73 - de wens
Nu was het de beurt
aan Alberich
zich te beheersen
en vooral niet
uit zijn bol te geraken
maar zich wel innerlijk
zeer te verheugen
hoe alles zo ging
als hij zich
maar kon wensen
en om de spanning
nog extra op te schroeven
hield hij een tijdlang
zijn mond
als moest hij nog
nadenken
een antwoord te geven
om vervolgens
zeer schijnheilig te beweren:
"Tja, majesteit,...
nu U dat zo zegt...
Uwe goedheid doet U zeer
in mijn achting stijgen...
en ik zeer in verwarring
ben geraakt...
een wens te mogen bedenken...
ik, kleine
nietswaardige kabouterman...
dit had ik
totaal niet voorzien...
en opnieuw hield Alberich
zich stil om Wodan
nieuwsgierig te maken
wat die wens dan zou zijn
en beiden
kregen een rood hoofd
van verlegenheid
om de hele situatie
|