![]() |
Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
|||||||
| Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst | Markeer forums als gelezen |
| Persmededelingen In dit forum kun je discussiëren over persmededelingen die verschenen zijn op onze portaalsite. Persmededelingen kunnen ons steeds via dit adres worden toegestuurd. |
![]() |
|
|
Discussietools |
|
|
#1 |
|
Redactie
Geregistreerd: 27 november 2004
Berichten: 28.704
|
Impact van ideologie en interesse voor technocratieHet thema van politieke ideologieën heeft een enorme impact gehad op de 20ste eeuw en naar aanleiding van de politieke crisis in ons land vorig jaar. Naar aanleiding van de bankencrisis en de financiële crisis, vooral in Griekenland en Italië kwam ook het thema van de technocratie plots in de aandacht gedurende de laatste maanden van 2011. Misschien valt deze spreekbeurt iets te laat, want ondertussen lijkt dat technocratische idee al terug een beetje vergeten. Maar anderzijds is het misschien ook beter om er over na te denken op een rustig moment in plaats van onbezonnen beslissingen te nemen tijdens een periode van crisis en paniek.
Als ik u zeg dat politieke ideologieën een enorme impact hebben gehad op de 20ste eeuw, dan druk ik mezelf zacht uit. Als we beginnen te tellen vanaf de Russische revolutie in 1917 tot de Culturele revolutie in China, eind de jaren 60, dan zijn er op ongeveer een halve eeuw tijd meer dan 200 miljoen, bijna een kwart miljard ideologische moorden gepleegd. Ter info: in 1927 telde de wereldbevolking 2 miljard mensen, dus om in die tijdsperiode bijna een kwart miljard mensen te vermoorden, enkel om ideologische redenen… Dat kan tellen. Als je, ter vergelijking, alle religieuze moorden optelt van de 10 kruistochten samen (die gespreid waren over drie eeuwen), en je telt daar nog eens alle moorden bij op van tijdens de Contrareformatie, inclusief die van de Spaanse Inquisitie, dan kom je in die heel lange tijdsperiode aan een goede 1,5 miljoen religieuze moorden, dus in ieder geval minder dan 1% van het aantal ideologische moorden die werden gepleegd op amper 50 jaar tijd tijdens de 20ste eeuw. Al die cijfers zijn natuurlijk moeilijk met elkaar te vergelijken, maar de omvang van dat ideologische geweld tijdens de 20ste eeuw heeft de geschiedenis nooit eerder gezien, niet in de verste verte. Ik baseer me vooral op cijfers van de politicoloog Rudolph Joseph Rummel. Uiteraard had ik het zonet over de totalitaire ideologieën, maar in de 20ste eeuw is ons verzuilde land natuurlijk ook niet bepaald ontsnapt aan de greep van die ideologieën. Kranten, scholen, universiteiten, vakbonden, reisorganisaties, jeugdbewegingen, vrouwenbewegingen, culturele verenigingen, banken, ziekenfondsen, bijna alle middenveldorganisaties waren ideologisch gekleurd. En dan heb ik het nog niet over de politieke benoemingen van ambtenaren, rechters, diplomaten en universiteitsprofessoren, arbeiders en bedienden in kleine, middelgrote en grote ondernemingen… het leek alsof de hele instelling van onze samenleving bepaald werd door de drie grote zuilen die ons land rijk was: de christelijke, de liberale en de socialistische. Maar we zijn ondertussen in de 21ste eeuw aanbeland en hoewel er vandaag nog veel restanten zijn van die zuilen, bestaat er tegenwoordig toch ook een bepaalde schroom ten aanzien van die politieke ideologieën. En na wat ik net kom te zeggen over die impact van politieke ideologieën in de 20ste eeuw is dat ook niet verwonderlijk. Dat men dan begint uit te kijken naar alternatieven, zoals de technocratie, is dan ook begrijpelijk. Maar daarmee heb ik nog niet gezegd dat dat technocratische alternatief beter is. Evenmin gaat u me horen zeggen dat men in Griekenland en Italië een foute beslissing heeft genomen door daar even een relatieve rustpauze in te lassen op ideologisch vlak en tijdelijk enkele technocraten in te schakelen om het land te besturen. Qua politieke regimes hebben wij westerlingen meestal enkel ervaring met democratie en zoals een aantal onder u zullen weten, heeft Francis Fukuyama het essay The End of History geschreven. Dat essay vormde de basis voor zijn latere boek The End of History and the Last Man. En in dat essay schreef hij in 1989: “De gebeurtenissen waarvan we getuigen zijn, betreffen niet enkel het einde van de Koude Oorlog, of het voorbijgaan van een specifiek tijdperk uit de naoorlogse geschiedenis, maar het einde van de geschiedenis als zodanig: namelijk, het eindpunt van de ideologische evolutie van de mensheid en de universalisering van de Westerse liberale democratie als de uiteindelijke vorm van menselijk bestuur.” Sinds de filosoof Hegel werd eigenlijk al vaak het einde van de geschiedenis aangekondigd. Daarmee wordt dan nooit bedoeld dat er niets meer zou gebeuren en dat vanaf dan plots de kranten geen politiek nieuws meer zouden brengen. Men bedoelt daarmee dat allerlei zaken zoals de geleide markteconomie, de liberale democratie en de mensenrechten een laatste stadium zouden zijn van eeuwenlange evoluties op economisch, politiek en ethisch vlak. Dat is dus de klassieke these van Francis Fukuyama. Maar nu lijkt er toch plots een alternatief op die liberale democratie op te duiken, namelijk de technocratie. Plato: welke staatsvorm is de beste? Het thema van vanavond, betreft één van de oudste vragen uit de politieke filosofie: welke staatsvorm is de beste? Voor Plato was het duidelijk dat democratie maar niks is. Hij vergeleek het besturen van een land met het besturen van een schip en het beroep van staatsman met dat van zeeman; het kan alleen overgelaten worden aan een select gezelschap van de meest begaafde en best gevormde vaklui. Democratische staten vergeleek hij met schepen die door alle passagiers tegelijk werden bestuurd en daardoor doelloos zwalpen en zwalken. De staatsvorm waar Plato voor opteerde was de ‘aristocratie’. Hij bedoelde daarmee geen feodale standenmaatschappij; hij had het dan over een aristocratie in de oorspronkelijke, etymologische betekenis, dat wil zeggen: ‘de macht aan de besten’. Wat voor Plato ideaal leek, was een staat die geleid werd door de best opgeleide mensen, met aan het hoofd een koningfilosoof die wijsheid en macht zou verenigen en verzoenen. En Plato’s pleidooi om de politieke macht toe te kennen aan de best opgeleide mensen, mogen we misschien wel beschouwen als een pleidooi voor wat we vandaag ‘technocratie’ noemen. Jullie weten allemaal dat figuren als Plato en Socrates in het westen beschouwd worden als heel wijze mannen, maar de laatste decennia was in datzelfde westen toch een heel brede consensus gegroeid dat die twee slimme mannen toch hadden gedwaald in hun afwijzing van de democratie en hun voorkeur voor de aristocratie. Maar kijk, de spanning die 2500 jaar geleden in Athene bestond tussen enerzijds de macht aan het volk en anderzijds de macht aan de best opgeleide mensen, die spanning duikt nu terug op. En het is natuurlijk ironisch dat de bakermat van de democratie – Athene – samen met de bakermat van ons huidig rechtssysteem – Rome – vandaag in Europa de enige twee uitvalsbasissen zijn van een technocratische regering. Wat is ideologie? Ideologie en technocratie zijn twee zware containerbegrippen. Ideologie heeft te maken met de manier waarop we naar de wereld, de mens en de samenleving kijken en technocratie gaat over het bestuur van een land. En het is dan ook gevaarlijk om zulke omvattende begrippen simpel te definiëren. Nochtans wil ik voor de hedendaagse betekenis van het begrip ‘ideologie’ wel het risico aangaan om bondig te zeggen waar het grosso modo voor staat, al was het maar omdat het begrip ‘ideologie’ een vrij algemeen bekend begrip is. Oorspronkelijk betekende ‘ideologie’ iets helemaal anders dan wat het vandaag betekent. Dat was destijds een soort ‘wetenschap van het denken’, een naïeve spin-off van de Verlichting die vandaag geen enkel belang meer heeft. En het begrip is langzaam geëvolueerd naar zijn hedendaagse betekenis, en enkel die betekenis zal ik vandaag in aanmerking nemen. En wat dat betreft wil ik graag genoegen nemen met de klassieke definitie van Andrew Heywood: “Een ideologie is een geheel van ideeën dat de basis vormt voor georganiseerde politieke actie of dit nu bedoeld is om het bestaande machtssysteem te behouden, om het aan te passen of om het omver te gooien. Daartoe bieden alle ideologieën (1) een beeld van de bestaande orde, meestal in de vorm van een ‘wereldbeeld’, (2) een model van een gewenste toekomst, een beeld van de goede samenleving en (3) een uitlegging van hoe de politieke verandering kan en behoort bereikt te worden, met andere woorden, hoe men van (1) naar (2) kan gaan (A. Heywood, Political ideologies: an introduction, 2003, p.12). Wat is technocratie? Het is moeilijk om even bondig weer te geven waar ‘technocratie’ voor staat. Eén van de problemen daartoe is dat in het afgelopen jaar het woord ‘technocratie’ wel regelmatig is gevallen, maar dan bijna altijd in een andere betekenis dan wat er tot voor enkele jaren doorgaans mee bedoeld werd. In de traditionele opvatting had technocratie veel te maken met experts in de zogenaamde exacte wetenschappen, waardoor zelfs economisten onvoldoende wetenschappelijk werden geacht om sleutelfuncties te bekleden in het beleid. Oorspronkelijk was technocratie in ruime mate trouwens een socialistische aangelegenheid. De persoon die meestal wordt beschouwd als de eerste technocraat is Claude Henri de Saint-Simon. Ook Karl Marx zelf moest niets weten van ideologie, want zijn theorieën waren strikt wetenschappelijk, en de eerlijkheid gebiedt ons te erkennen dat naar de normen van die tijd de wetenschappelijke basis van Das Kapital van een hoge wetenschappelijke waarde was. Maar toch, 70 jaar na zijn overlijden werd ongeveer een derde van de wereldbevolking onderdrukt door een regime dat zichzelf marxistisch noemde. De Sovjet-Unie heeft zichzelf ook vaak als technocratie beschouwd. Ter illustratie: in 1986 waren niet minder dan 89% van de leden van het politbureau gediplomeerde ingenieurs (Graham, Loren R., The Ghost of the Executed Engineer: Technology and the Fall of the Soviet Union, Cambridge, Harvard University Press, 1993. p. 73-4). Maar om een idee te krijgen van wat een technocratie in de eigenlijke betekenis is, zou ik u iets willen zeggen over Saint-Simon, die socialistische pionier van de technocratie die opdook vlak na het uitbreken van de Franse Revolutie. Hij meende dat wetten gefabriceerd moesten worden in een parlement bestaande uit een Kamer der Vernieuwing en een Kamer van Onderzoek. De eerste Kamer moest voor meer dan 2/3 uit ingénieurs civils bestaan, 40 leden van de Académie française en nog wat topjuristen en topindustriëlen. De tweede kamer werd verkozen uit de beste chemici, fysici, biologen. Als bedenker van het begrip ‘klassenstrijd’ meende Saint-Simon dat de samenleving bestond uit drie klassen. De eerste bestond uit vooruitgangsdenkers, de tweede was rijk en conservatief en de derde was het bezitloze proletariaat. De vooruitgangsdenkers moesten het voortouw nemen om de derde klasse op te voeden, te helpen én te beschermen tegen de rijke conservatieve tweede klasse. Al was de egalitaire samenleving het theoretische einddoel, de facto meende Saint-Simon dat la classe la plus nombreuse et la plus pauvre het gewoon niet in zich had om haar lot in eigen handen te nemen. Van haar werd hooguit dankbaarheid verwacht voor de aalmoezen die hen in slaap hielden. Al in het prille België had het saint-simonisme voet aan francofone grond, met een eigen tijdschrift – L’organisation Belge – en connecties tot bij Leopold I. In 2007 had een Vlaamse krant me gevraagd om daar een stukje over te schrijven en in dat artikel merkte ik op dat het misschien wel toeval kan zijn dat docteur en chimie Di Rupo en docteur en droit Van Cauwenbergh aan de strenge voorwaarden voldoen om te zetelen in een saint-simonistisch parlement, maar dat het anderzijds toch verdacht was, dat deze twee yuppies acht jaar beurtelings het minister-presidentschap van onze armste regio cumuleerden met het burgemeesterschap van België’s twee armste steden (Bergen en Charleroi). En ik zou een stukje willen voorlezen uit dat artikel: “PS-politici hebben doorgaans geen probleem met Vlaanderen als zodanig. Alleen geeft de economische en politieke situatie van ons land hen een aanleiding voor een saint-simonistische klassenstrijd tegen Vlaanderen. Als meest verdienstelijke vooruitgangsdenkers (de eerste klasse) nemen de PS-partijbonzen het op voor het arme Wallonië (de derde klasse). Door te vechten voor steeds meer Vlaams geld (van de rijke, conservatieve, tweede klasse) wordt de egalitaire samenleving nagestreefd. Dat beeld van de PS als Robin Hood die vanuit het Ardense Sherwood Forest zijn pijlen richt op de norse Vlaamse conservatieve rijkaards is een electorale kip met gouden eieren.” Dus voor alle hier aanwezige voorstanders van de technocratie heb ik goed nieuws: de PS is uw bondgenoot. Maar de mensen die hopen om het oude Belgische probleem van de geldtransfers op te lossen via een technocratie zijn dus alvast gewaarschuwd. Uiteraard zullen vele liberale voorstanders van de technocratie zich meer richten op Francis Fukuyama die stelde dat de geschiedenis was beëindigd met de liberale democratie. Maar natuurlijk heeft ook Francis Fukuyama een politieke kleur. En, zoals gezegd, wordt vandaag iets anders verstaan onder dat begrip ‘technocratie’. De etymologische betekenis van het begrip ‘technocratie’ is natuurlijk dat technici aan de macht zijn. Met die technici heeft men het dan niet over chauffagisten, Tv-herstellers en zelfs niet over loodgieters. Het gaat over mensen die een bepaalde maatschappelijk relevante expertise hebben opgebouwd buiten de politiek en zonder dat ze verkozen zijn, zouden zij toch een uitvoerend mandaat opnemen in de politiek. Die expertise kan men aan de universiteit hebben opgebouwd. Maar dat kan ook gaan over expertise als ondernemer, als topambtenaar, bankier, bestuurder van een middenveldorganisatie, enzovoort. Bovendien zou het gaan over mensen die geen zichtbaar ideologisch etiket hebben. En een regering met dat soort mensen op sleutelposten noemt men vandaag een ‘zakenkabinet’ of een ‘technocratie’. Eigenlijk heb ik op die manier alsnog een bondige definitie gegeven van technocratie, maar dat is dan in de veronderstelling dat voor de rest ongeveer alles traditioneel democratisch verloopt. En ik denk dat de huidige voorstanders van de technocratie het inderdaad ook zo bedoelen. Dus het parlement moet dan nog altijd zijn goedkeuring geven aan de regering opdat ze überhaupt legitiem zou zijn. En die parlementsleden worden dan wel democratisch verkozen en dus in tegenstelling tot bij Saint-Simon zou op wetgevend vlak het land dan toch nog democratisch zijn en ideologisch gekleurd. Toen Berlusconi ontslag nam, werd het Italiaanse parlement niet ontbonden. Het parlement is verder gegaan met de lopende legislatuur en het heeft gewoon zijn steun toegezegd aan die nieuwe, technocratische regering, die werd samengesteld door de president. Van Griekenland werd ook gezegd dat het tegenwoordig technocratisch bestuurd werd, maar dat was eigenlijk meer een overgangsregering van nationale eenheid. Die regering teldfe 48 leden, waarvan slechts enkelen technocraten waren… Ik geloof een zestal, premier Lucas Papademos was weliswaar één van hen. Voor alle duidelijkheid waren er in Griekenland of Italië geen grondwetswijzigingen, of zelfs nog maar gewone wetswijzigingen noodzakelijk om over te gaan van de democratie naar de zogenaamde technocratie. Dus die zogenaamde technocratieën in Griekenland en Italië zijn eigenlijk maar een variant van de democratie en het is ook op die manier dat ik de technocratie vandaag zal opvatten. Dat is misschien een ontgoocheling voor de mensen die denken dat in een technocratie het sociaal overleg wonderbaarlijk zou verdampen, dat vakbonden zichzelf stilletjes zouden opdoeken en dat de televisie plots alle politieke duidingsprogramma’s zou vervangen door entertainment. Volgens mij zou dat niet wenselijk, maar ook niet haalbaar zijn. Hoe technocratisch zijn we al? Zoals u misschien weet worden de ministers in de Verenigde Staten niet verkozen. De president wordt rechtstreeks verkozen en hij stelt gewoon een kabinet samen, met mensen waarvan hij meent dat die het best geplaatst zijn, beroepspolitici of niet, dat ligt niet zo gevoelig. Uiteraard kan je ook bij ons niet via verkiezingen postuleren voor een job als minister. Er bestaan ook bij ons geen lijsten waarop je moet kiezen voor uitvoerende mandaten. Wij kiezen voor de leden van de wetgevende macht en op basis van die resultaten moeten de partijvoorzitters onderhandelen over de ministerportefeuilles en van zodra elke partijvoorzitter weet hoeveel en welke portefeuilles zijn toegewezen aan zijn partij, moet de voorzitter van elke partij die in de regering zal zitten, nadenken wie hij zal aanduiden, en daarin is hij – theoretisch gezien – helemaal vrij. Op dat ogenblik is hij aan geen enkel kiesresultaat gebonden en is hij eigenlijk nog vrijer dan in de Verenigde Staten, want bij ons wordt zelfs de regeringsleider niet verkozen. Zo werd Kris Peeters hoofd van de Vlaamse Regering op een ogenblik dat hij op nog geen enkele kieslijst had gestaan. Kris Peeters heeft trouwens iets van Plato zijn koningfilosoof, want als regeringsleider was hij niet verkozen en hij heeft ook een diplomaatje filosofie. Herman Van Rompuy trouwens ook. Maar ook toen Ingrid Lieten en Geert Muyters voor het eerst een ministerportefeuille kregen, hadden zij op nog geen enkele kieslijst gestaan. Zij werden gevraagd op basis van de expertise die ze opgebouwd en bewezen hadden buiten de politiek. Men zou van één kant kunnen zeggen dat Kris Peeters, Ingrid Lieten en Geert Muyters dus ook technocraten zijn of waren, maar anderzijds zijn zij natuurlijk aangesproken door partijvoorzitters en maken zij als minister deel uit van een politieke partij. Dus in die zin zijn zij dan toch geen volbloed technocraten. In parlementaire commissies worden natuurlijk ook voortdurend allerlei neutrale experts gehoord, alvorens wetten en decreten worden gestemd. En ik merk ook dat technische deskundigen van studiediensten van partijen soms van de ene studiedienst naar de andere gaan, over partijgrenzen heen. Vaak niet om partijpolitieke redenen, maar gewoon omwille van de job of de financiële verdienste. Maar in ieder geval zijn we vandaag al veel technocratischer dan we misschien geneigd zijn te denken. Hoe ideologisch zijn we nog? Het lijkt ook dat er ondertussen minder ideologie is, maar op dat punt liggen de zaken wat complexer. Er is vandaag zeker minder verzuiling dan vroeger. Het begrip verzuiling hangt natuurlijk deels samen met ideologie, maar het heeft toch nog meer te maken met partijpolitiek. En ik denk dat het van belang is om oog te hebben voor het verschil tussen partijpolitiek en ideologie. Het feit dat 20 jaar geleden plots een heleboel politici van partij zijn beginnen veranderen, hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat voor die mensen ideologie weinig rol speelt. Wanneer een politicus vijftig jaar geleden zich ideologisch niet meer thuis voelde in zijn partij, dan viel daar eigenlijk niet over te praten. Hij kon uit de politiek stappen of gewoon een laag profiel aanhouden binnen zijn partij, maar meestal bleef hij wel tot aan het eind van zijn dagen op één of andere manier verbonden met die partij, ook al voelde hij zich er ideologisch niet op zijn plaats. Maar vandaag is het veel gemakkelijker om van partij te veranderen om ideologische redenen. Uiteraard weten we dat er vaak wel om opportunistische redenen van partij wordt veranderd, maar dat kan ook om andere redenen zijn. Het is niettemin duidelijk dat ideologie vandaag nog wel een rol speelt in de politiek. In onze parlementen zitten natuurlijk nog altijd christendemocraten, liberalen, socialisten en bovendien zitten er vandaag ook nog ecologisten en nationalisten. En al die partijen beschouwen elkaar nog altijd als politieke tegenstrevers. Maar die verschillen tussen bijvoorbeeld katholieken en socialisten zijn totaal niet meer te vergelijken met de situatie in de 19e eeuw. Een katholiek arbeider die in de 19e eeuw besliste om socialist te worden, dat was een alomvattende keuze die een ingrijpende impact had op heel het bestaan van die persoon. Familieleden keerden hem de rug toe. Van de ene dag op de andere las hij een andere krant, ging hij naar een andere school of zette hij zijn geld op een andere bank, qua partnerkeuze kwam hij in een heel andere vijver terecht, op zijn werk werd hij vaak ontslagen omwille van die keuze, enzovoort. Als het einde van de politieke ideologieën wordt aangekondigd, dan betekent dat enkel dat we er vandaag minder warm voor lopen en dat de verschillen tussen de ideologieën kleiner zijn geworden. Ik denk dat letterlijk alle partijen die vandaag vertegenwoordigd zijn in onze parlementen liberaler zijn dan de liberale partij dat was in de 19de eeuw. Onze politieke partijen hebben vandaag ook ontzettend veel minder leden dan vroeger. Vroeger mikten de partijen vooral op het werven van leden, want eens iemand een partijkaart had, had je als partij een behoorlijk grote garantie dat die persoon dan zijn hele leven op die partij zou stemmen. Als partijlid had je er overigens belang bij dat je partij sterk stond, want dan stond je zelf bijvoorbeeld ook sterker op de arbeidsmarkt. Maar die markt van partijkaarten is ingestort en partijen investeren daar niet meer in. Als het verkiezingen zijn stemmen we natuurlijk nog wel op een partij, daartoe zijn we verplicht, maar vandaag wisselt de burger van partij zoals hij van overhemd wisselt. De ideologische strijd kan fel of lauw zijn, de verschillen tussen partijen kunnen groot of klein zijn, partijen kunnen veel of weinig leden of kiezers hebben, mensen kunnen dogmatisch vasthangen aan hun ideologie of ze kunnen eerder pragmatisch zijn, maar politiek zonder ideologie kan ik me eigenlijk niet voorstellen. Hoe zeker is wetenschap? Een sleutelelement in heel de discussie rond technocratie is de neutraliteit, de zuiverheid en de zekerheid van wetenschap. Want ik denk dat ideologie en democratie een aureool van willekeur hebben en wetenschap een aureool van zekerheid. Ik ga u niet lastigvallen met de wetenschapsfilosofische discussies daarover, maar in ieder geval bestaan er geen exacte wetenschappen. Met wetenschap als zodanig is er niets aan de hand, maar wel met de hoge verwachtingen die erin worden gesteld. En ik zou dat willen toelichten met enkele voorbeelden. Bij de begrotingscontrole eind februari, begin maart bleek dat de begroting moest bijgestuurd worden om alsnog aan een deficit van niet meer dan 2,8% te komen. En om dat extra geld te vinden was er meteen een ideologische kloof tussen socialisten en liberalen. Liberalen vonden dat de overheid moest snijden in de uitgaven en socialisten wilden de kas spijzen met extra inkomsten. Maar op 25 februari van dit jaar – dus vlak voor die begrotingscontrole – stond in De Standaard een debat tussen Geert Noels en Paul De Grauwe. En ik lees het openingszinnetje van dat lange artikel: “Zelfs als ze het eens zijn over de feiten en de cijfers, kunnen economen nog altijd heftig van mening verschillen. Bijvoorbeeld over de vraag of nóg meer bezuinigingen de huidige crisis nu zullen oplossen of net verergeren. Oplossen, zegt Geert Noels. Verergeren, zegt Paul De Grauwe.” (DS, 25 feb 12) We doen dus hoofdschuddend over het ideologische gekibbel tussen liberalen en socialisten, maar onze ministers waren het er dan toch over eens dat het begrotingstekort de 2,8% niet mocht overschrijden. Ondertussen kibbelen economisten kennelijk over vragen die nog fundamenteler zijn. Die raken het zelfs nog niet eens over die 2,8%. En als we dan denken aan een technocratische regering in ons land… Wie maken we dan minister van Begroting? Geert Noels die vindt dat we nog meer moeten bezuinigen, Paul De Grauwe die vindt dat we meer moeten uitgeven óf een Franstalig economist die vindt dat we nóg meer moeten uitgeven. Waar iedereen hetzelfde denkt wordt doorgaans niet hard nagedacht. Dat geldt ook voor wetenschappers en technocraten. En dus is het heel normaal dat ook wetenschappers en technocraten er op los kibbelen. Het lijkt me naïef om te geloven dat als wetenschappers ons land besturen, alles plots evident zal worden. De meest gezaghebbende economisten ter wereld maken ingewikkelde rationele modellen en een tijd geleden werd een metaonderzoek gedaan naar alle studies die in een bepaalde tijdsperiode waren verschenen in de meest prestigieuze economische tijdschriften ter wereld en qua voorspellende waarde bleken die ongeveer nooit te kloppen. Als ze dan al eens kloppen stijgt het prestige van de auteur enorm, maar als hun modellen voor de zoveelste keer de plank misslaan, dan wordt dat verklaard door te zeggen dat de markt irrationeel was… Dat is dus hetzelfde als wedden; kop of munt… Als het kop is win ik en als het munt is vergeten we gewoon dat we gewed hebben. Misschien bent u het ondertussen al bijna vergeten, maar nog voor Griekenland was IJsland in 2008 het eerste land dat op de rand van het faillissement stond.nWe hebben daar last van gehad, maar veel minder dan we nu last hebben met Griekenland omdat IJsland geen euroland is en omdat het land slechts zo’n 300.000 inwoners telt, maar ook daar ging het om een zeepbeleconomie. Wel, toen in oktober 2008 de hele IJslandse financiële wereld instortte had dat land zowel bij Standard & Poor’s als bij Moody’s een AAA-rating, dus de hoogste rating van betrouwbaarheid, hoger dan de Verenigde Staten momenteel hebben. En het strafste van alles is dat in 2008 de meesten van ons nog nooit (of amper) hadden horen spreken over ratingbureaus. Het is maar sinds het debacle van IJsland dat ratingbureaus in de aandacht zijn gekomen en dat we er plots een enorm vertrouwen zijn gaan in stellen. Die instellingen beoordelen de politiek en staan los van de politiek en daarom vertrouwen we hen per definitie, ook al schreeuwen de feiten het tegendeel. Ratingbureaus zijn commerciële instellingen met onnoemelijk veel macht en zij moeten aan niemand verantwoording afleggen. Welnu, als de twijfelachtige experts van dat soort instellingen zo’n zeepbel op geen enkele manier hebben zien aankomen en we zouden bijvoorbeeld dat soort experts dan plots een massa politieke macht gratis in hun schoot werpen… Dan kennen we waarschijnlijk het einde van onze ellende niet. Economisten en twijfelachtige experts vertrouwen we doorgaans meer dan politici, maar dat is gewoon omdat dat wantrouwen een essentieel onderdeel is van democratische politiek. Het is de rol van de oppositie om alle vuile was van de beleidsmakers buiten te hangen. En daardoor is de democratische politiek properder dan we spontaan geneigd zijn te geloven. Macht corrumpeert en dus behoren we als burger wantrouwig te staan ten aanzien van onze machthebbers. Niet omdat traditionele politici onbetrouwbaarder zijn dan technocraten, maar gewoon omdat politici per definitie macht hebben en macht corrumpeert. De meeste van onze hedendaagse toppolitici realiseren zich dat, omdat ze al van in het prille begin van hun politieke loopbaan geconfronteerd werden met dat wantrouwen, maar allerlei experts die vanuit hun luie zetel alsmaar het politieke systeem bekritiseren. Ik vind het niet evident dat zulke mensen meteen klaar zijn om van de ene dag op de andere heel veel politieke macht te dragen. Natuurlijk zijn er voor technocraten wel meer mogelijkheden om één en ander te verdoezelen. Want technocraten zijn specialisten die zich kunnen beroepen op uitzonderlijk hoge expertise waar het klootjesvolk toch niets van snapt. Dus voor experts is het gemakkelijker om kritiek af te wenden door te zeggen dat de anderen er toch niks van snappen. En als de hele legislatuur uitdraait op één grote puinhoop, dan zullen ze zeggen: “Wat een geluk dat wij er waren, anders had het allemaal nog veel erger geweest”. En wie gaat hen dan tegenspreken? Natuurlijk doe ik nu te laagdunkend over de economische wetenschap en over die ratingbureaus, maar politiek is geen kwestie van tabelletjes invullen, waarna de computer wel zal zeggen welke beslissingen er moeten genomen worden. Een geniaal en overgediplomeerd expert die zich niets hoeft aan te trekken van electorale druk, moet ook af en toe nattevingerwerk verrichten als hij de verantwoordelijkheid zou dragen voor het oplossen van de economische problemen van een land. Alleen is er voor hem geen stok achter de deur, want hij hoeft zich toch niets aan te trekken van verkiezingen. Natuurlijk weten we allemaal dat je ook in de andere richting kan overdrijven. Ik herinner me nog dat Freya Van Den Bossche als achtentwintigjarige zonder parlementaire ervaring, meteen minister van leefmilieu werd en twee jaar later dan snel snel tot minister van begroting en vicepremier werd gebombardeerd… Ik denk persoonlijk dat Freya wel politiek talent heeft, maar iemand die communicatiewetenschappen heeft gestudeerd, geen technische en weinig politieke ervaring heeft en piepjong is, om zo iemand minister van begroting en vicepremier te maken, gewoon omdat veel mensen op haar leuke snoet hadden gestemd, dat is om problemen vragen. Dat zag iedereen aankomen en de problemen zijn er ook gekomen. Dus ook al durf ik de expertise van technocraten in vraag te stellen, toch spreekt het voor zich dat ook de expertise van politici niet gegarandeerd is en dat we er in principe wel mogen van uitgaan dat een technocraat die bijvoorbeeld jarenlang grote baas is geweest van de nationale bank of het planbureau wel meer inhoudelijke vakkennis heeft dan de modale politicus. Ik wilde gewoon waarschuwen voor te hoge verwachtingen in de expertise van technocraten. Kan een mens ideologisch neutraal zijn? Kan een land ideologisch neutraal worden bestuurd? Het idee van een ideologisch neutrale regering, doet mij een beetje denken aan het celibaat van de Rooms-katholieke priesters. De Rooms-katholieke kerk miskent volgens mij de mens als seksueel wezen en misschien miskennen de voorstanders van een technocratie de mens als ideologisch wezen. De RK kerk miskent de evidentie dat priesters seksuele wezens zijn. Maar als je de Bijbel helemaal vooraan openslaat en je leest de allereerste woorden van God, tegen de mens: “Naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk” En wat is het eerste wat je moet doen om vruchtbaar te zijn…? Dus wat is het allereerste gebod voor elke jood en christen…? Wees seksueel actief! En we kunnen daar lacherig om doen, maar we moeten opletten dat we ons niet even belachelijk maken door de mens te miskennen als ideologisch wezen. Zoals elke vergelijking, gaat ook deze niet helemaal op, want onze seksuele identiteit is ook een kwestie van biologie. En misschien kan het wel zijn dat sommige heel gewone mensen op hun tachtigste nog altijd geen uitgesproken ideologische identiteit hebben. Maar iemand die veel nadenkt over maatschappelijk problemen en die concrete oplossingen wil bedenken en die ook wil doorvoeren en verantwoordelijkheid voor draagt. Die wordt al tamelijk snel vanzelf een ideologisch wezen, of hij dat wil of niet. Als die persoon heeft nagedacht over ons pensioenstelsel, over de afbouw van onze schuldenberg en over de last op arbeid voor zelfstandigen en ambtenaren. En plots gaat diezelfde persoon dan ook eens nadenken over de sociale zekerheid. Wel op basis van die persoon zijn bevindingen op die andere domeinen, kan je dan al vermoeden wat zijn ideeën zullen zijn over de sociale zekerheid. En de kans is heel groot dat dat vermoeden ook zal kloppen. En dat betekent dat die persoon een ideologisch wezen is geworden. Net als met ideologie, kan men ook met seksualiteit overdrijven. Van een teveel aan seksualiteit kan je enge ziektes krijgen. Het kan ook leiden tot verstoorde relaties, ongewenste zwangerschappen, je kunt daar mensenlevens mee kapot maken, je kunt er door in de gevangenis belanden, enzovoort. Maar dat zijn allemaal geen redenen om seksualiteit af te schaffen voor bepaalde beroepscategorieën. En in de twintigste eeuw hebben we vastgesteld dat we ook op ideologisch vlak kunnen overdrijven. Als we daar dan de conclusie uit zouden trekken dat onze ministers hun ideologie overboord moeten gooien, dan riskeren we misschien te belanden in toestanden die aan Vangheluwe doen denken. Ik veronderstel dat die man in zijn eerste jaren als priester hard zijn best heeft gedaan om geen seksueel wezen te zijn. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En op vergelijkbare wijze kan het op termijn ook evolueren met technocratische regeringen. Die ministers kunnen even hun best doen om geen ideologische wezens te zijn, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En een katholieke pastoor die de ene mis na de andere opdraagt zal wel even zonder seks kunnen, maar het is nog maar de vraag of een minister die de ene beleidsbeslissing na de andere neemt überhaupt zonder ideologie kan, bewust of onbewust. Akkoord, hij zou natuurlijk kunnen proberen om beurtelings iedereen eens tevreden te stellen, maar dan is hij niet technocratisch, maar populistisch bezig. Toen ik als kind een hand gaf aan de pastoor van ons dorp, bleef hij meestal tamelijk lang mijn hand vasthouden. Misschien kent u dat soort toestanden wel. Vaak wordt zoiets beschouwd als het omzetten van seksuele driften in gedragsvormen die maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Dat heeft in de psychoanalyse een naam: sublimering. Welnu, vandaag is het eigenlijk al zo dat bijna alle politici hun ideologische drang sublimeren in maatschappelijk aanvaardbare termen. Als u naar De Zevende Dag kijkt, moet u er maar eens op letten hoe vaak politici uitdrukkingen gebruiken als ‘blijkbaar’ of ‘ik stel enkel vast’. Zo trachten die politici dan de indruk te wekken dat zij zich enkel baseren op feiten en dat ze dus geen ideologisch gekleurde mening weergeven. De ideologie is er wel en van een politicus weten we doorgaans tot welke partij hij behoort. Maar wat hebben we het liefste: een politicus waarvan we weten bij welke ideologie zijn loyaliteit ligt of één waarvan we dat niet weten en we het gaandeweg moeten ontdekken doorheen het beleid dat hij voert? Ik denk dat het gezond is dat mensen spontaan een bepaalde schroom hebben rond hun seksualiteit en rond hun ideologie. Maar als ik vrijgezel ben en ik ga regelmatig lunchen met een bepaald persoon, dan vind ik het wel heel normaal dat ik weet of de persoon tegenover mij hetero of homo is. En zo vind ik het ook normaal dat ik de ideologische voorkeur ken van iemand die beslist over de belastingen die ik moet betalen. Anderzijds denk ik wel dat we mogen veronderstellen dat technocraten zich niet gauw zullen bezondigen aan ideologische excessen. De ideologie is op een of andere manier wel aanwezig, maar van technocraten kan je logischerwijs wel vermoeden dat het op een minder dogmatische manier zal zijn. Toch wanneer technocraten maar voor een beperkte tijd aan de macht zijn, want ik denk dat hoe langer een technocraat aan de macht is, des te moeilijker het wordt om zijn ideologische voorkeuren te bedwingen en te verbergen. En dat het nogal illusoir is dat een land op ideologisch neutrale manier zou kunnen bestuurd, worden wil ik ook illustreren aan de hand van de zogenaamd neutrale denktanks. Uiteraard heb ik het dan niet over Liberales, want dat is een liberale onafhankelijke denktank. En ik denk persoonlijk dat het prima is om als denktank enerzijds je ideologische kleur te bekennen, maar anderzijds jezelf niet te laten gebruiken als lakei van een politieke partij. Maar er zijn dus ook politieke denktanks die zich neutraal noemen en Ter Zake heeft daar enige tijd geleden een stoute reportage over gemaakt. De redactie had vooral ingezoomd op het Vlaams Instituut voor Economie en Samenwerking (kortweg Vives) en ook op de bekende denktank Itinera van Marc De Vos. Vooral de neutraliteit van Vives kwam bijzonder ongeloofwaardig over. Vives is voor alle duidelijkheid sterk doordrongen van de Vlaamse beweging, en eerder conservatief in zijn standpunten. De denktank beweert niet Vlaams-nationaal te zijn en in alle neutraliteit en objectiviteit stellen zij elke keer opnieuw vast dat de wetenschap in zowat alle domeinen de N-VA, of althans de Vlaamse Beweging gelijk geeft. En als je dan kijkt naar hun medewerkers, dan tref je daar figuren aan als Bart Maddens (van de beruchte Maddens-doctrine, die wil dat de Vlamingen België een tijdje laat verrekken). Ook Eric Defoort is daar een vaste medewerker; hij was de laatste ondervoorzitter van de VU en medeoprichter van N-VA. Jean-Pierre Rondas zit er ook in, dat is die VRT-journalist die zich kort na zijn pensioen heeft geout als N-VA-er. En sommige VIVES-brochures werden ook geschreven door N-VA-er Danny Pieters die even voorzitter was van de Senaat. Toen de mensen van Ter Zake de onderzoeksvoorzitter van Vives (Joep Konings) confronteerden met enkele van zijn uitspraken en ze hem vervolgens vroegen naar de objectiviteit en neutraliteit van zijn denktank, begon de man te stotteren, waarna hij met een knalrood hoofd vroeg of hij die take opnieuw mocht doen. Dat fragment was tamelijk hilarisch, maar vooral enorm sprekend. Itinera kwam er al iets beter uit. Hun standpunten gaan doorgaans eerder in liberale, centrum-rechtse richting. Maar ik vond het wel indrukwekkend hoe ook die integere Marc De Vos plots zo gespannen en geëmotioneerd werd toen men ook hem vragen stelde over de neutraliteit van zijn denktank, over eventuele bindingen en over de ondoorzichtige financiering van hun instituut. En nu vraagt u zich misschien af hoe het komt dat mensen die zich neutraal noemen, dan veel ideologischer lijken dan u en ik. Wel het punt is gewoon dat die mensen hard nadenken over allerlei maatschappelijke thema’s en dan wordt je een ideologisch wezen. En waarom noemen ze zichzelf dan neutraal? Wel omdat neutraliteit het parfum heeft van betrouwbaarheid en waarheid. Maar opgelet, met die voorbeelden wil ik er absoluut niet voor pleiten om de verzuilde maatschappij fatalistisch te aanvaarden, want nogmaals, verzuiling en ideologie hoeven niet hand in hand te gaan. Het is niet omdat je een ideologische voorkeur hebt dat je in de selectie van mensen voor sleutelposten, systematisch voorrang moet geven aan hun ideologie, los van hun competentie. En ook voor spaarkassen, reisorganisaties, mutualiteiten, jeugdbewegingen en misschien zelfs vakbonden, zie ik zelden een meerwaarde in een ideologische signatuur. Er is er ook nog een andere relativerende gedachte voor wat betreft die noodzakelijke ideologie: als ik zeg dat politiek altijd ideologisch is, heb ik natuurlijk niet gezegd dat politiek altijd partijpolitiek is. Want we kunnen ons allemaal heel goed voorstellen dat traditionele politici vaak onder druk staan van hun partij en dat zij zich soms verplicht zien om standpunten te verdedigen die de hunne niet zijn. Het spreekt voor zich dat het een belangrijke troef is van een technocratie, dat de beleidsmakers dan kunnen besturen zonder de druk van een partijapparaat. Maar in ieder geval kan een politiek actief mens niet helemaal ideologisch neutraal zijn en een staat kan niet ideologisch neutraal bestuurd worden. Geen enkel mens kan een alomvattend beeld hebben van wie de mens als zodanig is en wat de samenleving is. Dat geldt voor eender welk mens en dus ook voor eender welke beleidsmaker – of hij nu despoot, democraat of technocraat is. Dus we moeten roeien met de riemen die we hebben en maken we denkbeelden van wat we veronderstellen dat ‘de mens’ en ‘de maatschappij’ grosso modo zijn en dat soort denkbeelden is grotendeels wat we ideologieën noemen. Een heel aantal hedendaagse jonge politici en partijvoorzitters zijn zoon of dochter van een ander politicus en het is geen toeval dat zij allemaal voor een zelfde partij opkomen als hun vader of moeder. En daar is niets verkeerd mee, want het hoort tot de vaste taken van een ouder om een bepaald mensbeeld en maatschappijbeeld door te geven aan zijn of haar kind. En die beelden zijn inderdaad deels op emotionele of speculatieve wijze ingegeven. Aan de buitenkant lijken zowel de politici, als de kiezers bijna allemaal rationele wezens, maar veel van onze zogenaamd rationele ideeën, hebben we maar a posterio gerechtvaardigd, terwijl de oorsprong van het idee voortkomt uit een diepere laag in onze geest die wat primitiever is dan de buitenste lagen. Maar het goede nieuws is dat onze primitieve ideeën heel sterk verfijnd kunnen worden, zodat ze een heel constructieve uitwerking kunnen hebben op de samenleving. En het wordt ons op school, aan de universiteit, in de media en bij de psycholoog aangeraden om objectief te zijn, ook als het over menselijke zaken gaat. ‘Objectief’ wil echter in de eerste plaats zeggen ‘als een object’, maar de mens is een subject. En persoonlijk ben ik er niet zo voor gewonnen om mensen te beschouwen als objecten, maar wel als subjecten, als personen, als mensen. Valkuilen en troeven van technocratie Bij wijze van samenvatting, zou ik nu de valkuilen en de troeven van de technocratie op een rijtje willen zetten. (1) Technocratie verdoezelt ideologie (sublimering). Hoe langer technocraten aan de macht blijven, hoe moeilijker de verdringing en verdoezeling kan volgehouden worden. (2) Verkeerde inschatting van de wetenschappelijke waarde van ideologieën. ‘Mijn ideologie is wetenschappelijk, de anderen zijn speculatief en dogmatisch, dus mijn ideologie kan maar winnen bij een technocratie’. (3) Technici hebben niet noodzakelijk voldoende ervaring en skills op het vlak van de ‘extratechnische’ aspecten van het politiek ambt. Beheer grote administratie, daadkracht, communicatie in media, overleg met vakbonden, verantwoordelijkheid t.a.v. de bevolking, overtuigen parlement. Cf. uitgelekte mails van I. Lieten en G. Muyters. (4) Elitair => minder controle => risico op blinde vlekken en corruptie. (5) Vakkennis kan overschat worden. (6) Hoe wordt de kwaliteit van een technocratie afgemeten? Dit zijn dan de troeven: (1) Inhoudelijke vakkennis. (2) Vrijheid om onpopulaire maar noodzakelijke maatregelen door te drukken. Minder last van drukkingsgroepen en partijapparaat, er moeten geen populistische verkiezingsbeloften gerealiseerd worden, geen druk om de volgende verkiezingen te winnen. Dit is in de veronderstelling dat technocraten geen 2e ambtstermijn ambiëren. (3) Minder ideologisch dogmatisme Wanneer is de technocratie een realistische optie in ons land? Dat is een optie onder de volgende omstandigheden: (1) Wanneer ons land er even beroerd aan toe is als Griekenland of Italië. Wanneer politici besluiten om over te gaan tot een technocratie, beslissen zij de facto om zichzelf te ontslaan en erkennen ze eigenlijk dat ze er een potje van gemaakt hebben. Bovendien zetten zij een deel van hun trouwe achterban op straat. Het is niet alleen een schande voor de politici, maar ook voor de bevolking. Ik vind dat de Grieken en Italianen als volk redenen hebben om in de grond te zakken van schaamte dat ze zulke klungelaars aan de macht hebben gebracht en aan de macht hebben gehouden. Zowel Papandreou als Berlusconi werden meermaals herkozen. (2) Slechts voor beperkte tijd (anders alsnog dreiging populisme). Ter afronding… Tot slot wil ik me excuseren, omdat er een kritische ondertoon zat in mijn beschouwingen over de technocratie. Ik ben ook maar een mens, dus ik ben ook geen neutraal wezen. Maar ik hoop dat u ook begrepen hebt dat ik zeker niet stijger bij de gedachte aan een technocratie. Wat ik echter zo waardeer aan de traditionele democratie is dat zij uitgaat van een uitermate realistisch mensbeeld. Als mens hebben wij allemaal heel nobele kenmerken, maar ook onnozele kenmerken. Politici hebben onnozele kenmerken, ik heb er. En – sorry om het te zeggen – maar jullie zien er ook allemaal uit als mensen en mensen die hebben zo hun kleine kantjes. De democratie, zoals we die allemaal kennen, heeft ook nobele en onnozele kenmerken. Soms is ze groots, maar soms ook een beetje klein menselijk, laf, pervers en egoïstisch. Maar zij is gewoon een afspiegeling van hoe wij zijn. Het is van alle tijden dat mensen het moeilijk hebben met de kleine kantjes van mensen. En het is van alle tijden dat er een verleiding bestaat om te zwichten voor de illusie van een ideale staat, maar de staat dat zijn wij. En we zijn zoals we zijn. De democratie, zoals wij die kennen, houdt daar rekening mee. En ook al kan onze democratie altijd verbeterd worden – net zoals wij onszelf ook altijd kunnen verbeteren –, toch ken ik geen enkel staatsmodel dat realistischer is dan de democratie. En laten we niet vergeten dat technocratie slechts een variant is van de democratie. Ik dank u hartelijk voor uw aandacht. Toespraak gehouden door Luk Sanders voor Liberales op 20 maart 2012. Luk Sanders Bron: politics.be
__________________
Politics.be - Jouw politieke portaalsite |
|
|
|