Politics.be Registreren kan je hier.
Problemen met registreren of reageren op de berichten?
Een verloren wachtwoord?
Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam.

Ga terug   Politics.be > Themafora > Staatsinrichting
Registreer FAQForumreglement Ledenlijst Markeer forums als gelezen

Staatsinrichting Vlaanderen versus Wallonië? Een unitaire, federale, confederale staat of meteen Vlaanderen onafhankelijk. Dit is het forum bij uitstek voor discussies over de Belgische staatsinrichting.

Antwoord
 
Discussietools
Oud 18 december 2002, 01:04   #1
Mango
 
Berichten: n/a
Standaard

[size=6]Hoofdstuk VI : De gewestelijke aangelegenheden[/size]
(de eigenlijke artikels staan in het vet. De schuingedrukte tekst is uitleg)

32. De Vlaamse overheid bevordert maximaal de leefbaarheid van
het gewest, het behoud van de natuur en de bescherming van een
gezond leefmilieu. De overheid verwacht van de bevolking respect
voor de natuur en het leefmilieu.

Iedereen heeft het recht op tijdige informatie over alle factoren in
zijn leefomgeving, die de leefomstandigheden en de gezondheid
ernstig kunnen schaden.

Iedereen heeft het recht om in zijn omgeving rust te kunnen vinden
in een gebied met voldoende natuur.


Toelichting
De grondslag van de bevoegdheid is artikel 6, § 1 van de
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen in het algemeen en van de onderdelen II en III in het
bijzonder.

Met de term leefbaarheid wordt een geheel van gunstige factoren
bedoeld, die het bewonen van Vlaanderen aantrekkelijk moeten
maken. Ze houden verband met een zinvolle ruimtelijke ordening,
zorg om het leefmilieu in al zijn aspecten, het natuurbehoud, een
behoorlijk beleid inzake huisvesting, infrastructuur en openbaar
vervoer enz. Dit zijn aangelegenheden, waarvoor het Vlaamse
Gewest exclusief of hoofdzakelijk bevoegd is. Dit is in hoofdzaak
een beleidsverklaring, doch verbetering van het leefmilieu is een
uitdrukkelijke verplichting die afgeleid kan worden uit
verschillende verdragsbepalingen, onverminderd de dwingende
Europese regelgeving op dat vlak. Ook artikel 23, derde lid, 4 e van
de federale Grondwet zegt eenieder het recht toe op de
bescherming van een gezond leefmilieu. Om deze rechten gestalte
te kunnen geven vraagt de Vlaamse overheid, naast haar eigen
doortastend beleid, van haar bevolking dat zij de natuur en het
leefmilieu in het algemeen met het nodige respect behandelt.

Het tweede lid van deze bepaling is ontleend aan de rechtspraak
van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, die tijdige
informatie over de factoren in de leefomgeving, die de gezondheid
ernstig kunnen schaden kadert in de positieve verplichtingen van
de overheid het recht op eerbiediging van het privé en gezinsleven
en van de woning te waarborgen.

Met het derde lid wil de Vlaamse overheid het belang van stilte en
groen benadrukken. Aan eenieder wordt het recht verleend om in
zijn omgeving rust te kunnen vinden in een gebied met voldoende
natuur.


33. Inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw voeren de bevoegde
overheden een beleid dat rechtszekerheid biedt en dat een billijk
evenwicht nastreeft tussen de vereisten van het algemeen belang en
de rechten van individuele burgers.


Toelichting
De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 6, § 1, I van de
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen. Rechtszekerheid is naar oordeel van het Arbitragehof
een fundamenteel recht dat wordt afgeleid uit een basisbeginsel
van de grondwettelijke orde, m.n. dat van de rechtsstaat.
Rechtszekerheid betekent evenwel niet de onveranderlijkheid van
de basisregelgeving of van de nadere uitvoering ervan in
reglementaire besluiten. Rechtszekerheid betekent evenmin het
recht in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissingen niet
na te komen. Rechtszekerheid betekent specifiek in het raam van de
ruimtelijke ordening en de stedenbouw wel het verbod van
regelgeving met retroactieve werking en de verplichting tot
vergoeding van de onevenredige schade die het gevolg is van
gewijzigde regelgeving en de onmiddellijke werking ervan. Deze
vereiste is geïnspireerd door de rechtspraak van het Europees Hof
voor de Rechten van de Mens in verband met artikel 1 van het
(eerste) aanvullend protocol bij het Europees Verdrag tot
bescherming van de Rechten van de Mens en van de Fundamentele
Vrijheden. Dit artikel bepaalt onder meer: Alle natuurlijke en
rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun
eigendom…De voorafgaande bepaling(en) zullen echter op geen
enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten
toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te
oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het
algemeen belang…


34. Iedereen heeft het recht op een betaalbare woongelegenheid die
veilig, gezond en kwaliteitsvol is. De Vlaamse overheid neemt de
nodige maatregelen om dit recht in praktijk te brengen.
Sociale woningen worden volgens objectieve criteria toegewezen
aan mensen met een verminderd inkomen en vermogen of waarvan
het huis onbewoonbaar is verklaard.

De Vlaamse overheid voert een beleid dat de betaalbaarheid van
wonen voor eigenaars of voor huurders garandeert, de betaalbare
eigendomsverwerving van één woning stimuleert en de sociale
vermenging van elke woonwijk en elk wooncomplex bevordert.
Hiertoe voorziet de Vlaamse overheid in een voldoende aanbod van
koop- en huurwoningen en renoveert zij bestaande woningen.


Toelichting
De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 6, § 1, IV van de
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen.

Het eerste lid is een beleidsverklaring, die tevens steunt op artikel
23, derde lid, 3 e van de Grondwet.

Het tweede lid is het dwingend gevolg van het grondwettelijk
gelijkheidsbeginsel, toegepast op het sociale woonbeleid.

De overheid moet er op toezien dat iedereen, ongeacht of men al
dan niet vermogend is, op een waardige manier kan wonen.
Daarom bevat het derde lid een aantal inhoudelijke richtlijnen
voor het Vlaamse woonbeleid. Dit beleid moet de betaalbaarheid
van wonen voor eigenaars of voor huurders (bv. via het maximeren
van de huurprijzen) garanderen, de betaalbare
eigendomsverwerving van één woning stimuleren (ook voor de
lagere inkomens) en de sociale vermenging van elke woonwijk en
elk wooncomplex bevorderen (bv. door de inkomensgrens voor wie
recht heeft op een sociale woning op te trekken). Om hieraan
gestalte te kunnen geven moet de Vlaamse overheid haar bestaande
woningen renoveren en erop toezien dat er steeds een voldoende
aanbod van koop- en huurwoningen bestaat.


35. Bevordering van de landbouw die verenigbaar is met het
natuurbehoud, het dierenwelzijn en de verbetering van het
leefmilieu is een zorg van de overheid.

Het beleid van de Vlaamse overheid dient bij te dragen tot het recht
van iedereen om gezonde voeding tot zich te kunnen nemen. De
overheid erkent de vrijheid van eenieder om al dan niet te kiezen
voor een vegetarische voeding. De Vlaamse overheid verbindt zich
ertoe om een volwaardig vegetarisch voedingsaanbod te stimuleren.


Toelichting
De grondslag van de bevoegdheid is artikel 6, § 1, V van de
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen. Deze bepaling is een beleidsverklaring, onverminderd
de dwingende nakoming van de Europese regels inzake leefmilieu
en natuurbehoud. Ze wil nadrukkelijk aangeven dat de Vlaamse
overheid geen landbouwbedrijvigheid steunt die niet verenigbaar is
met het leefmilieu en/of het dierenwelzijn.


36. Het economisch beleid is gericht op het waarborgen van een zo
hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil en op de duurzame
ontwikkeling van het gewest.

Een gelijkwaardige deelname van alle delen van de bevolking aan
de arbeidsmarkt, inzonderheid van gehandicapten en allochtonen,
moet een duidelijke doelstelling zijn.

De Vlaamse overheid streeft een toename van de economische
welvaart na waarin de arbeidstijd en de vrije tijd evenwichtig
kunnen worden verdeeld, rekening wordt gehouden met de
gezinssituatie, het leefmilieu en die aan iedereen toelaat om op een
rechtvaardige manier van de welvaart te kunnen genieten.

De vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig
het Europees Gemeenschapsrecht. Aan de vrijheid van handel en
nijverheid kunnen beperkingen worden gesteld die nodig zijn in
een democratische samenleving met het oog op de bescherming
van het algemeen belang en de rechten van derden.

De Vlaamse overheid bevordert het maatschappelijk verantwoord
ondernemerschap op de wijze door het decreet bepaald.

De Vlaamse overheid stimuleert een duurzame economische
productie en consumptie.


Toelichting
De grondslag van de bevoegdheid is artikel 6, § 1, VI van de
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen. Het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk
werkgelegenheidspeil is een uitdrukkelijke beleidsverplichting,
opgenomen in artikel 23, derde lid, 1° van de Grondwet. Duurzame
ontwikkeling is een tweede doelstelling van het economische beleid
binnen de Europese Gemeenschap. Ze werd opgenomen in
verschillende wetgevende akten van de Europese Gemeenschap,
van de federale overheid en van het Vlaamse Gewest. Met het
tweede lid van bovenstaande bepaling geeft de Vlaamse overheid
aan welk soort welvaartstoename haar economisch beleid beoogt.
Er wordt nadrukkelijk aangegeven dat hier maximaal moet
rekening worden gehouden met een vrijetijdsbesteding, het
leefmilieu, de gezinssituatie en dat aan iedereen wordt toegelaten
om op een rechtvaardige manier van de welvaart te kunnen
genieten. Dit impliceert tevens dat de rechten van de werknemers
in het ondernemingsleven maximaal moeten worden gevrijwaard.
Zij moeten immers kunnen beschikken over sociale basisrechten die
binnen hun onderneming maximaal worden gerespecteerd. De
werknemers en hun vertegenwoordigers moeten dan ook mee hun
zeg kunnen hebben in het beleid van hun onderneming. De eerste
zin van het derde lid is ontleend aan artikel 16 van het EU-charter.
De tweede zin werd geïnspireerd door de wijze waarop in het
Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en
van de Fundamentele Vrijheden de grenzen zijn geformuleerd van
de rechtmatige mogelijkheid fundamentele vrijheden te beperken.
Artikel 6, § 1, VI van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot
hervorming der instellingen verplicht de gewesten de vrijheid van
handel en nijverheid te eerbiedigen. Naar oordeel van het
Arbitragehof betekent dit echter niet, dat deze vrijheid niet zou
mogen worden beperkt door de rechtmatige uitoefening van
gewestelijke bevoegdheden. In het vierde lid formuleert de Vlaamse
overheid de beleidsintentie dat zij het maatschappelijk verantwoord
ondernemerschap decretaal zal bevorderen.
Met het laatste lid van deze bepaling wil de Vlaamse overheid een
duurzaam productie- en consumptiepatroon stimuleren. Deze
beleidsintentie wil de huidige generatie toelaten in haar behoeften
te voorzien zonder de mogelijkheden van de toekomstige generaties
in gevaar te brengen. Het gedrag van de producenten en de
consumenten van vandaag moet hiermee rekening houden. Een
ecologische modernisering van de productiesystemen is essentieel:
de verspilling van grondstoffen en de ermee gepaard gaande
emissies naar het milieu, de toename van afvalstoffen en mogelijke
risico’s voor mens en milieu moeten maximaal voorkomen worden.
Ook de Vlaamse consument kan zijn verantwoordelijkheid
opnemen: zo kan iedereen het nutteloos verbruik van water en
energie beperken en overtollig afval vermijden zonder aan comfort
te moeten inboeten. De Vlaamse overheid moet deze ecologische
bewustwording stimuleren. Ze kan dit doen door allerhande
beleidsmaatregelen (bv. ecologische criteria koppelen aan de
economische steunverlening, informatie- en sensibilisering,
onderzoek naar milieuvriendelijke technologieën ondersteunen,
enz).


37. De bevordering van de ontwikkeling en de toepassing van
nieuwe technologieën met aandacht voor de maatschappelijke
gevolgen ervan, is een zorg van de overheid.

Iedereen heeft recht op een gelijke toegang tot de informatie- en
communicatietechnologie op de wijze door het decreet bepaald.

De Vlaamse overheid bevordert het gebruik van de informatie- en
communicatietechnologie en waarborgt de gelijke toegang.


Toelichting
Bovenstaande beleidsverklaring heeft betrekking op de
maatschappelijke gevolgen van de introductie van nieuwe
technologieën. Vooreerst wordt aangegeven dat de Vlaamse
overheid hierbij in het bijzonder oog heeft voor de
maatschappelijke gevolgen. Daarnaast wordt ingegaan op het
belang van de informatie- en communicatietechnologie. Aangezien
een gelijke toegang tot deze technologie een randvoorwaarde
vormt voor de ontwikkeling van gelijke kansen voor iedereen acht
de Vlaamse overheid het noodzakelijk dat dit recht voor iedereen
decretaal wordt gewaarborgd.


38. Iedereen heeft zonder discriminatie recht op gratis
arbeidsbemiddeling.

De Vlaamse overheid tracht de risicogroepen op de arbeidsmarkt
een bemiddelingsaanbod aan te bieden dat een deelname aan de
arbeidsmarkt beoogt in verhouding tot hun aandeel in de
beroepsbevolking.


Toelichting
De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 6, § 1, IX, 1° van de
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen. Deze bepaling steunt op artikel 29 van het EU-charter:
Eenieder heeft recht op toegang tot gratis
arbeidsbemiddeling. Hieraan werd een discriminatieverbod
toegevoegd. De kansen op de Vlaamse arbeidsmarkt zijn immers
verre van gelijk. Vrouwen, laaggeschoolden, allochtonen, ouderen
en gehandicapten vinden nog steeds moeilijk toegang tot de
arbeidsmarkt. Het blijven dan ook echte risicogroepen. Met dit
anti-discriminatiebeginsel wil de Vlaamse overheid beklemtonen
dat iedereen een volwaardige kans moet worden geboden om werk
te vinden. Bij de arbeidsbemiddeling in Vlaanderen kan bijgevolg
niet verwezen worden naar discriminatoire elementen als geslacht,
huidskleur, leeftijd, levensbeschouwing en soortgelijke kenmerken.

Met het tweede lid geeft de Vlaamse overheid duidelijk aan dat alle
risicogroepen moeten kunnen deelnemen aan het arbeidsproces in
verhouding tot hun aandeel in de beroepsbevolking. Aangezien de
kansen op tewerkstelling van werklozen met een zwakker profiel het
meest toenemen met het volgen van een bijkomende opleiding of
vorming volgt hieruit dat het opleidingsbeleid van de Vlaamse
overheid terzake mede gericht is op de risicogroepen op de
arbeidsmarkt.


39. Iedereen heeft recht op basismobiliteit.

De Vlaamse overheid bevordert de kosteloze beschikbaarheid en de
kwaliteit van de diensten van openbaar vervoer.

De Vlaamse overheid richt de openbare wegen in met het oog op de
verkeersveiligheid. De bevordering van de verkeersveiligheid in het
algemeen is de belangrijkste bekommernis van de Vlaamse
overheid. De overheid vraagt nadrukkelijk aan iedereen die zich in
het verkeer begeeft dit, uit respect voor de medemens, op een
verantwoordelijke manier te doen.


Toelichting
De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 6, § 1, X, 8° van de
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen. Deze bepaling is een beleidsbeginsel.

Het eerste lid verschaft iedereen een zogenaamd recht op
basismobiliteit. Deze terminologie werd ontleend aan het decreet
betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en
tot oprichting van de Mobiliteitsraad Vlaanderen. De
basismobiliteit heeft tot doel iedereen een minimumaanbod van
geregeld openbaar vervoer aan te bieden. Op die manier tracht de
Vlaamse overheid eenieder een volwaardig basisalternatief te
bieden voor het autogebruik. Het belang hiervan wordt steeds
vaker erkend; dit blijkt onder meer uit de herzieningsverklaring
van de federale Grondwet waarbij voorgesteld wordt om aan
artikel 23 van de Grondwet een lid toe te voegen betreffende onder
meer het recht van de burger op een minimale dienstverlening
inzake mobiliteit.

Het tweede lid verplicht de Vlaamse overheid iedereen een
kwaliteitsvol openbaar vervoer aan te bieden. Door te investeren in
meer en beter openbaar vervoer kan de overheid ervoor zorgen dat
iedereen volwaardig kan deelnemen aan het maatschappelijk leven.
Op die manier wordt de vervoersarmoede van jongeren, ouderen
en zwakkeren een halt toegeroepen. Bovendien is openbaar vervoer
veilig, milieuvriendelijk en helpt het de files mee op te lossen. Om
in dit alles succesvol te zijn moet ook de kosteloze beschikbaarheid
van het openbaar vervoer worden gestimuleerd. Recente
beleidsinitiatieven hebben immers aangetoond dat het succes van
het openbaar vervoer mee wordt bevorderd wanneer het gebruik
ervan zo goedkoop mogelijk wordt gemaakt voor haar gebruikers.

Met het derde lid geeft de Vlaamse overheid aan dat zij de
openbare wegen inricht met het oog op de verkeersveiligheid.
Daarnaast wordt de bevordering van de verkeersveiligheid in het
algemeen door dit lid uitgeroepen tot de belangrijkste
beleidsbekommernis van de Vlaamse overheid. Hoewel hiermee
geen afbreuk wil worden gedaan aan de overige beleidsbeginselen
die in dit handvest worden geformuleerd, moet de overheid
duidelijk maken dat zij alles in het leven wil roepen om de huidige
onveiligheid van het verkeer tegen te gaan. De Vlaamse overheid
moet hiertoe haar infrastructuur aanpassen en kan het veilig
rijgedrag van de automobilisten stimuleren maar ze kan deze
beleidsdoelstelling nooit alleen waar maken. De overheid heeft
hiervoor de actieve medewerking van elke weggebruiker nodig.
Daarom roept de Vlaamse overheid iedereen op om zich op een
verantwoordelijke manier te begeven in het verkeer.


40. Iedereen heeft recht op een kosteloos pakket aan basisenergie.

De Vlaamse overheid voert een duurzaam energiebeleid dat het
gebruik van hernieuwbare energiebronnen en een rationeel
energiegebruik stimuleert en resulteert in een betaalbare
energiekost voor iedereen.


Toelichting
De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 6, § 1, VII van de
Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen. Deze bepaling is een beleidsprincipe.

Het eerste lid wil iedereen het recht geven op een minimaal pakket
aan basisenergie. Op die manier wil de Vlaamse overheid gestalte
geven aan het recht van de burger op een minimale dienstverlening
inzake energie. Dit zijn geen loze principes. Energiebronnen als
aardgas en elektriciteit zijn elementaire nutsvoorzieningen waar
iedereen recht op heeft. Een pakket basisenergie moet dan ook
kosteloos ter beschikking kunnen worden gesteld van de
gebruikers. Deze hoeveelheid energie moet iedereen in staat stellen
in zijn elementaire levensbehoeften te kunnen voldoen en aldus een
menswaardig bestaan op te kunnen bouwen. Door iedereen een
pakket basisenergie te willen aanbieden wil de Vlaamse overheid
ook de kostprijs van het energieverbruik voor de burger drukken
zonder het niveau van het Vlaamse energieverbruik te laten
toenemen. Wanneer iedereen een kosteloze hoeveelheid
basisenergie ontvangt krijgt de gebruiker immers een prikkel om
het energieverbruik zo weinig mogelijk boven de aangeboden
hoeveelheid te laten uitstijgen. Dit kan nog gestimuleerd worden
door het energieverbruik dat boven het gemiddelde ligt aan een
progressieve prijszetting te onderwerpen.

Op die manier wordt geen afbreuk gedaan aan het beleidsprincipe
dat in het tweede lid wordt geformuleerd. Met het tweede lid
verklaart de Vlaamse overheid dat zij een duurzaam energiebeleid
voert dat het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en een
rationeel energiegebruik stimuleert. Tevens wordt beklemtoond dat
de overheid er steeds op zal toezien dat de energiekost betaalbaar
blijft.


41. Onverminderd het door het decreet noodzakelijk geachte
bestuurlijk toezicht, eerbiedigt de Vlaamse Regering de
zelfstandigheid van de gemeenten en de provincies, volgens het
beginsel van subsidiariteit. Het toezicht moet herleid worden tot het
toetsen van de wettelijkheid en het formuleren van duidelijke
richtlijnen.

De gemeenten beogen om op het lokale niveau bij te dragen tot het
welzijn van de burgers. Zij zijn bevoegd voor de aangelegenheden
van gemeentelijk belang, ter verwezenlijking waarvan zij alle
initiatieven kunnen nemen.

De provincies zijn als intermediair beleidsniveau gericht op
bovenlokale taakbehartiging. Een taakbehartiging is bovenlokaal
wanneer deze aangelegenheden van lokaal gemeentelijk belang te
boven gaat, voor zover ze streekgericht blijft en binnen de grenzen
van het grondgebied van de provincie kan worden gerealiseerd.

De provincies kunnen op tijdelijke basis tevens ondersteunende
taken ten behoeve van de gemeenten uitvoeren, voor zover zulks
gebeurt op uitdrukkelijke vraag van de gemeenten en voor zover
die ondersteuning ertoe strekt de bestuurskracht van de gemeenten
te versterken.

De provincies kunnen initiatieven nemen met het oog op
gebiedsgerichte samenwerking.

De gemeenten en provincies verzekeren een burgernabije,
democratische, transparante en doelmatige uitoefening van de
lokale bevoegdheden. Ze betrekken de inwoners zo veel mogelijk
bij het beleid, raadplegen hen rechtstreeks over concrete
aangelegenheden, geven hen inspraak en zorgen voor openheid van
bestuur.

Een decreet regelt de financiering van de gemeenten en de
provincies. De gemeenten en de provincies hebben recht op een
aandeel van de inkomsten van de Vlaamse overheid, dat hen ertoe
in staat moet stellen hun taken te financieren.

De financiering van de gemeenten houdt, met inachtneming van het
gelijkheidsbeginsel, rekening met de eigen fiscale bevoegdheid, de
draagkracht en het niveau aan sociale voorzieningen.

De Vlaamse overheid wijst geen opdrachten toe aan de provincies
en de gemeenten, zonder de daartoe noodzakelijke middelen ter
beschikking te stellen.

Ter bevordering van de algemene leefomgeving van iedereen
stimuleert de Vlaamse overheid de delegatie van de gemeentelijke
beslissingsmacht naar wijken, met betrekking tot zaken die het
belang van de wijk niet overstijgen.


Toelichting
De grondslag van deze bevoegdheid is artikel 6, § 1, VIII en artikel
7 van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der
instellingen.

De draagwijdte van het eerste lid beperkt zich in wezen tot een
beleidsverklaring. Het is de toezegging dat een aangelegenheid die
tot de bevoegdheid van de Vlaamse overheid of het Vlaamse
Gewest behoort niet exhaustief op dat niveau zal worden geregeld,
indien volgens het beginsel van subsidiariteit aspecten van die
aangelegenheid even doelmatig kunnen worden behartigd door de
provincies of de gemeenten, volgens hun evenzeer democratisch
gelegitimeerde voorkeur. Aldus wordt in dit beleidsbeginsel recht
gedaan aan artikel 162, tweede lid, 3° van de Grondwet, dat
decentralisatie van bevoegdheden naar de provinciale en
gemeentelijke instellingen in het vooruitzicht had gesteld. Zo
blijven een relevant aantal aangelegenheden overeind die als
uitsluitend gemeentelijke of provinciale belangen worden aanzien
in de zin van artikel 41, eerste lid van de Grondwet. In het
verlengde van deze invalshoek wordt expliciet aangegeven dat het
bestuurlijk toezicht van de Vlaamse overheid herleid moet worden
tot het toetsen van de wettelijkheid en het formuleren van duidelijke
richtlijnen.

De bepalingen die werden opgenomen in het tweede tot het vijfde
lid kunnen beschouwd worden als een missiebepaling van de
gemeenten en de provincies. Hiermee wordt een
profielomschrijving gegeven die duidelijk maakt welke rol
gemeenten en provincies spelen in het bestuurlijke landschap en
hoe ze zich verhouden ten aanzien van de andere bestuursniveaus.
De gemeente is hierin het basisniveau, het eerstelijnsbestuur en
eerste aanspreekpunt van de burger met de overheid, zij heeft een
open taakstelling met uitgebreide algemene lokale bevoegdheden.
De provincie heeft als streekbestuur een duidelijke bovenlokale
intermediaire beleidsopdracht. Zij vervult ook een belangrijke rol
in het coördineren van de gebiedsgerichte werking, zijnde een
samenwerkingsverband tussen verschillende overheden die
sectoroverschrijdend is en waarbij eventueel samengewerkt wordt
met de privé-sector voor het bereiken van een gezamenlijke visie
voor de streek.

Het zesde lid staat stil bij enkele democratische principes voor de
lokale besturen. In hun open beleid staat de inspraak en de
betrokkenheid van de inwoners centraal. Dit betekent eveneens dat
de inwoners via referenda rechtstreeks kunnen worden
geraadpleegd over concrete aangelegenheden die hen
aanbelangen.

Het zevende lid verplicht de decreetgever om er op toe te zien dat
de gemeenten een aandeel krijgen in de middelen van de Vlaamse
overheid, volgens criteria en verdeelsleutels waarbij de gemeenten
niet gediscrimineerd mogen worden. Dit is niet in tegenspraak met
het derde lid waarin gesteld wordt dat de financiering van de
gemeenten rekening houdt met de eigen fiscale bevoegdheid, de
draagkracht en het niveau aan sociale voorzieningen. De hoogte
van de ter beschikking te stellen bedragen kunnen immers worden
getemperd in functie van de eigen gemeentefiscaliteit en de
verdeling tussen de gemeenten onderling kan gebeuren aan de
hand van criteria die onder meer rekening houden met de relatieve
rijkdom van de gemeenten en het niveau aan sociale voorzieningen
van elke gemeente. Een verschillende behandeling van de
gemeenten bij de criteria ter bepaling van de algemene
financiering, in functie van de financiële inspanning van hun
inwoners en in functie van de gemeentelijke inspanningen inzake
sociale voorzieningen (bv. aantal sociale woningen) is immers in
overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel. Het voorlaatste lid is
eveneens een beleidsverklaring, waardoor de provinciale en
gemeentelijke financiën niet uit evenwicht worden gebracht door de
toewijzing van opdrachten door de Vlaamse overheid, zonder dat
de daartoe vereiste middelen worden gewaarborgd.

Met het laatste lid wil de Vlaamse overheid beklemtonen dat zij
voorstander is van de toekenning van daadwerkelijke
beslissingsmacht aan wijken en buurten. Deze beleidsintentie gaat
verder dan de buurt- en de wijkwerking louter te betrekken in het
gemeentelijke beleid. Aan de buurten moet de mogelijkheid worden
gegeven om zelf echte verantwoordelijkheden op te nemen. Hiertoe
zouden gemeenten en steden een deel van hun begroting aan wijken
kunnen overdragen om op een democratische manier, met
ondersteuning vanuit de gemeente zelf, de algemene leefomgeving
in te richten en samenlevingsprojecten te realiseren (bv. de
inrichting van straten en pleinen, de organisatie van buurtfeesten,
volksfeesten, culturele manifestaties, sportevenementen,…). Deze
beleidsoptie zou de algemene samenhorigheid van een buurt
kunnen bevorderen en zou met name het samenleven van
verschillende culturen in grotere steden ten goede kunnen komen.
  Met citaat antwoorden
Antwoord


Discussietools

Regels voor berichten
Je mag niet nieuwe discussies starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag niet bijlagen versturen
Je mag niet jouw berichten bewerken

vB-code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit
Forumnavigatie


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 16:12.


Forumsoftware: vBulletin®
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.
Content copyright ©2002 - 2020, Politics.be