Registreren kan je hier. Problemen met registreren of reageren op de berichten? Een verloren wachtwoord? Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam. |
|
Registreer | FAQ | Forumreglement | Ledenlijst |
Staatsinrichting Vlaanderen versus Wallonië? Een unitaire, federale, confederale staat of meteen Vlaanderen onafhankelijk. Dit is het forum bij uitstek voor discussies over de Belgische staatsinrichting. |
|
Discussietools |
19 januari 2004, 20:20 | #1 |
Secretaris-Generaal VN
|
19_01_2004_Boekbespreking en discussie over
"Een geschiedenis van België" van Marc Reynebeau Geachte bezoeker, Het nieuwste boek van Marc Reynebeau "Een geschiedenis van België" werd door Ludo Dierickx met grote aandacht gelezen. Hij maakt de hierna volgende kritische bedenkingen. Het zou mooi zijn kon dit boek aanleiding zijn tot een discussie over de relatie tussen geschiedenis en politiek. Moet de geschiedkundige kritisch staan tegenover het politieke ideeën, van vroeger en vandaag? Wij zijn dankbaar voor elke reactie B Plus vzw 'Een geschiedenis van België' en de macht van het gangbare discours Het boek " Een geschiedenis van België " van Marc Reynebeau is vlot geschreven en aangenaam te lezen. Hij beschrijft de evolutie sinds 1830, ('België is volgens Reynebeau geen toevallige of artificiële staat ' p. 9) tot op heden. De auteur wenst de ontmanteling niet, maar hij beschrijft ze en voorspelt dat er van België in de EU niet veel zal overblijven, slechts een dun laagje in de identitaire lasagne. Het boek is niet tegen België maar van de ideeën van de Vlaamse en Waalse nationalisten wordt er geen enkele aangevochten. Op pagina 10 schrijft Reynebeau eerlijk waarom geschiedenis niet objectief kan zijn: "Er komt altijd een keuze aan te pas." Het is interessant de lijst op te stellen van sleutelbegrippen die in de geschiedenis van België een rol hebben gespeeld en waaraan m.i. door de historicus Reynebeau, met goede redenen wellicht, bijna geen (kritische) beschouwingen worden gewijd. Bij het hanteren van deze begrippen blijft hij binnen de perken van het gangbare politieke discours. Reynebeau heeft het over de staatkundige onafhankelijkheid (van België, van Congo,van Vlaanderen) over zelfstandigheid, zelfbestuur, zelfbeheer (zelfbeschikkingsrecht) federalisme, confederalisme, bondsstaat,statenbond zonder vragen te stellen over de betekenis en de geldingskracht van deze begrippen in de twee vorige eeuwen en vandaag, zonder bedenkingen te maken betreffende de betekenis van deze begrippen voor de democratische en sociale relaties tussen de mensen, voor de efficiëntie van het bestuur,voor de tussenstaatse rechtsorde en de vrede. Het zelfbeschikkingsrecht en de soevereiniteit zijn in talloze gevallen de hinderpalen voor het realiseren van vooruitgang. Dat in een confederale structuur van onafhankelijke (deel)staten de democratische besluitvorming vervangen wordt door ondemocratische diplomatieke besluitvorming tussen regeringen wordt niet besproken Reynebeau heeft het over het nationalisme, dat de emotionaliteit in de politiek promoveerde , over de verschillen tussen de twee Belgische gemeenschappen, die in essentie economische waren en splitsingen onafwendbaar maakten, over de taal als criterium voor solidariteit en machtsafbakening (ook in domeinen die met taal niets te maken hebben zoals sportfederaties, muziek en dans, ziekteverzekering...) zonder te vragen of de zaken vandaag en in een Europees perspectief niet anders moeten worden bekeken. Welke verschillen tussen mensengroepen wettigen splitsingen van democratische en sociale stelsels? Een vraag die in de loop van de Belgische geschiedenis nuttig wordt gesteld. De begrippen identiteit, nationale identiteit, identiteitsgevoel komen in het boek vaak voor, maar zonder dat er wordt bemerkt dat dit politiek beladen en misbruikbare begrippen zijn. "Identität ist eine politische Vokabel." Heeft de niet "definieerbare"culturele identiteit behoefte aan een staat om verdedigd te worden of heeft een staat een culturele identiteit nodig om te bestaan en zich te onderscheiden? Rechtvaardigt nationale "eigenheid" het ijveren voor eigen regering, eigen wetten, eigen gezondheidsbeleid, eigen luchthaven, eigen leger, eigen collectief egoïsme? Deze begrippen liggen verlokkend in elkaars verlengde. Andere begrippen komen aan bod: democratie en democratisering, het "breed ideologisch programma" van het flamingantisme, de "Kloof" tussen burger en politiek die moet worden gedicht, vaderlandsliefde en patriottisme, etniciteit (de etnisch ingevulde idee van het volk), volksaard, zonder dat wordt nagegaan of deze begrippen vandaag nog aan de basis liggen van het politieke denken.. Het is natuurlijk de taak niet van de historicus gelijktijdig filosoof en politicoloog en jurist te zijn. Maar mag hij de termen van het gangbare discours onaangeroerd en onbesproken doorgeven? Waar moet hij terloops of systematisch bedenkingen maken. Betreffende de monarchie maakt Reynebeau er wel tamelijk veel. De monarchie en de andere instellingen De rol van de monarchie in de Belgische besluitvorming wordt door de auteur kritisch besproken, de andere instellingen laat hij praktisch buiten beschouwing. Hij spreidt zijn kritiek in een vlotte schampere stijl over meerdere pagina's o.a. van pagina 367 tot 378. "Boudewijn bleef in zijn toespraken hameren op de noodzaak van samenwerking en harmonie, op de kracht van de eenheid en de rijkdom van de culturele verscheidenheid...omdat de toekomst van het familiebedrijf op het spel stond." ... "De vaderlijk vermanende Boudewijn toonde zich veleer een man van de neogothiek dan van het postmodernisme." (p. 372) Reynebeau oefent kritiek uit op het machtsmisbruik van Boudewijn bij de keuze van ambassadeurs en ministers en in de abortuskwestie. Hij heeft het over zijn relaties met Franco en Mobutu. Op p. 348 schrijft hij dat de monarchie slecht was voor het behoud van de eenheidsstaat. Een president was beter geweest. Aan de andere Belgische instellingen o.a. deze die ontstonden onder druk van nationalisten, federalisten, confederalisten en separatisten worden geen kritische beschouwingen gewijd, noch aan de manier waarop ze in regeringsonderhandelingen werden ontworpen, noch aan hun betekenis voor de efficiëntie van het bestuur, de democratie, de sociale solidariteitsrelaties tussen de burgers. De gewesten en gemeenschappen kunnen met hun vetorechten blokkeren, chanteren en eenzijdig macht uitoefenen, heel wat meer dan de koning. Alles wordt gesplitst op basis van de taal, alles moest eentalig worden: de universalistische partijen, hun fracties ( zelfs in de hoofdstad van de EU ) de parlementen, de administraties, morgen de ziekenfondsen en de vakbonden. Reynebeau zegt geen woord over departementen die werden gesplitst zonder vraag van de betrokkenen o.a. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Is het niet gewenst na te denken over nationalisme en zelfbeschikkingsrecht in een Europees perspectief? Zelfs wanneer Reynebeau vaststelt dat het Belgisch model succes had in het buitenland, in Israel en de toenmalige Sovjet-Unie. Genoemde en andere begrippen die in het boek voorkomen moeten kritisch worden bekeken, niet in het belang van de Belgische staat maar in het belang van Europa en de wereldgemeenschap waarin de opiniemalers tijdig met de geldingskracht van vermelde begrippen moeten worden geconfronteerd. België zou zo een mooi oefenterrein kunnen zijn. Ludo Dierickx Een geschiedenis van België, 448 p. uitg. Lannoo 2003 www.bplus.be |
20 januari 2004, 11:26 | #2 |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 30 april 2002
Locatie: Bankrijk
Berichten: 49.945
|
Marc Reynebau, 's lands groot intellectueel licht, is uiteraard dé referentie...
__________________
pri via opinio, ne prelegu.
pri alies opinioj, nepre legu! |
20 januari 2004, 18:22 | #3 |
Gouverneur
Geregistreerd: 16 oktober 2002
Berichten: 1.080
|
Reynebeau, is dat niet die reactionnaire belgicist?
bijgevoegd een reactie van een kleine 2 jaar terug op zijn arrogant-elitisctisch en zwaar belgicistisch gestook in Knack. --------- Marc Reynebeau is niet echt een vriend van de Vlaamse Beweging. Dat is zijn volste recht. Dat is echter géén vrijbrief voor steken onder de gordel zoals in ‘De Taal is gans het volk’ (Knack, 22 mei 2002). Verscholen onder duurverpakte redeneringen wemelt het van de laffe stoten onder de gordel. Het artikel opent met de stelling dat de Vlaamse Beweging zich enkel zou interesseren voor de eigen maatschappelijke promotie van een ‘zeer klein aantal flaminganten’, en niet voor de ellende van de ‘gewone Vlaamse man’. Die snode Vlaamsgezinden zouden enkel aandacht gehad hebben voor culturele akkefietjes zoals de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Tja, je zal, als Vlaamsgezinde, dus maar beter altijd eerst ‘de’ sociale strijd voeren. Zelfs wanneer je een eerder culturele interesse zou hebben, gelieve dan toch altijd maar de sociale problemen van de kleine man voorrang te geven. Of zijn er misschien dan toch nog andere respectabele benaderingen, naast de marxistische, die, in tegenstelling daarmee, niet enkel het materiele zo belangrijk vinden? Even verderop moet, na de flamingant, ook die kleine Vlaamse man maar niet te veel pretenties krijgen. In andere landen mocht hij hopen dat zijn kinderen in zijn eigen taal naar school konden. Niet zo in het rijk van Reynebeau. Het Nederlands, én daardoor ook het recht op onderwijs in eigen taal, worden namelijk via een handigheidje in twee bewegingen gediskwalificeerd. Immers, al die Vlaamse boeren en arbeiders spraken toch geen cultuurtaal, maar slechts ‘weinig meer dan een reeks lokaal erg verschillend klinkende dialecten, die op de sukkel waren geraakt’ . Gezien die niet nader gespecificeerde volkstaal weinig geschikt was ‘voor het meer gesofisticeerde gebruik ervan, in bijvoorbeeld literatuur, onderwijs, wetenschap, bestuur of administratie’, was het toch niet meer dan normaal dat die Belgische staat enkel het Frans als officiële taal en als cultuurtaal erkende? Dat lijkt de redenering van Reynebeau wel. Of heb ik dat verkeerd begrepen? Het Frans was dan misschien wel de taal van de adel en de haute-bougeoisie in heel Europa, dat heeft al die andere landen met ‘kleinere’ talen zoals Nederland, Zweden en Denemarken niet belet om hun sociale ontvoogding te laten samengaan met het aanbieden van onderwijs, wetenschap, bestuur en administratie in de volkstaal. Overal beheerste in de 19de eeuw slechts een kleine deel van de bevolking de standaardtaal. Overal domineerden de dialecten . Al die dialecten hebben de Zweedse, Nederlandse, Deense regeringen evenwel niet belet om hun volk in de eigen taal te dienen. Het is dus enkel in Vlaanderen, waar men, anders dan in al die andere landen, ten gevolge van het beleid van de regering, niet in de eigen taal kon studeren, ambtenaar worden, wetenschap bedrijven, … Dat die Vlaamse dialecten nog ‘niet door vaste spellings- en grammaticale regels waren genormeerd’ is nog zo’n laagbijdegrondse dooddoener. Dat is imemrs vooral op de rekening te schrijven van de Franstalige (haute-)bourgeoisie. Die monopoliseerde toen alle politieke en academische macht. Die was daardoor de enige die die normering wettelijk kon regelen. Die bourgeoisie had echter manifest géén spatje interesse om een officiële normering van het Nederlands zelfs maar toe te laten, laat staan officieel te ondersteunen. Als argumentatie tegen het gebruik van Nederlands is dit een zuivere cirkelredenering. Kortom, waren die Belgische regeringen van de negentiende en begin twintigste eeuw niet de uitzondering in Europa? Doet het ter zake hoe slecht de gemiddelde Vlaming in 1830 zijn taal sprak? Neen, natuurlijk niet. Welsprekendheid, geletterdheid en diploma’s zijn geen reden om de politieke en burgerrechten van deze of gene groep te verminderen. Overigens, zet dat soort redeneringen de democratisering van onze maatschappij niet op losse schroeven? Immers, de kleine man sprak nergens een mooie standaardtaal; hij had nergens veel school kunnen lopen, laat staan al die hogere cultuuruitingen leren waarderen. Valt Marc Reynebeau hier niet over een zelf weggeworpen bananenschil door de sociale ontvoogding los te koppelen van de Vlaamse ontvoogding? Is echte democratisering, zoals Maurits Van Haegendoren in 1971 schreef, geen integrale democratisering die én politieke, én economische, én sociale én culturele ontvoogding veronderstelt? Zijn al die maatschappelijke evoluties niet -uit de aard van de zaak- nauw met elkaar verbonden? Genieten ze niet alle dezelfde oerdemocratische legitimiteit? Het Belgische beleid was daarbij zelfs niet een zaak van ‘achter op lopen’ zoals Reynebeau stelt, maar wel een zaak van hardnekkige tegenwerking. Moest niet elke stap vooruit in die ontvoogding door de Vlaamse en de sociale bewegingen door strijd afgedwongen worden? Wat deden al die Belgische regeringen uit eigen overtuiging voor de sociale én culturele ontvoogding en voor de gelijkberechtiging van de Vlamingen? Het Frans gaven ze wel voluit en uit eigen beweging alle erkenning én ruime middelen in het openbare leven. Had de regering niet alle macht, middelen en bevoegdheid om ook het Nederlands in gelijke mate te erkennen en te ondersteunen? Had zij juist niet haar steentje kunnen –en moeten- bijdragen om, samen met de Nederlandse regering, het Nederlands verder te normeren? Maar dat deed ze dus niet. Moeten we dan niet besluiten dat, juist omwille van dat opvallende verschil in attitude en beleid vergeleken met de regeringen in andere vergelijkbare landen, er wel degelijk sprake was van een doelbewuste poging van de Franstalige burgerij om in het kersverse België de volkstaal van de Vlamingen doelbewust ‘naar Bokrijk’ te verbannen? Het voor eeuwig te degraderen tot iets wat het folkloristische niet mocht overstijgen? Dat daarbij een paar goedbetaalde conservators (‘schrijvers en filologen die ermee omgingen’) goed van pas kwamen doet niets af aan de flagrante miskenning die ervan uitging. Voor die Belgische elite was de optie duidelijk: nadruk op de ‘Vlaamse culturele tradities’ met wat lippendienst aan de dialecten die men nadrukkelijk scherp onderscheidde van de ‘taal van het officiële openbare leven’. Kortom, hebben al die Belgische regeringen de Vlamingen en hun taal, het Nederlands als cultuurtaal, niet doelbewust gediscrimineerd? Is dat onderscheid tussen ‘volkstaal’ en ‘cultuurtaal’ daarom juist geen verwerpelijke schaamlap waarachter het volksvreemde en anti-Vlaamse beleid van de Belgische regering deels ontkend, deels geminimaliseerd, en deels goedgepraat wordt? Reynebeau gaat daarbij niet zover als sommige andere belgicisten die stellen dat Nederlands niet geschikt is voor literatuur, onderwijs, wetenschap, bestuur of administratie. Hij weet ongetwijfeld dat het wel degelijk geschikt was als cultuurtaal, net zoals al die andere ‘middelkleine’ talen. Nederland bewijst dat voldoende. Het telt zo, in verhouding, evenveel toonaangevende wetenschappers als Frankrijk. Het aantal Nobelprijswinnaars per miljoen inwoners is daarvan slechts één, benaderende, maar wel duidelijke aanwijzing. Het veralgemeend gebruik van het Nederlands in het openbare leven vormde voor die onderzoekers blijkbaar géén enkele belemmering bij hun onderzoek, noch ontdekkingen! Vandaar dan maar de omweg om een muurtje op te trekken tussen dialect en standaardtaal en om dan die dialectische volkstaal ongeschikt te verklaren voor ‘hoger’ gebruik, maar om tegelijk ook het niet-invoeren van een Nederlandse standaardtaal te verzwijgen en te vergoelijken! Laag, héél laag lijkt me dat. Is dat niet hetzelfde als stellen dat, omwille van die lage verspreiding van de standaardtaal én omwille van het gebrek aan ‘hogere’ cultuuruitingen in de eigen taal, de Franstalige machthebbers dan maar gelijk hadden, en het recht ertoe hadden, om géén Nederlands toe te laten in officieel taalgebruik ? Is dat niet van dezelfde bedenkelijke morele orde als de stelling dat, op basis van de (in dit geval wel objectieve en verifieerbare) aantallen academisch afgestudeerden, wetenschappelijke publicaties en andere ‘hogere culturele uitingen’ bewezen was dat ‘die domme massa toch niet bekwaamheid was tot wetenschap, technologie, cultuur’, in toenmalig Zuid-Afrika, waarna de Afrikaners in 1948 in een pennentrek de zwarten en kleurlingen elke toegang tot hogere wiskunde en wetenschappelijk onderwijs verboden? Zwart Afrika heeft zelfs vandaag geen schitterende wetenschappelijke palmares. Maar daarom de zwarte Afrikanen uitsluiten van modern onderwijs, van wetenschap, … is en blijft wel op en top racistisch. Komt de redenering van Reynebeau hier niet héél dicht in de buurt? De Vlaamse beweging streefde dus –onder meer- naar de erkenning van de eigen taal. Nooit vroeg ‘de’ Vlaamse beweging erkenning van de dialecten. Al snel kozen ze ervoor om, na enige verwarring, inzake taalkundige norm aan te sluiten bij de toen in Nederland reeds officieel erkende standaardtaal. Daarbij sloot de Vlaamse Beweging in één klap ook aan bij een reeds bestaande norm. Reynebeau houdt die verwarring tussen volkstaal en Nederlands lang vol. Véélzeggend is zijn houding ten aanzien van de ‘uiterst beperkte kring van de geletterde kleine burgerij’ die ‘weinig betekende maar wel hoopte cultureel iets te bereiken’ en waar de flaminganten schreven ‘in een door henzelf haast letterlijk uitgevonden taal’. Moeten we dat serieus nemen? 1. Sinds wanneer zijn meningen pas respectabel mits grote aantallen er zich bij aansluiten? Geldt de vrijheid van meningsuiting niet wanneer zelfs maar één persoon een mening toegedaan is? En is die, in een pluralistische maatschappij, niet even respectabel als een mening die door miljoenen wordt bijgetreden? 2. Hebben alleen diegenen die politiek en economisch wel véél te betekenen hebben –de rijken en de machtigen dus- recht van spreken? Zegt de democratie niet net het tegenovergestelde? 3. Vergeet Reynebeau niet dat de geleidelijke ontwikkeling van het Standaardnederlands initieel vooral gedragen werd door ‘Noord-Nederlandse’ taalkundigen zoals Siegenbeeck, de Vries en te Winkel, dat Vlaanderen daarna pas ‘taalkundig’ aansloot bij Nederland, en dat gedurende de twintigste eeuw de verdere evolutie van het Nederlands werd gedragen door taalkundigen in Nederlands-Vlaamse werkgroepen (spellingscommissies en andere) en, hier, door cultuurminnaars in de Vlaamse Beweging en erbuiten, zoals in de NIR, later BRT. Bij mij weten is het Nederlands dus nooit ‘uitgevonden’! Het kende een taalkundige evolutie zoals kwasi alle andere Europese talen, elk met zijn verschillende wortels en geleidelijke normering. Bij mijn weten hebben die flaminganten geen enkele verdienste aan welke taalkundige uitvinding dan ook. Heeft Reynebeau met die manier van formuleren met dat ‘haast letterlijk uitgevonden’ en die ‘uiterst beperkte kring’ geen héél andere opzet dan de primaire betekenis van zijn woorden? Schuilt daar géén poging in om de legitimiteit van de Vlaamse verzuchtingen aan te tasten? Ook verderop wemelt het van curieuze beweringen met een uitgesproken anti-Vlaamse ondertoon. ‘De meeste flaminganten koesterden vanuit hun kleinburgerlijkheid’ een onmiskenbare argwaan en zelfs misprijzen tegenover de ‘gewone Vlaamse boer of arbeider’. Laten we nu even eerlijk zijn: was zo’n misprijzen en argwaan toen niet het kenmerk van de burgerij in alle landen en in alle talen? Is het dan eerlijk om de Vlaamsgezinden en de Vlaamse Beweging daarop specifiek te willen pakken? Hoe komt het toch dat ik ineens denk aan ranzige boter? Is dit schandschrift van Reynebeau met zijn bizarre redeneringen en laster via achterpoortjes soms een teken van een VTM-isering van de tijdschriftenpers? Lui met mooie diploma’s, vaste benoemingen en mooie salarissen die zo kromme redeneringen durven neerpennen, om maar te zwijgen van de impliciete laster en de selectieve lezing van historische gegevens. Historiek die deze auteur overigens wel degelijk zou moeten kennen. We spreken hier immers toch niet over een cultuurbarbaar zonder het minste historisch besef! Rudi Dierick, Etterbeek, 10 juni 2002 |
21 januari 2004, 10:03 | #4 |
Secretaris-Generaal VN
Geregistreerd: 30 april 2002
Locatie: Bankrijk
Berichten: 49.945
|
Amen!
__________________
pri via opinio, ne prelegu.
pri alies opinioj, nepre legu! |
21 januari 2004, 15:49 | #5 | ||
Perm. Vertegenwoordiger VN
|
Aha... Marc Reynebeau... Een redelijk man, maar zijn haat tegen Vlaanderen vertroebelt zijn geest. Bij twee versies van de feiten zal hij altijd de anti-Vlaamse verdedigen, ook al is de Vlaamse waarschijnlijker.
Even voorbeeld geven: http://forum.politics.be/viewtopic.php?t=5758 Citaat:
Dan schreef ie verleden jaar uiteindelijk in Knack dit hier: Citaat:
__________________
Ik distantieer me van al wat ik vroeger heb geschreven |
||
21 januari 2004, 15:49 | #6 | |
Perm. Vertegenwoordiger VN
|
Citaat:
__________________
Ik distantieer me van al wat ik vroeger heb geschreven |
|
21 januari 2004, 15:56 | #7 | ||
Secretaris-Generaal VN
|
Citaat:
Gij zij ne slimme he. |
||