past niettemin past de vrijspraak voor feiten
die vóór hun tijd gepleegd zijn.

3d. De heren Luc van den Brande, Norbert de Batselier, Herman van
Rompuy en Dirk van Mechelen

Deze heren waren minister van het Vlaamsch Gewest. Na de
bevoegdheidsoverdracht werd de Vlaamsche Regering de voornaamste
verantwoordelijke voor de scheepsdossiers. Tussen 1992 en 1994
werkte een nieuwe vennootschap, de NV Boelwerf Vlaanderen, vijf
schepen van de "oude" Boelwerf verder af. Valschheden die in die
periode gepleegd zijn, met name met Europese subsidies, werden bij
vonnis van 12 oktober 2004 van de rechtbank van Dendermonde
veroordeeld. De Groote Raad stelt vast dat de magistraten in
Dendermonde, weliswaar erg laattijdig, hun verantwoordelijkheid
genomen hebben in verband met de tijdens het Vlaamsche bestuur
gepleegde misdrijven. Het Vlaamsch Gewest moet ook op de hoogte
geweest zijn van de valschheden bij de oude Boelwerf, maar het is
niet bewezen dat zijn verantwoordelijken eraan hebben deelgenomen
betreft. Zij hebben namens het Gewest de onvermijdelijke verliezen
geïncasseerd. En alhoewel zij de bevolking daarover niet duidelijk
ingelicht hebben, eerder alles hebben willen verdoezelen, past
niettemin de vrijspraak voor feiten die vóór hun tijd gepleegd
zijn.

3e. de heer Jean-Luc Dehaene

De valschheden hebben de hoogste vlucht genomen in de periode dat
de heer Dehaene verantwoordelijk was, als verkeersminister tot
1992 en dan als eerste minister. Aangezien het strafwetboek niet
toelaat de rechtspersoon die de Belgische Staat is, als dader en
hoofdopdrachtgever van deze misdaden tegen de openbare trouw aan
te wijzen, komt de Groote Raad tot het besluit dat de heer Dehaene
in deze als dader moet aangewezen worden. Het gaat om meer dan
louter politieke verantwoordelijkheid. Hij heeft de meeste leden
van de raad van bestuur van de Boelwerf aangeduid en het kan niet
aangenomen worden dat dezen hem niet persoonlijk op de hoogte
gebracht hebben van de totaal onbetrouwbare toestand van de boeken
en geschriften van de onderneming. De Groote Raad stelt vast dat
de heer Dehaene wetens en willens opdracht gegeven heeft de
vervalschingen te begaan of gedoogd heeft dat deze voortgezet
werden.

Omdat de Groote Raad geen toegang heeft tot het dossier in
Dendermonde, kan hij niet precies oordelen over de
verjaringstermijn van de strafvorderingen. Deze termijn is in
principe tien jaar vanaf de feiten (artikel 21 voorafgaande titel
Wetboek van Strafvordering), terwijl elke daad van onderzoek of
vervolging deze termijn stuit voor een nieuwe periode van tien
jaar totdat deze maximaal verdubbeld is, dit is tot twintig jaar
(artikel 22). Een groot deel van de rechtspraak en de rechtsleer
rangschikken de valschheid in geschrifte overigens onder de
voortgezette of de voortdurende misdrijven. Het maken van valsche
stukken en het gebruik ervan vormen één enkel misdrijf dat
voortduurt zolang de gevolgen ervan voortbestaan. De Groote Raad
stelt vast dat de overdreven scheepskredieten nog altijd niet
terugbetaald zijn door de vennootschappen die onder de curatele of
onder de vereffening staan van de heer van Buggenhout. De
zogenaamde openbare verkoop van de vorderingen-portefeuille door
de Vlaamsche regering in 2004 kan misschien verstaan worden als
een poging om het voortduren van het misdrijf te beëindigen. Wat
er ook van zij, de Groote Raad stelt vast dat er duidelijke
argumenten zijn om vast te stellen dat de strafvordering voor
valsche stukken die in 1992 of eerder opgemaakt zijn, thans nog
niet verjaard is.

De Groote Raad merkt terloops op dat het dezelfde heer Dehaene was
die in dezelfde periode de reders van Antwerpen de mogelijkheid
gegeven heeft hun schepen onder de vlag van Luxemburg te brengen,
waardoor zij opnieuw onder de authentieke Nederlandsche vlag
voeren. De Raad prijst dit als een patriottische daad.

De Groote Raad merkt ook op dat in het land verteld wordt dat de
heer Dehaene, nadat hij eerste minister werd, uiteindelijk toch
beslist heeft een einde de maken aan deze politieke corruptie, dat
hij daarom een regeling op de financiering van politieke partijen
heeft ingevoerd opdat deze voortaan niet meer met duistere
financiële middelen zouden moeten werken, dat inderdaad de
corruptie aan het einde van zijn bestuur fel zou verminderd zijn.
De Raad aanvaardt dit als een verzachtende omstandigheid.

Echter, het ongestraft laten van de valschheden in een belangrijke
onderneming onder staatscontrole zou van aard zijn om de al erg
aangetaste openbare trouw nog verder te ondermijnen en de al erg
getarte belastingbetalers nog meer te tarten, aangezien zij ook
streng gestraft worden wanneer zij hun boeken vervalschen. Hier
past dus een voorbeeldige bestraffing, zoals in de wetten voorzien
is.

Het door de volken goedgekeurde Europeesch Verdrag tot bescherming
van de Rechten van de Mens en de fundamente vrijheden, artikel 6,
alsmede het internationaal verdrag inzake Burgerrechten en
Politieke rechten, artikel 14, bepalen dat de beschuldigden recht
hebben op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn. De Raad
erkent in deze dat hij de beschuldigde niet heeft kunnen horen en
dat hij in de onmogelijkheid verkeerde de eventuele parlementaire
onschendbaarheid van de beschuldigde te toetsen. Indien de
rechtbanken onder de voorwaarden van een eerlijk en vlotte
procesgang zouden gehandeld hebben, zoals voorgeschreven in de
genoemde verdragen, zou de beschuldigde de minimale straf van tien
jaar opsluiting reeds uitgezeten hebben en was hij op dit ogenblik
weer een vrij man. De Groote Raad oordeelt dan ook dat in de
gegeven omstandigheden, meer dan twaalf jaar na de feiten, geen
feitelijke strafuitvoering meer mogelijk, noch wenselijk is. Hij
beperkt zich tot een eenvoudige schuldigverklaring, zoals voorzien
in het nieuwe artikel 21ter van de voorafgaande titel van het
Wetboek van Strafvordering, en verklaart de heer Jean-Luc Dehaene
schuldig aan misdaden tegen het openbaar vertrouwen.

Dit is ons oordeel over de burgerlijke vorderingen

Wat de burgerlijke vorderingen betreft, met name de schade van de
belastingbetalers in de eerder genoemde landen waarvoor de Groote
Raad opgericht is, met inbegrip van Waalsch-Luxemburg maar met
uitzondering van Duitsch-Luxemburg, ook met uitzondering van
Oostenrijksch-Gelder, dat nu onder Nederlandsch-Limburg valt, maar
met latere toevoeging van de landen van Stablo-Malmédy, Bouillon,
en Luik, dat wil zeggen voor alle Staten die thans een fiscale
eenheid vormen, oordeelt de Raad als volgt. Het totale bedrag van
de door de valschheden verloren gegane begrotingsgelden wordt
geraamd op meerdere honderden miljoenen euro. Het grootste deel
daarvan is evenwel in hetzelfde territorium teruggekeerd onder de
vorm van tewerkstelling en andere economische voordelen. De
rechtbank mag geen oordeel vellen over de zin of onzin van het
gevoerde economisch beleid. De Groote Raad is bijgevolg niet
bevoegd een mogelijke economische schade vast te stellen.

De Raad onderzocht evenmin de schade die gesteund is op de
vaststelling dat het gevoerde beleid jarenlang de
privé-aandeelhouders van de Boelwerf, de CMB-groep, de ABC-groep
en de Friary-groep in staat gesteld heeft zich te verrijken op
kosten van de gemeenschap. Indien deze schade bestaat, ging zij
weliswaar gepaard met de gepleegde valschheden, maar was zij er
niet noodzakelijk het gevolg van, terwijl de valschheid ook geen
noodzakelijke voorwaarde was voor de economische, financiële en
fiscale gunsten aan de sector. Artikel 1382 van het burgerlijk
wetboek, dat een oorzakelijke band vereist tussen de vastgestelde
fout en de vastgestelde schade, laat daarom niet toe deze schade
te verbinden aan de vastgestelde valsche geschriften. Indien deze
schade bestaat is zij eerder het gevolg van het algemene beleid
met betrekking tot de scheepsbouw en de scheepvaart en niet
noodzakelijk van de valsche boeken van Boelwerf in het jaar 1992.
Deze schade is dus geen noodzakelijk gevolg van de hier
aangeklaagde feiten.

Echter, wanneer regeerders, die pretenderen namens de volken te
regeren, de meest elementaire strafwetten, zoals deze over de
valschheid in geschriften en de aantastingen van de openbare trouw
streng bestraft, naast zich neerleggen, dient de Groote Raad een
schade van morele aard vast te stellen, die eventueel kan
bijdragen het zwaar gehavende openbaar vertrouwen te herstellen.

Omdat deze schade wel reëel is maar evenzeer onschatbaar, kent de
Groote Raad een symbolisch bedrag toe aan de benadeelde volken.
Hij veroordeelt de heer Jean-Luc Dehaene bij verstek tot de
betaling van één euro aan elk van de 589 gemeenten in het land dat
thans feitelijk het fiscaal gebied vormt, waarover hij geregeerd
heeft, de gemeenten zijnde de meest directe en meest legitieme
vertegenwoordigers zijn van de Nederlandsche volken.

De tekst van dit arrest zal openbaar gemaakt worden.

Gedaan te Mechelen op 16 juni 2005

Welingelichte bronnen bevestigen ons dat de geheime politieke
sponsoring, die onder het bestuur van de heer Jean-Luc Dehaene
inderdaad sterk afgenomen is, onder zijn opvolger weer hand over
hand is toegenomen. Sommigen zeggen ons zelfs dat het "nog nooit
zo erg geweest is als tegenwoordig".
__________________________________________________ ____________________