Politics.be Registreren kan je hier.
Problemen met registreren of reageren op de berichten?
Een verloren wachtwoord?
Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam.

Ga terug   Politics.be > Debatclub > Geschiedenis
Registreer FAQForumreglement Ledenlijst Markeer forums als gelezen

Geschiedenis Van de Romeinen tot 9/11...

Antwoord
 
Discussietools
Oud 7 juli 2014, 22:29   #1
Leve B weg met VL
Banneling
 
 
Geregistreerd: 5 juli 2014
Berichten: 124
Standaard Het Vlaams-nationalistische beeld van de geschiedenis: feit of fictie?

Hierinder schets ik een aantal hardnekkige mythen uit de Vlaams-nationalistische historiografie.


Het Vlaams-nationalistische verhaal speelde zich aan de IJzer tijdens de Eerste Wereldoorlog een tragedie zonder weerga af. Ongeschoolde Vlaamse frontsoldaten – die 80 % van het leger uitmaakten – werden door hun Nederlandsonkundige officieren met Franse bevelen onder het motto "et pour les flamands la même chose" de dood ingejaagd. "Arme jongens, die ginder, ver van huis, moeten vechten voor een land dat het hunne niet is", zo schreef de Gazet van Brussel op 11 december 1914. Dit blad was naar buiten toe Vlaamsgezind, maar werd in werkelijkheid door de Duitse bezetter uitgegeven en gesubsidieerd in het bezette land. Maar dit verhaal is grotendeels een mythe die ook na de oorlog zal aangedikt worden tot een van de leitmotiven van het Vlaams-nationalisme. Het is bij de Duitsers dat we de oorsprong van deze mythe moeten gaan zoeken.

Deze mythe bouwt verder op een hele reeks die sinds de onafhankelijkheid van België de Vlaams-nationale geschiedschrijving spekken.

Het Vlaams-nationalistisch geschiedbeeld van de Belgische geschiedenis, gaat ongeveer als volgt: in 1830 ontstond België als kunstmatige schepping van de grootmachten. Vlamingen en Walen werden tegen hun zin gedwongen om in één staatsverband te leven. De Belgische overheid wilde de Nederlandse taal en cultuur uitroeien. Hadden Belgische staatslieden zich geen zinnen laten ontvallen als "La Belgique sera latine ou elle ne sera pas"?

België was bovendien een Franse satellietstaat én een eentalig Franse staat. Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden daarentegen was een gezegend tijdvak geweest. Gedurende de hele 19e eeuw werden de Vlamingen door het Waals-Brusselse machtsapparaat verdrukt. Velen moesten om den brode uitwijken naar Wallonië waar ze uitgebuit werden. In 1914 moesten de Vlamingen vechten voor een land dat ze nooit een warm hart toegedragen hadden. Vlaamse jongens werden massaal de dood ingejaagd door Nederlandsonkundige Franstalige officieren. Aan de IJzer ontwaakten de Vlamingen en begonnen ze hun strijd voor zelfstandigheid. Maar ook in bezet België waren Vlaamsgezinden tot actie overgegaan, de zogenaamde 'activisten'. Uit verdediging tegen een Waals-franskiljonse haatcampagne tegen alles wat Vlaams was, besloten ze de Godsvrede te doorbreken. Zij zouden niet langer zwijgen. De Duitsers boden hun een helpende hand aan (Flamenpolitik). Wat was dan begrijpelijker dan dat ze die aanvaardden? De idealistische activisten bekwamen van de Duitse bezetter een Nederlandstalige universiteit te Gent (1916) en zelfs de bestuurlijke scheiding van België (1917). Na de oorlog echter, volgde de repressie tegen alles wat Vlaams was: talloze activisten werden door de Belgische staat gebroodroofd.

Weerstaat deze weergave van de feiten de toets van een kritisch onderzoek?
Een kunstmatige staat, schepping van de grootmachten?

Allereerst moet vastgesteld worden dat alle staten per definitie kunstmatig zijn. Inderdaad is geen enkele staat door God of door de natuur gewild. Het is onterecht het jaar 1830 als het 'ontstaan' van België te beschouwen. Wie dat wél doet, moet 1958 als het ontstaan van Frankrijk beschouwen. In 1830 nam België immers zijn meest recente staatsvorm aan (een grondwettelijk-parlementaire monarchie), net als Frankrijk in 1958 de Vijfde Republiek vestigde. Beide staten zijn natuurlijk ouder dan die datum. België is inderdaad onafhankelijk geworden in 1830, maar kent een voorgeschiedenis die teruggaat tot in de middeleeuwen. De Bourgondische Nederlanden (1430) werden aan het einde van de 16e eeuw in tweeën gesplitst. Het resultaat hiervan, was dat er niet één, maar twee naties – een Belgische en een Nederlandse – gevormd werden. De katholieke Habsburgse Nederlanden omvatten ongeveer het grondgebied van België (behoudens het prinsbisdom Luik[1]) en de inwoners ervan ontwikkelden een proto-nationaal besef.[2] Dit bleef behouden ondanks de Franse bezetting van België, die in 1814 eindigde[3] De geallieerden riepen toen de onafhankelijkheid van België uit.[4] De grootmachten hebben vervolgens België (m.i.v. Luxemburg) en Noord-Nederland samengevoegd. Culturele, godsdienstige en politieke tegenstellingen bespoedigden het einde van dit Rijk en zorgden voor de vestiging van de onafhankelijke Belgische natiestaat.[5] We moeten hier nog een misverstand rechtzetten. Vaak hoort men dat België als een 'bufferstaat' zou ingericht zijn. Dat is onwaar. België heeft zich net van de bufferstaat die het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was, afgescheurd.
Vlamingen en Walen: een gedwongen huwelijk?

Uit het eerste punt blijkt reeds dat wat men vandaag Vlamingen en Walen noemt, al honderden jaren in een staatkundig verband samenleefden. Overigens lag elk Belgisch prinsdom (het hertogdom Brabant, het graafschap Vlaanderen, het prinsbisdom Luik …) schrijlings op de taalgrens. De taalgrens mag dan al ouder zijn dan België, zij had gedurende duizenden jaren geen politieke betekenis. De historicus Paul De Ridder, nota bene fractieleider van de N-VA in het Brussels Parlement, schrijft wat dat betreft: "Sommigen [ongetwijfeld de Vlaams-nationalisten, wie anders?] zullen het niet graag horen, maar uit onderzoek van de oorkondenlijsten van Brugge, Gent en Ieper blijkt dat tussen 1250 en 1500 niet minder dan 30 tot 60 % van die akten in het Frans opgesteld zijn."[6] Niet België is het product van Vlaanderen en Wallonië, maar omgekeerd. De term "Vlaanderen" zien we pas opduiken in de jaren 1840 en dan nog enkel bij Vlaamsgezinden, de term Wallonië is zelfs nog vijftig jaar jonger. De Vlaamse beweging is net ontstaan uit het enthousiasme rondom de Belgische Revolutie, waarbij filologen op zoek gingen naar wat België zo uniek maakte en één van die aspecten was de "Nederduitse taal".[7] Kortom, in 1830 waren er Vlamingen noch Walen.
België, een Franstalige staat die het Nederlands wilde uitroeien?

In 1830 was België geen eentalig Franse staat. Het principe van de staatsorganisatie was hetzelfde als in de Bourgondisch-Habsburgse tijd: het Frans werd de taal van het centrale bestuur, voor de communicatie van de overheid naar de burger golden de streektalen. Enkel het hoger onderwijs en het leger was eentalig Frans. Voor de rest was er taalvrijheid. Waarom deze keuze? Vooreerst was het Frans de taal van de (hogere) burgerij zowel in het noorden als in het zuiden van het land. Het Frans was ook de taal van de Verlichting en van de vooruitgang (vandaar dat de Nederlandstalige clerus zo nauw verbonden zou worden met de Vlaamse beweging: die werd als een dam beschouwd tegen het 'zedeloze' Frankrijk, en tegen de ideeën van de Verlichting, de streektaal stond dan symbool voor de ongerepte volkse tradities). Het Frans was de meest verspreide taal in België en een taal met internationaal prestige. Na de revolutie van 1830 was er een zeer sterke anti-Nederlandse reflex in België, tenslotte bestond er geen eengemaakte Zuid-Nederlandse taal, wel Vlaamse, Brabantse en Limburgse varianten.
Zelfs inzake spelling waren er verschillen tussen België en Nederland. Enkel in de korte periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden kenden beide landen dezelfde spelling (Siegenbeek-spelling). Die werd daarna afgeschaft en, op initiatief van de Belgische regering, vervangen door de Willems-spelling (1844). Tussen 1883 en 1934 en daarna vanaf 1947 kenden beide landen eenzelfde spelling. Kortom, in de eerste 120 jaar die op de Belgische onafhankelijkheid volgden, kenden België en Nederland amper vijftig jaar een gedeelde spelling. Sterker nog, het Standaard-Nederlands, zoals we dat vandaag kennen, is in België een uit Nederland geïmporteerde taal.

Als de Vlamingen al 'onderdrukt' werden, gebeurde dat door hun eigen elite. Elke rechter, elke notaris, elke arts kon immers de taal spreken die hij wou. Welnu, vooral de Vlaamse liberalen kozen het Frans. De verfransing vond zijn oorsprong niet bij de Belgische revolutie en was bovendien het symptoom van een klassenstrijd, niet van een nationalistische strijd.

Laten we kijken naar onze buurlanden om te kijken of dit soort situaties nog voorkwam. Frankrijk beschermt pas sedert 2008 zijn regionale talen als erfgoed. In Nederland heeft het Fries nog steeds niet het statuut van landstaal. In Luxemburg werd het Letzebuergisch – de taal van de meerderheid van de bevolking – slechts in 1984 (!) als officiële taal erkend (tevoren was de enige officiële taal het Frans). In Ierland heeft de Britse overheersing het Gaelic quasi uitgeveegd, idem met Duitsland en het Pools.[8]

Het feit dat België een verdrukkingspolitiek of een culturele genocide tegenover het Nederlands zou hebben pogen te ondernemen is lachwekkend. Terecht stelde Lenin in 1913: "In België zijn sedert een lange tijd stabiele grondwettelijke praktijken gevestigd en is politieke vrijheid een oude verworvenheid van de bevolking."[9] Het is dus onjuist om te suggereren dat zo'n praktijken plaatsvonden in het meest vrije land ter wereld. Voor dit verfransingplan wordt er vaak verwezen naar twee vermeende 'brieven', aan Charles Rogier toegeschreven. In de eerste zou hij gepleit hebben voor de vernietiging van het Nederlands als voorbereiding op de aansluiting van België bij Frankrijk; de tweede brief ging over de "vernietiging van het Germaanse element in België". Welnu, historisch onderzoek uit 1902 heeft reeds aangetoond dat deze brieven apocrief[10] zijn. Toch leeft ook dit fabeltje nog steeds door.[11]
Gezegend Verenigd Koninkrijk der Nederlanden versus Franse satellietstaat

Dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden een gezegend tijdvak zou geweest zijn, is een product van de Vlaamsgezinde mythologie. Zo schreef de liberale historicus Paul Fredericq in 1906 met veel gevoel voor pathos: "De val van Napoleon op het slagveld van Waterloo was de dageraad der opbeuring voor de Vlaamse gewesten."[12] Vanaf de jaren 1860 ontwikkelde de Vlaamse beweging zich tot een subnationale stroming die, weliswaar binnen een Belgische context, "Vlaanderen" als doel op zich ging verdedigen. Hoe verder de Belgische Revolutie in het verleden kwam te liggen, hoe meer ze aan kritiek blootstond. Vele Vlaamsgezinden immers laakten de trage vooruitgang in de taalwetgeving en romantiseerden het Nederlandse tijdvak. Daarbij vergaten ze dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden een staat was zonder volkssoevereiniteit, waar de Koning op een despotische manier regeerde en waar de vrijheid van meningsuiting, drukpers, religie enz. aanzienlijk lager was dan in het onafhankelijke België. Omdat België, voor wat de elites betrof, een verfranste staat was, begonnen Vlaamsgezinden overal de onzichtbare hand van Frankrijk te zien. Het tegendeel was waar: voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog was niet Duitsland, maar wel Frankrijk het land dat door de Belgische elite het meest gevreesd werd. De katholieke diplomatie sympathiseerde met het ordelijke Duitse Rijk, niet met de instabiele Franse republiek.[13]
Onderdrukking door het Waals-Brusselse machtsapparaat

Zonder twijfel was Wallonië tot ca. 1965 de economisch meest welvarende streek van België. Maar leidde dit tot een politieke onderdrukking van Vlaanderen? Laten we eerst vaststellen dat het kiesrecht tot 1893 beperkt was tot een kapitaalkrachtige en mannelijke elite. Desondanks lezen we nergens dat België de vrouwen onderdrukte en is er daaromtrent geen mythologie ontstaan. Wat het aantal zetels in de Kamer en in de Senaat betreft, was er sedert 1830 steeds een meerderheid afkomstig uit de Vlaamse arrondissementen. We nemen er, als bewijs, de zetelverdeling bij voor de verkiezingen van 1912. De beide Vlaanderen kregen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers 50 zetels toebedeeld, Antwerpen en Limburg samen 31. Luxemburg en Namen 15, Henegouwen 31 en Luik 22. Brussel en Leuven kregen 33 zetels toegewezen[14], Nijvel 4. Of, anders gezegd, de vier Vlaamse provincies kregen 81 zetels, de vier Waalse 68. De tweetalige provincie Brabant 37 zetels, waarvan 4 voor wat vandaag Waals-Brabant is. Hoe er in die context sprake kan zijn van een 'Waals-Brusselse verdrukking', is een raadsel.
Voor de invoering van het proportioneel kiesrecht in 1899 was het 'Vlaamse' overwicht zelfs nog eclatanter. Zo was er in alle regeringen samen tussen 1884 en 1902 welgeteld één (!) Waalse minister (van 1884 tot 1890 zelfs geen enkele).[15]
De onderdrukking van de Vlaamse arbeiders in Wallonië

Het klopt dat de zware industrie zich in België eerst in het zuiden ontwikkeld had. Logisch ook, want daar gebeurde de exploitatie van steenkool en liggen de belangrijke rivieren die zorgen voor het goederentransport via de binnenscheepvaart. Net als in andere West-Europese landen ontwikkelden de regio's zich ongelijk (ook binnen de regio's bestonden en bestaan trouwens grote verschillen). Aangezien de werkgelegenheidsgraad het hoogste was in het zuiden, trokken vele Vlamingen naar daar. Werden zij echter uitgebuit? Het antwoord daarop is eenvoudig: alle arbeiders werden in de 19de eeuw (in min of meerdere mate) uitgebuit. Dit had volstrekt niets te maken met hun taal.
Lenin relativeerde ook de taalkundige 'onderdrukking' van de Vlamingen. "In België zijn sedert een lange tijd stabiele grondwettelijke praktijken gevestigd en is de politieke vrijheid een oude verworvenheid van de bevolking", zo schreef hij in 1913.[16] Omtrent datzelfde tijdstip merkte hij ook op dat niettegenstaande de diversiteit van de samenstelling van België er geen sprake was van onderdrukking van naties. Wel bestond er in België nog ongelijkheid van rechten wat betreft de Vlamingen, maar die was, volgens Lenin, onbeduidend in vergelijking met wat de Polen in Duitsland hebben moeten ondergaan of de Ieren in Engeland.[17]
"La Belgique sera latine ou elle ne sera pas"!

Deze uitspraak behoort tot de meest gehanteerde door aanhangers van de Vlaamse beweging om het "ware karakter" van België bloot te leggen[18]. Nochtans dateert de uitspraak niet van de jaren na de Belgische onafhankelijkheid, maar van 1915. Ze werd gedaan door de wallingant Raymond Colleye (eigenlijk heette hij Deweerdt).

Colleye verbleef tijdens de oorlog in het Verenigd Koninkrijk. In twee stukken die hij geschreven had en die – op het laatste woord na – identiek waren zong hij de lof van een Franco-Belgische alliantie. Volgens hem had de oorlog het amorfe, Belgische vaderland omgesmeed tot een ondeelbaar geheel. De patriotten van morgen zouden vergeten zijn dat er eertijds een Waalse of Vlaamse Beweging geweest was. Hij loofde ook de flaminganten. Zij hadden de werkelijke verzuchtingen van hun volk gediend door samen met de 'Latijnen' hun humanitaire plicht te vervullen.

Nu bestond het flamingantisme niet meer. Het uur was geslagen om België in de triomferende Latijnse sfeer te lanceren. Het naoorlogse België zou een grote Europese mogendheid worden. De neutrale status van ons land was achterhaald. Het moest een innige alliantie met Frankrijk sluiten. Frankrijk, was dat niet het tweede vaderland van de Belgen en was België op zijn beurt in het noorden niet de natuurlijke beschermer van de Franse beschaving?

België zelf kon trouwens moeilijk zonder meer vijandelijk territorium annexeren. De Walen zouden niet met veel vreugde in het parlement mandatarissen van 'een volk van brandstichters, plunderaars en moordenaars…' ontvangen. Bovendien was het toch ondenkbaar dat de in België geïntegreerde Duitsers konden genieten van het nobele Belgische leven met alle voordelen die de Belgische geest voor rechtvaardigheid aan de overwonnen vijand zou toestaan. Door een alliantie met Frankrijk veranderde dat gegeven. De Franse invloed zou aan de Germaanse invloed immers een tegengewicht bieden. Ten slotte drukte Colleye er nog op dat geen enkele partijdige wet de nationale rust nog zou verstoren. De vrijheid van taal mocht dus nooit meer 'vervalst' worden. Vlamingen konden de taal blijven spreken die ze wensten, maar de enige officiële taal van de Belgische staat en administratie zou het Frans zijn.

Het vooruitzicht van een franco-Belgische alliantie bracht Colleye tot het besluit: "La Belgique de demain sera Latine ou elle ne sera rien." In Le Cri de Londres (15 juni 1915) had Colleye hetzelfde artikel met die zin besloten met "…pas". Maar in een latere versie in The Nineteenth Century luidde het "…rien". Het verschil tussen pas en rien is toch wel significant. Los gezien van de context impliceert pas in die zin dat België enkel maar kon bestaan als een Franstalige staat. Rien daarentegen duidt aan dat België buiten de context van een Latijnse bond, veroordeeld was tot de status van een door taalstrijd verscheurde kleine en neutrale macht.

In die zin is het taalgebruik van Colleye in zijn herziene artikel duidelijker en, naar ons aanvoelen, correcter. Dit laatste stuk geeft dus beter de echte mening van Colleye weer. Hoe dan ook, Colleye werd voor zijn artikel niet alleen op het matje geroepen bij de Belgische ambassadeur in Londen, hij werd ook gelaakt in de Franstalige pers en de Belgische overheid liet zelfs een boek en een tijdschrift van hem censureren. Hoe kan men dan nog beweren dat deze uitspraak ook maar iets met het officiële België te maken heeft?
IJzertragiek

Volgens het Vlaamsgezinde verhaal speelde zich aan de IJzer tijdens de Eerste Wereldoorlog een tragedie zonder weerga af. Ongeschoolde Vlaamse frontsoldaten – die 80% van het leger uitmaakten – werden immers door hun Nederlandsonkundige officieren met Franse bevelen onder het motto "et pour les flamands la même chose" de dood ingejaagd. "Arme jongens, die ginder, ver van huis, moeten vechten voor een land dat het hunne niet is", zo schreef de Gazet van Brussel op 11 december 1914. Dit blad was naar buiten toe Vlaamsgezind, maar werd in werkelijkheid door de Duitse bezetter uitgegeven en gesubsidieerd in het bezette land. Het is ook bij de Duitsers dat we deze mythe moeten gaan zoeken. Waarom? Allereerst omwille van het evidente feit dat er in geen enkel dagboek, noch in een brief, noch in de herinnering van ook maar één frontsoldaat de herinnering is opgetekend aan zo'n gebeurtenissen. Ten tweede omdat we het cijfer "80 %" voor de eerste maal terugvinden in een activistisch strooibiljet van begin 1915. In werkelijkheid lag het aantal Vlaamse soldaten veel lager (ongeveer 65 %). Kortom, dit is loepzuivere anti-Belgische propaganda. De werkelijkheid was wel beduidend anders. Zelfs de Vlaams-nationalistische historicus Hendrik Elias[19] kon het Belgisch-patriottisme bij de flaminganten in augustus 1914 niet ontkennen toen hij opschreef dat op "weinige uitzonderingen na … hun streven, … aan de zijde van de Koning stond."[20] In het Belgisch leger vielen zeker niet meer doden dan in meertalige legers, vooral omdat Koning Albert I – ondanks zware druk van de Britten en Fransen – consequent weigerde de Belgische soldaten in te zetten bij de moorddadige offensieve van de Entente.[21]
Ook het totaal aantal gesneuvelde Belgische soldaten lag niet hoger dan bij de andere (eentalige) landen, integendeel. Natuurlijk waren er wel misstanden op taalgebied. Het leger was inderdaad eentalig Frans en de nieuwe taalwet – die o.a. een elementaire kennis van het Nederlands bij de officieren verplichtte – op het leger werd niet of onvoldoende toegepast. Evenwel ging het hier niet om een Vlaams-Waalse, maar wel om een sociale strijd. Niet Vlamingen immers werden tot op zekere hoogte gediscrimineerd, wel Fransonkundigen. Het waren inderdaad Franstaligen die hogere functies bekleedden of meer technische ambten achter het front, maar die konden ook uit het noorden van België komen. Wat de achterstelling van het Nederlands bevorderde was het odium van het activisme (zie hieronder) dat op de Vlaamse beweging kleefde. Hoewel maar een klein deel van de flaminganten in het bezette gebied collaboreerde, werd vaak elke uiting van Vlaamsgezindheid – zij het op niet gewelddadige wijze – vervolgd. Dat radicaliseerde intellectuele flaminganten die zagen dat de Duitsers bijvoorbeeld in bezet België de Rijksuniversiteit van Gent vernederlandsten. Zij begonnen voor 'zelfbestuur' te ijveren. Zo was Duitsland er door zijn Flamenpolitik onrechtstreeks in geslaagd ook in het Belgisch leger een bres te slagen. Na de oorlog resulteerde die in de oprichting van de Frontpartij, die weldra besmet zou worden met het radicale anti-Belgicisme van de activisten.[22]
Flamenpolitik en activisme

Het oorlogsdoel in het westen van het Duitse Keizerrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog was de aanhechting van België – of op zijn minst Vlaanderen – en Nederland in het Duitse Rijk, samen met enkele Franse vestingsteden. De Vlaamse beweging werd als een nuttig instrument daartoe bezien. Dat was niet uniek: in het oosten (Oekraïne, Polen…) en in de moslimwereld zetten de Duitsers ook nationaliteiten op tegen de gevestigde orde om dan zelf in de plaats daarvan te kunnen treden. Het was echter niet de eerste optie van de Duitsers in België. Zij meenden dat ons land weinig of geen verzet zou bieden en wilden er dan een soort vazalstaat van maken, zonder de interne structuren daarom te vernietigen. Maar na het weigeren van de vrije doorgang van het Duitse leger begin augustus 1914 en het afwijzen van een wapenstilstand door Duitsland op 9 augustus 1914, schakelde het Rijk over op een integraal-nationalistische politiek. Die was niet zomaar uit de lucht komen vallen. In het Duitse Keizerrijk was het Pruisisch-Duitse staatsapparaat verstrengeld met machtige nationalistische pressie-groepen – zoals het Alldeutscher Verband (°1894) – die vanaf het einde van de 19e eeuw aanzienlijk aan invloed wonnen, ook in kringen van de traditionele landadel (Junker) en de groot-industrie. Het völkische denken, kortom, was zeer sterk aanwezig bij de Duitse elite. En daar paste het verhaal van de onderdrukte Vlamingen in een pro-Franse satellietstaat. Dit narratief sloot ook goed aan bij het Hollands-protestantse zelfbeeld: een deel van de leidende kringen in Nederland was openlijk pro-Duits.[23]

Sedert de jaren 1890 was in Alduitse kringen de conceptie ontstaan over het feit dat een Duits België (of Vlaanderen) Nederland op termijn binnen de Duitse invloedssfeer zou dwingen. Dit idee kwam opnieuw naar boven drijven in 1914 toen Alduitse kringen enorm aan invloed gewonnen hadden.

In België echter werd Duitsland bovendien met een homogeen-patriottische Vlaamse beweging geconfronteerd. Er moest dus voorzichtig een bres worden geslagen tussen Vlaanderen en België. Op 2 september 1914 berichtte Berlijn het bezettingsbestuur in Brussel dat de Vlaamse beweging moest ondersteund worden, ook om op Nederland een goede indruk te maken. Op 16 december 1914 heette het dat de universiteit van Gent vernederlandst diende te worden, dat in België de bestuurlijke scheiding moest doorgevoerd worden en dat tussen ons land en Nederland een "publicistische verbinding"[24] geschapen moest worden. De Duitsers gingen stelselmatig en tactisch te werk. Aan de flaminganten werd voorgehouden dat er in het buitenland, – in de Franstalige emigrantenpers met name – een anti-Vlaamse perscampagne woedde. Na de oorlog zou het wel eens uit zijn met het Vlaams! Bovendien waren Waalse volksvertegenwoordigers zogezegd aan de Duitsers komen vragen om het Nederlands af te schaffen. De Vlaamsgezinden hapten niet toe, op enkele kleine groepuscules na. Pas in 1915 verkreeg het activisme meer spankracht, omdat de Duitsers middels Nederlandse stromannen een breuk wisten te slagen tussen loyaal-Belgische flaminganten en de Belgische regering (in Le Havre) enerzijds en de activisten anderzijds. Pas bij de vernederlandsing van de universiteit van Gent (1916) brak een groep Vlaamsgezinden openlijk met de Belgische wettelijkheid. In 1917 tenslotte volgde de bestuurlijke scheiding. De Raad van Vlaanderen (een marionettenorganisatie) riep zelfs de onafhankelijkheid van het Vlaamse land uit. In werkelijkheid was dit manoeuvre geïnspireerd en ingefluisterd door de haviken in Berlijn die ten allen prijze België in handen wilden houden en daarom de oorlog tot het uiterste wensten door te zetten.[25] Het activistisch apparaat werd in 1918 wel door de Duitsers ontmanteld, maar de Flamenpolitik werd onafgebroken doorgezet en dit tot 1945 toe. Daaruit groeide dan weer de mythe van twee 'repressies' van de zgn. Vlaams-hatende Belgische staat, hoewel er in geen enkel dossier tegen oorlogsmisdadigers of collaborateurs een onterechte veroordeling is geweest.
De Flamenpolitik had Duitsland tijdens de oorlog niets opgebracht, maar zorgde wel voor een permanente ontwrichting van de Vlaamse beweging middels de introductie van een anti-Belgische stroming en – vooral – van de unitaire staat. 'Vlaanderen' en 'België' waren eerst voor een klein, maar dan voor een steeds groter deel van de Vlaamse beweging doodsvijanden geworden. Na de oorlog vluchtten de activisten in een irrationele zelfverdediging. En dan is het natuurlijk gemakkelijker om te zeggen dat zij de Duitsers probeerden te bespelen in plaats van hun fout toe te geven en te zeggen dat ze misleid werden.[26]
Besluit

Hierboven schetsten we een aantal hardnekkige mythen uit de Vlaams-nationalistische historiografie. Er zijn er natuurlijk nog, zoals die van de naïeve Vlaamse idealisten, die misleid door de clerus tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen het 'goddeloze bolsjewisme' gingen strijden[27]. Of van de Guldensporenslag als begin van de Vlaamse ontvoogding. Het blijkt dat deze mythen gewoonweg onwaar zijn. Ze hebben als enig doel de ontwrichting van België te legitimeren. Net zoals de media tegenover niets kritisch is, is ze dat al helemaal niet tegenover de geschiedenis, of – beter – tegenover de herinnering van de geschiedenis. In de leemte die daardoor geschapen wordt, kunnen nationalisten verdere successen boeken.

Bruno Yammine (bruno232 at gmail.com), doctor in de geschiedenis, Leuven.

[1] De huidige provincies Luik en Luxemburg.

[2] S. Dubois, L'invention de la Belgique: genèse d'un Etat-Nation, 1648-1830, Brussel, 2005.

[3] België behoorde achtereenvolgens tot de Bourgondische Nederlanden (1430-1585), de Spaans-Habsburgse Nederlanden (1585-1715), de Oostenrijks-Habsburgse Nederlanden (1715-1794), Frankrijk (1794-1814/5) en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830).

[4] In een proclamatie van baron Von Vincent, die voor Oostenrijk België in 1814 bestuurde, lezen we: "Volk van België, voor uw provincies nadert eindelijk, na, gedurende twintig jaar, in de rampen van Frankrijk gedeeld te hebben, de vestiging van hun staatkundig bestaan: zij zullen voortaan van Frankrijk gescheiden zijn. Belgen, zijt uwer en de nagedachtenis van uw vaderland waardig", "België", Nederlandsche Staatscourant, 10 mei 1814, p. 4.http://pvda.be/

[5] De Nederlandse historicus Johan Huizinga verwoordde het in 1912 terecht zo: "De Zuidelijke Nederlanden werden in bijna alle opzichten de echte, maar aan weerszijden gesnoeide uitgroei van de Bourgondische staat. Zij vormden een staat en een nationaliteit, maar zij misten twee en een halve eeuw het goed, dat staat en nationaliteit volwaardig maakt: de vrijheid", J. Huizinga, "Uit de voorgeschiedenis van ons nationaal besef", De Gids, jg. 76, 1912, p. 487.

[6] "Brussel en Brabant: een succesverhaal", Het Poelaertplein, jg. 18, nr. 2, november-december 2011, p. 10-18.

[7] De 'linkse' Vlaams-nationalist Jean-Pierre Rondas schrijft zelfs: "Vlaanderen is inderdaad een constructie, en dan nog van één man: Conscience", J.P. Rondas, "Conscience creëerde Vlaanderen", Doorbraak, 14 september 2012.

[8] Voor een uitstekend werk hieromtrent, zie L. Wils, Waarom Vlaanderen Nederlands spreekt, Leuven, 2001.

[9] V.I. Lenin, "Lessen aangaande de Belgische staking", Pravda, 8 mei 1913.

[10] Apocrief: twijfelachtig, niet authentiek.

[11] L. Willems, "Over twee antivlaamsche brieven, toegeschreven aan Minister Rogier", Verslagen en Mededelingen van de Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent, 1902, p. 53-90.

[12] P. Fredericq, Schets eener geschiedenis der Vlaamsche beweging, Gent, 1906, p. 5.

[13] In 1844 werd tot woede van Parijs een akkoord met het Zollverein gesloten. Oorlogsdreiging met Frankrijk was er in 1848, tussen 1860-1870 (Napoleon III m.n. wou België tussen Frankrijk en Pruisen verdelen), en in 1886 (Boulanger-crisis). Daarentegen werd de Belgische en Duitse economie, zeker na 1890 toen de Belgische steenkolen niet meer volstonden voor de eigen markt en ons land aangewezen was op Duitsland, steeds meer verstrengeld.

[14] Het kiesarrondissement Brussel (BHV) kreeg 26 zetels, het kiesarrondissement Leuven 7.

[15] L. Wils, Van Clovis tot Di Rupo: de lange weg van de naties in de Lage Landen, Antwerpen, 1905, p. 187.

[16] Pravda, 8 mei 1913.

[17] V.I. Lenin, "Statistique et Sociologie", in: Oeuvres complètes, XXIII Parijs, 1912, p. 301-302.

[18] Voor wat volgt, zie L. Wils, Flamenpolitik en aktivisme, Leuven, 1974, p. 19-21; B. Yammine, Drang nach Westen: de fundamenten van de Duitse Flamenpolitik (1870-1914), Leuven, 2011, p. 283-286.

[19] Tijdens de Tweede Wereldoorlog "leider" van het VNV.

[20] H.J. Elias, Vijfentwintig Jaar Vlaamse beweging, I, Antwerpen, 1969, p. 13.

[21] De redenering was dat België niet gebonden was door wat de grootmachten deden. Dat klopte ook: volgens het verdrag van de XXIII artikelen garandeerden die slechts de neutraliteit van ons land.

[22] Eén van de meest tot de verbeelding sprekende verhalen van de IIzertragiek berust op een mythe. Zo zouden de Vlaamse gebroeders Frans en Edward Van Raemdonck in elkaars armen als Vlaamse martelaren gestorven zijn, na door Franstalige officieren de dood ingejaagd te zijn. Welnu, het lichaam waarmee Frans verstrengeld was, bleek dat van Aimé Fiévez, een … Waalse korporaal. De broers Van Raemdonck waren de neven van Clemens De Landtsheer, secretaris van het IJzerbedevaartcomité. Zijn reactie? "Waarom die schoonheid breken en er de waarheid als een koud bad over uitstorten? Dit zou zeer veel nadeel doen aan de zaak zelve", geciteerd in Tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Nieuwste Geschiedenis, 31, 4, 2009, p. 41. De nationalistische mythe primeerde en primeert dus op de feiten.

[23] De Flamenpolitik werd voor een belangrijk deel via Nederland gevoerd, waar de Duitse ambassade de functie van spil bekleedde.

[24] Met een publicistische verbinding bedoelden de Duitsers dat ze een orgaan nastreefden dat Duitse propaganda in Nederland en Vlaanderen nastreefde. Ze subsidieerden bijvoorbeeld Nederlandse bladen, die dan in België verspreid werden, of richtten zelf zogenaamd 'Nederlandse' organen op die dan op hun beurt door de Duitse ambassade in Den Haag gesubsidieerd werden. Ook werd het meerderheidsaandeel in het Belgisch-loyale De Vlaamsche Stem door Groot-Nederlandse stromannen die door Duitsland gesubsidieerd werden opgekocht. De loyale Belgen trokken er zich uit terug en het blad evolueerde tot een anti-Belgisch propaganda-orgaan.

[25] Het vernietigen van België zou immers een compromisvrede met het Verenigd Koninkrijk onmogelijk maken.

[26] Borms wist tijdens de oorlog al wel beter, al zou hij het nadien niet meer openbaar herhalen: "zonder Duitsland bestaat het activisme niet!", Nationale Bond voor Belgische Eenheid, Geschiedkundig Overzicht van het Aktivisme, Brussel, 1929, p. 120

[27] Recent onderzoek toont aan dat ze niet alleen niet uit naïviteit streden, maar ook niet voor Vlaanderen. Hun drijfveer was het nationaal-socialisme, zie A. Sax, Voor Vlaanderen, volk en Führer, Antwerpen, 2012.
| FR || EN

Laatst gewijzigd door Leve B weg met VL : 7 juli 2014 om 22:31.
Leve B weg met VL is offline   Met citaat antwoorden
Oud 12 juli 2014, 10:06   #2
Substralleke
Vreemdeling
 
Geregistreerd: 12 juli 2014
Berichten: 1
Standaard Leve Vlaanderen weg met België

De Gentse soldaat Arthur Bocklandt (8e Linie) stelde op 5 augustus 1914 verbaasd vast
dat zijn kolonel het regiment in het Frans toesprak, al bestond het voor 70% uit Vlaamse
soldaten.8

• Floris Noterman maakte in oktober 1914 deel uit van een compagnie van 300 vrijwilligers
"waarvan 3/4 Vlamingen" (dus 75% Vlamingen).9

• Bij het begin van de oorlog telde een Antwerpenaar in zijn compagnie vrijwilligers "85
percent Vlamingen, waarvan minstens de helft strijdende flaminganten".10

• Een Leuvense student-vrijwilliger had het eind 1914 over "60 �* 65 per honderd Vlaamse
jongens" in het leger.11

• Bij de zieke rekruten van de lichting 1914 in het ziekenhuis van Bayeux zag dr. August
Fierens "veel meer Vlamingen dan Walen".12

• De Antwerpse vrijwilliger Maurice de Clercq (10e Linie), die in februari 1915 op het front
kwam, stelde vast dat "80% der manschappen Vlaming" waren "waarvan zeker de 4/5
niets dan Vlaams sprekend” (dus minstens 64% eentaligen).13

• De Waalse sergeant Jules Blasse (2e Jagers te Voet) noteerde bij de aankomst van nieuwe
rekruten: "Elles sont toutes originaires des deux Flandres ou de la province d’Anvers." Hij
veronderstelde dat de Walen aan andere regimenten toegewezen waren. De Antwerpse
volksvertegenwoordiger Alfons van de Perre, die naar Engeland uitgeweken was, kreeg te
horen dat er bij de 800 nieuwe rekruten in dat regiment geen 10 Walen waren (dus 99%).14

• Aalmoezenier Robert Mortier (2e Carabiniers) klaagde in mei 1915 "dat het aantal
Vlamingen groot is in ’t leger en juist daarom zou een Vlaming verlangen dat zijn
moedertaal meer tot haar rechten kwam".15

• Een frontsoldaat meldde begin juli "dat de 2/3, zo niet meer, in het leger Vlamingen zijn"
(dus minstens 67 %).16

• In juli 1915 verscheen in een gemeente aan het front (Poperinge?) een affiche met de
boodschap "Eerbiedigt onze taal! 70 t.h. van onze Belgische soldaten zijn Vlamingen!"17

• Het weekblad De Stem uit België vroeg dat men ook het Vlaams zou gebruiken op de
grafopschriften, want - zo las hoofdredacteur Floris Prims in een brief van het front: "Het
leger telt tegenwoordig een grote meerderheid Vlamingen." Ook op de Engelse
begraafplaatsen zag Prims alleen Frans, "al liggen er dikwijls in grootste getale Vlaamse
jongens onder"18

• Begin augustus bracht de Antwerpse volksvertegenwoordiger Alfons van de Perre een
bezoek aan het opleidingskamp van Auvours en hoorde er talrijke klachten over de
commandant. Aan de bevoegde minister schreef hij: "Il sème la haine dans le cœur des
soldats, car comme on me le fit observer - 80% des soldats sont Flamands."19


8
A. Bocklandt, Mijne oorlogsherinneringen, typoscript, Gent 1923, p. 5 (KMLK) (Koninklijk Museum van het
Leger en de Krijgsgeschiedenis).
9
Brief F. Noterman aan A. van de Perre 20 mei 1919 (AVDP) (AMVC, Archief Van de Perre).
10 Brief D.L. Charles aan dochter van zijn patroon 16 juni 1915 (De Stem uit België 2 juli 1915).
11 Brief student aan De Tijd 11 december 1914 (A. Faingnaert, a.w., p. 61).
12 Brief A. Fierens aan vrouw 29 maart 1915 (KMLK).
13 Nota M. de Clercq 4 februari 1918 (AVDP).
14 J. Blasse, Souvenirs d’un fantassin du 2e Chasseurs �* Pied, Mons 1925, p. 56 (notitie 21 februari 1915);
notitie bij order 5e Legerdivisie van 6 maart 1915 (AVDP).
15 Brief R. Mortier aan F. van Cauwelaert 21 mei 1915 (AFVC) (AMVC, Archief Frans van Cauwelaert).
16 Brief L.V.W. aan F. Prims 2 juli 1915 (De Stem uit België 9 juli 1915).
17
Het Vlaamsche Nieuws 8 september 1915. Dit artikel verwijst naar een brief van het llzerfront van 27 juli, die
aanklaagde dat de arrondissementscommissaris alleen Franstalige berichten uithing.
18
De Stem uit België 30 juli 1915.
19 Klad brief A. van de Perre aan minister (De Broqueville?) 8/10 augustus 1915 (AVDP). • De Franstalige Brusselaar René Deckers (2e Linie) beschouwde zichzelf als een
"buitenbeentje" in zijn eenheid. ”Verder bestaat heel mijn sectie uit Vlamingen.”20

• Een Vlaams officier schreef: "De helft van ons huidige leger bestaat uit Vlaamse
vrijwilligers.” In voetnoot lichtte hij toe: "Ons leger, dat thans aan het front staat, telt 2/3
vrijwilligers en 1/3 milicianen en onder de vrijwilligers is de verhouding Vlamingen
groter dan onder de milicianen.” Volgens die rekenkunde was 75% van de vrijwilligers
Vlaming (50 op 67).21

• Student-vrijwilliger Firmin Deprez noteerde in september: "We hebben gehoord in deze
droevige tijden van aanvallen tegen de Vlaamse Beweging dan wanneer ten minste 2/3 der
soldaten Vlamingen zijn" (dus minimum 67%). In zijn eigen compagnie waren het "allen
Vlamingen buiten 4 of 5". Die kwamen "allen uit ’t onbezette gedeelte van België".22

• Vrijwilliger Antoon de Clerck (8e Linie) mopperde in oktober 1915 dat men bij voorkeur
Walen tot korporaal benoemde. Nochtans telde zijn peloton 55 Vlamingen en 16 Walen
(dus 77%). De Clercq was de eerste die een telling van de taalkoppen deed.23

• Een eenvoudige vrijwilliger klaagde dat het leger het recht van de Vlamingen miskende.
"De meestenhoop uit de compagnie zijn Vlamingen, de gradés zijn meest Walen.”24

• Sergeant Emiel Devester (10e Linie) vertelde: "De Vlamingen vormen de overgrote
meerderheid in alle frontcompagnies die ik ken."25

• Een Vlaamsgezinde meldde uit een opleidingskamp: "de 9 tienden van de jongens zijn
Vlamingen, meestendeels geen gebenedijd woord Frans kennend!" (dus 90%).26

• Toen luitenant Jan Moorkens in het kamp van Valogne een compagnie kreeg toegewezen,
stelde hij vast dat bijna al zijn soldaten uit leper kwamen.27

• De Brusselse vrijwilliger Hubert Lefebvre noteerde eind 1915 over het kamp van
Auvours: "La plupart de ces recrues sont des Flarnands. Les Wallons sont un tout petit
groupe." Hij prees zich gelukkig dat 15 tot 20 soldaten uit zijn barak van 45 man Walen
waren of Frans verstonden (dus 56 tot 67% eentalige Vlamingen).28

• Een witte raaf: begin 1916 telde student-vrijwilliger Filip de Pillecijn slechts 30%
Vlamingen in het opleidingskamp van de artillerie in Eu. Voor het Waalse overwicht zag
hij twee redenen: de "intellectuele embusqués" gaven de voorkeur aan "het paradijs van
het soldatenleven" en men kon het bezette land het gemakkelijkst ontvluchten in het
Luikse. De meeste onderofficieren waren Vlamingen die aan het front hun strepen
verdiend hadden. In het hogere, vooroorlogse kader domineerden de Walen.29


De eerste getuigenissen verwezen al geregeld naar het Vlaamse aandeel om te klagen over de
discriminatie van de Vlamingen en van het Vlaams in het leger. Na het zoveelste incident
doorbrak volksvertegenwoordiger Alfons van de Perre in november 1915 zijn principieel
stilzwijgen over de Vlaamse kwestie. Op gezag van "bevoegde overheden" - jammer genoeg
vertelt hij niet wie - schreef hij in De Stem uit België "dat ons leger bestaat uit 75 tot 80

20 R. Deckers, Deckers' dagboek, Gent 1999, p. 116 (notitie 16 augustus 1915).
21 Brief Vlaams officier aan redactie (Vrij België 10 september 1915).
22 Brief F. Deprez aan vriend 24 september 1915 (M. Vanslembrouck, Firmin Deprez, Aartrijke 1995, p. 148-
149).
23 Brief A. de Clerck aan F. van Cauwelaert 15 oktober 1915 (AFVC).
24 Brief E. D’Hondt aan aalmoezenier 22 oktober 1915 (AVDP).
25 E. Claes, Uit de dagboeken van Ernest Claes, Leuven 1981, p. 40 (notitie 30 oktober 1915).
26 Brief F.K. aan redactie s.d. (De Stem uit België 19 oktober 1915).
27 Brief J. Moorkens aan A. van de Perre 29 oktober 1915 (AVDF).
28 Brieven H. Lefebvre aan M.R. 29 december 1915 en 14 januari 1916 (H. Lefebvre, Journal d’un fantassin,
Brussel 1920, p. 14 en 17).
29 Brief F. de Pillecijn aan F. van Cauwelaert 28 januari 1916 (AFVC). percent Vlamingen en uit 60 percent uitsluitend Vlaamssprekenden". Die cijfers lagen volgens
hem hoger dan de cijfers van de volkstelling van 1910 omdat "de laatst opgeroepen klassen,
meest komend uit het Vlaamse land, bijzonder uit Vlamingen bestaan". Op basis van die
Vlaamse bijdrage eiste hij "Eerbied voor onze helden".30

Van de Perre kreeg diverse reacties op zijn artikel toegestuurd, waaronder enkele tellingen.
• In de compagnie van soldaat Gerard de Ridder (14e Linie) waren er van de 200 man
minstens 130 Vlamingen (dus minimum 65%); nochtans sprak geen enkele gegradueerde
Vlaams.31

• Soldaat Jozef Casier (2e Linie) telde in zijn compagnie "ternauwernood 40 Walen tegen
ruim 170 Vlamingen" (dus minstens 81%). “De laatste lichtingen hebben enkel
Vlamingen geleverd: de jongste strijders zijn uitsluitend Vlaams bloed.”32

• Onderluitenant Iozef Rombouts (10e Linie) bezorgde diverse cijfers. In het eerste bataljon
kenden de meeste gegradueerden geen Vlaams, al was 75% van de soldaten Vlaming. De
uitleg over de nieuwe gasmakers gebeurde in het Frans voor een groep van 130
Vlamingen en 20 Walen (dus 87%). Een compagnie van het 20e Linie, met 160
Vlamingen en 10 Walen (dus 94%), werd alleen in het Frans gefeliciteerd voor haar
dapper gedrag. De nieuwe rekruten van zijn regiment kregen het strafwetboek alleen in
het Frans te horen, al verstonden 15 van de 18 nieuwkomers geen Frans (dus 80%
eentalige Vlamingen).33

• Een vrijwilliger klaagde dat hij niet genoeg Frans kende om korporaal te worden, terwijl
de Walen voor die promotie geen Vlaams hoefden te kennen. "In mijn compagnie zijn 10
Walen en 110 Vlamingen, er zijn er meer dan 70 die geen woord Frans verstaan" (dus
92% Vlamingen en 58% eentalige Vlamingen).34

Het artikel van Van de Perre in De Stem van België raakte ook bekend in het bezette land. Het
werd in april 1916 integraal opgenomen in de activistische brochure Aan het Vlaamsche volk!
Vermoedelijk zorgde die publicatie voor de "doorbraak" van de "80%" in het activistische
proza. Kort erop eisten Brusselse activisten in een pamflet "eerbied voor de taal van het
Vlaamse volk", want "op 100 Belgische soldaten die voor het vaderland hun bloed vergieten
op de slagvelden aan de lJzer, zijn er 80 Vlamingen". In juni stelde de Vlaamsche Landsbond
in een pamflet dat het Vlaamse aandeel in het leger opgelopen was van 65 tot 80% "ten
gevolge van de bezetting van gans het Waals gedeelte van het land". In een volgend pamflet
werd betoogd dat het aantal Vlaamse gesneuvelden en gekwetsten zelfs hoger lag dan 80%.35

Voortaan dook de "80% geregeld op in de activistische pers.36





30
De Stem uit België 12 november 1915. Van de Perre bezorgde zijn artikel ook aan De Belgische Standaard,
een Vlaamsgezind dagblad dat in De Panne verscheen. De militaire censor - die de Vlaamse zaak niet ongenegen
was - stuurde de proef terug met de bemerking dat die tekst niet op het front mocht verschijnen omdat de
legerleiding dergelijke polemieken verbood. Wel voegde hij er welwillend aan toe dat hij graag zou hebben dat
het artikel elders verscheen, bijvoorbeeld in Engeland, "omdat het de waarheid is". Zie P. Hildebrand, De
Belgische Standaard, Antwerpen 1957, p. 123.
31 Brief G. de Ridder aan De Stem uit België 23 november 1915 (AVDP).
32 Brief J. Casier aan A. van de Perre 4 december 1915 (AVDP).
33 Notities s.a. (J. Rombouts) s.d. (februari en oktober 1916) (AVDP).
34 Brief J.D.S. aan vriend H. 14 mei 1916 (AVDP).
35 Anoniem pamflet (H. Mommaerts), Aan het Vlaamsche Volk, Brussel april 1916, p. 24/25 (eigen
verzameling); pamflet Aan het Vlaamsche Volk!, Brussel 15 juni 1916, opgenomen in pamflet Belgen!, Brussel
26 augustus 1916 (eigen verzameling); Vrij België 7 juli 1916; Gazet van Brussel 18 juli 1916; Het Vlaamsche
Nieuws 1 augustus 1916.
36 B.v. Het Vlaamsche Nieuws 23 juli 1916 en 16 augustus 1916.
Steeds meer cijfers

Vanaf de zomer van 1916 reageerden de legervlamingen steeds feller op de discrepantie
tussen hun numeriek overwicht en hun sociale discriminatie. Dat was vooral in de 4e

Legerdivisie het geval. De Vlaamse percentages, gebaseerd op ramingen en tellingen, lagen
doorgaans tussen 75 en 90%, terwijl 80% het meest voorkwam en zo een symbool werd dat de
hele problematiek samenvatte.

1e Legerdivisie
• In juni/ juli 1916 telde een compagnie van het 2e Linie 86% Vlamingen; toch benoemde
de overheid liever Waalse korporaals, ook al waren ze analfabeet.37

• De Vlaamse piotten begrepen niets van het optreden van de Bretoense zanger Theodore
Botrel, klaagde soldaat Jeroom Leuridan (3e Linie). "Kan er misschien niemand spreken
of zingen in de taal van die 80 t.h.?" Volgens een collega had 75% van het regiment niets
van het optreden verstaan. 38

• Toen een commandant de Vlamingen uitschold voor "tas de sales cochons avec votre sale
pays des Flandres", wekte dat veel verontwaardiging, want het waren bijna allemaal
Vlamingen in dat regiment, meldde soldaat Charles van Mol (3e Linie).39

• Ook in de artillerie waren er veel Vlamingen, wist aalmoezenier Louis Kenis (1e
Artillerie). Na 30 maanden verblijf bij dat wapen schatte hij hun aandeel op 80%.40


2e Legerdivisie
• Een vrijwilliger (5e Linie) telde in zijn eenheid meer dan 80% Vlamingen, maar ruim de
helft van de onderofficieren en korporaals sprak geen Vlaams. De Vlamingen werden
meestal in het Frans aangesproken.41

• Bij de viering van de nationale feestdag zagen de Vlamingen van het 7e Linie slechts een
Vlaams opschrift, al raamden ze het aantal Vlamingen in hun regiment op 90%.42


3e Legerdivisie
• Een soldaat (1e Jagers te Voet) telde in zijn compagnie "2/3 Vlamingen die het Frans noch
spreken noch verstaan" (dus 67% eentaligen). Nochtans kende niemand van de officieren
Vlaams, wel spraken de meeste sergeanten en korporaals Vlaams.43

• Bij zijn aankomst in het 4e Regiment Jagers te Voet vond dr. August Fierens alleen Walen
in de officierenmess, terwijl het bataljon uit minstens 75% Vlamingen bestond. ”In
sommige pelotons is er geen enkele Waal".44

• Korporaal G. Musschoot (3e Genie) klaagde medio 1917 aan dat de Vlamingen slechts
een beknopte versie van de verlofregeling te horen kregen. Nochtans was 75% van de
aanwezigen Vlaming en verstonden er weinigen Frans. Drie maanden later signaleerde hij

37 Brief N. van Lint aan P. Poullet 14 april 1921 (APOU 223) (Algemeen Rijksarchief (ARA), Papieren Poullet).
38
De Belgische Standaard 22 november 1916; Vrij België 24 november 1916.
39 Brief C. van Mol aan P. van Cauwelaert 21 december 1916 (AFVC).
40
Ons Vaderland 3 mei 1917.
41 Brief E. le Clusse aan J. Baeckelandt 1 juni 1916 (ABED 1086) (ADVN, Archief IJzerbedevaartcomité). De
uitgever noteerde op deze brief dat hij niet mocht verschijnen.
42 P.J. Verstraete, Uit het dagboek van Hendrik Jozef Demoen, Kortrijk 1993, p. 64 (notitie 21 juli 1916).
43 Brief onbekende aan A. van de Perre 20 augustus 1916 (AVDP).
44 Brieven A. Fierens aan zijn vrouw 22 november en 10 december 1916 (KMLK). dat men Vlaamsonkundige sergeanten en korporaals bleef benoemen, al telde zijn
compagnie 80% Vlamingen.45


4e Legerdivisie
• Een compagnie van het 8e Linie telde 149 Vlaamse en 17 Waalse soldaten (van wie
slechts drie geen “karotje" hadden), terwijl er bij de gegradueerden 9 Vlamingen en 18
Walen waren (dus 90% bij de soldaten en 33% bij de gegradueerden).46

• Na een discussie noteerde dokter Joseph de Cuyper (2e Linie): "Vlamingen bij het leger
75%.”47

• Alle culturele activiteiten in het 10e Linie waren eentalig Frans, hoewel 85% van de
bezoekers Vlaming was.48

• Soldaat Paul Seghers (13e Linie) klaagde dat er in zijn bataljon nauwelijks
Vlaamskundige gegradueerden waren. "En die toestand komt des te droeviger voor
wanneer men bedenkt dat het 13e Linieregiment nu bijna een Vlaams regiment is
geworden. Mijn compagnie (IIIe bataljon, 1e compagnie) telt ongeveer 140 Vlamingen
tegen slechts 50 Walen" (dus 74%).49

• Soldaat Renaat de Rudder (18e Linie) betreurde "dat het soms al Frans is dat de klokke
slaat. Nochtans ’t overgrootste gedeelte van ons leger zijn Vlamingen.” In zijn volgende
brief schatte hij het aantal Vlamingen in de loopgrachten op 70%, "misschien" 80%.
Begin februari 1917 verliep een muziekfeestje voor zijn regiment helemaal in het Frans.
Men vergat dat 80% van de toehoorders Vlaming was, reageerde hij boos.50

• In de 4e legerdivisie was er eind 1916 sprake van de oprichting van een eentalig Franstalig
monument voor de gesneuvelden. Daarvoor werd geld opgehaald in compagnies met 90%
Vlamingen, klaagde onderluitenant Jozef Rombouts (10e Linie). In zijn regiment
circuleerde een protestbrief. In één van de compagnies tekenden 160 soldaten van de 200
op één dag (dus 80%). Twee afgevaardigden gingen bij hun commandant protesteren. In
de discussie voerden ze onder meer aan dat 75% van de soldaten geen Frans kende. De
volgende weken letten die militanten steeds beter op de discriminatie van de Vlamingen.
Waarom waren er in de legerbibliotheek van De Panne nauwelijks Vlaamse boeken te
vinden, "dit voor 8/10 Vlamingen in ’t leger"? Waarom gaf het 20e Linie de les over de
machinegeweren in het Frans als de klas uit 40 Vlamingen en 10 Walen bestond (dus
80%)? Waarom was 80% van de officieren en onderofficieren Walen, ”juist in
omgekeerde proportie bij de zakskensvulders"? Waarom waren alle borden in de eerste
linie te Boezinge in het Frans? "Dat alles voor de Walen, waarvan er 20/ 15% in het
frontleger zijn; de 80/85% overblijvenden Zijn Vlamingen, kanonnenvlees!”51

• In maart 1917 organiseerden Jozef Rombouts (10e Linie) en zijn vrienden een
grootscheepse telling in hun divisie. Ze verzamelden cijfers Voor elf compagnies uit drie
regimenten, namelijk het 18e Linie (Antwerpen/ Vilvoorde), het 10e en 20e Linie
(Aarlen/Namen). Ze verdeelden de soldaten en gegradueerden in Vlaamskundigen en
Vlaamsonkundigen. Hun populatie bedroeg 2.000 man, van wie 1.700 soldaten. Het

45 Brieven G. Musschoot aan J. Baeckelandt 8 juni 1917 en 18 september 1917 (ABED 1086).
46 Brief N. van Lint aan P. Poullet 14 april 1921 (APOU 223).
47 J. de Cuyper, Journal de campagne, Brugge 1968, p. 122 (notitie 6 november 1916).
48
Vrij België 10 november 1916.
49 Brief P. Seghers aan A. van de Perre 16 december 1916 (AVDP).
50 Brieven R. de Rudder aan H. van Laere 25 augustus en 29 september 1916 (L. en R. Duprez (red.), Renaat de
Rudder, Evergem 1979, p. 101 en 103); Ons Vaderland 20 februari 1917.
51 Brief J. Rombouts aan P. van Cauwelaert 28 december 1917 (AFVC); A. van Cauwelaert, In de schaduw of in
het licht?, hs. s.d. (begin 1917) (AFVC); notities A. Ghysebrechts (ACVL) (Verzameling Carlos van Louwe,
Koksijde). Vlaamse gemiddelde van de hele populatie was 76%. Hiërarchisch bekeken vormden de
Vlaamse percentages een scherp dalende lijn: 82% bij de soldaten, 53% van de korporaals,
39% van de sergeanten en 31% van de officieren. Het kleinste percentage Vlaamse
soldaten vonden ze in de (kleinere) compagnies mitrailleurs (64 en 72%) Bij de andere
compagnies varieerden de resultaten van 78 tot 94%. Rombouts voegde daar later aan toe
dat de meeste Franstalige soldaten niet op de voorlinie kwamen, omdat ze een "carotte"
hadden als verbindingsman, afgevaardigde, ordonnans of telefonist.52

• Volgens Urbain Bulté (18e Linie) was de Belgische frontlijn een "Vlaamse bloedlijn",
want er waren compagnies die 94% Vlamingen telden en toch in het Frans bevolen
werden.53

• Een militair (10e Artillerie) stelde vast dat zijn compagnie voor 80% uit Vlamingen
bestond, meestal van "bachten de kupe".54

• Op de nieuwe vlag van het 20e Linie stonden alleen Franse vermeldingen, waaronder
"Yser". "Nochtans werd de roem behaald met 70% Vlamingen en de eer van die vlag
wordt nu bewaard met 80% Vlaams bloed", mopperde Rombouts.55

• Bij de gendarmes van de 4e divisie waren er 12 Vlamingen op 120 man (dus 10%). "Het
tegenovergestelde is waar voor Kales en den ’achteruit’ waar de gendarmes meest
Vlamingen zijn en hun chef Walen", noteerde brancardier Antoon Ghysebrechts. "Ze
weten de Walen op het front te gebruiken tegenover de Vlamingen.”56

• In zijn batterij van het 10e Schneider telde Ghysebrechts "24 Walen op de 180 man; van
die 24 zijn er 3 die geen karot hebben. Proportie!" (dus 87%).57


5e Legerdivisie
• Een lijkdienst voor de gesneuvelde soldaten van het 2e Jagers te Voet verliep helemaal in
het Frans, al was de "grote meerderheid" van de gesneuvelden en aanwezigen Vlaming.58

• Scheutisten deden in juni 1917 tellingen in drie bataljons van het 21e Linie. Ze noteerden
85, 90 en 92% Vlamingen. Op de drie "carotjes” gingen er twee naar Walen.59


6e Legerdivisie
• Sergeant A. de Deurwaerder (1e Carabiniers) telde in zijn peloton 54 Vlamingen op 60
man (dus 90%), terwijl hij de enige van de zes gegradueerden was. “Dat ons leger voor de
8/10 uit Vlamingen bestaat, kan niet dikwijls genoeg gezegd en herhaald worden opdat het
door iedereen gekend worde", opperde hij, "’t Is een feit dat niemand kan ontkennen daar
het algemeen is in ons leger. Er zijn zelfs eenheden waar het percent nog hoger rijst!"60


Bij andere opmerkingen over het Vlaamse aandeel werd de eenheid niet vermeld.

52 J. Rombouts, Onze marteling in het leger, Het Vlaamsche Land 5 juli 1919 (afschrift in ABED 51); id. De
Vlamingen op de voorlinie, s.l. s.d. (1930) (ABED 50). Bij de officieren ging Rombouts na of ze hun theorie in
het Vlaams konden geven. Hij vertelt niet hoe hij het onderscheid bij de anderen maakte.
53 Brief U. Bulté aan vriend 7 juni 1917 (ADVN, Archief J. Callewaert; F. Daels, Voor mijn volk in nood, Tielt,
s.d., 1933 (2e vermeerderde uitgave), p. 38).
54
De Belgische Standaard 18 juli 1917.
55 Brief J. Rombouts aan A. van de Perre 5 augustus 1917 (AVDP).
56 Notities A. Ghysebrechts (ACVL). Volgens een andere bron spraken 16 van de 120 gendarmes van de 4e
divisie Vlaams (dus 13% Vlaamskundig) (brief M.E. Belpaire aan onbekende (E. Génie?) 2 augustus 1917
(AMVC, Archief M.E. Belpaire)).
57 Notities A. Ghysebrechts 20 september 1917 (ACVL).
58
De Belgische Standaard 26 juli 1916.
59 Brief N. van Lint aan P. Poullet 14 april 1921 (APOU 223).
60 Brief A. de Deurwaerder aan Vrij België 23 januari 1917 (AFVC). • Een verpleger signaleerde uit zijn divisiehospitaal met 100 patiënten: "’t Grootste aantal
onder hen - zoals trouwens in het gehele leger - zijn Vlamingen.”61

• Op de militaire begraafplaats van Westvleteren waren alle opschriften in het Frans. “’t
Zijn toch onze Vlaamse jongens die 80% van ’t voetvolk uitmaken, die hun leven voor ’t
vaderland gaven", mopperde een bezoeker.62

• Toen Hendrik de Man eind 1916 officier werd bij een batterij loopgraafmortieren, trof hij
in zijn eenheid "zonder uitzondering" Vlamingen aan (dus 100%), "meestal West-Vlaamse
arbeiders en boeren".63

• Een soldaat telde in zijn peloton 10 Walen op 60 man (dus 83%), terwijl er van de zes
gegradueerden maar één Vlaming was.64

• Twee vrijwilligers stelden vast dat hun compagnie van 110 man 90 Vlamingen telde (dus
82%) en dat er 70 soldaten geen Frans verstonden (dus 64% eentalige Vlamingen).65

• Op een appèl beval een Gentse officier 60 Vlamingen en 15 Walen in het Frans (dus
80%).
Substralleke is offline   Met citaat antwoorden
Oud 16 juli 2014, 18:06   #3
Donar
Provinciaal Statenlid
 
Geregistreerd: 17 mei 2007
Berichten: 718
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Substralleke Bekijk bericht
De Gentse soldaat Arthur Bocklandt (8e Linie) stelde op 5 augustus 1914 verbaasd vast
dat zijn kolonel het regiment in het Frans toesprak, al bestond het voor 70% uit Vlaamse
soldaten.8

• Floris Noterman maakte in oktober 1914 deel uit van een compagnie van 300 vrijwilligers
"waarvan 3/4 Vlamingen" (dus 75% Vlamingen).9

• Bij het begin van de oorlog telde een Antwerpenaar in zijn compagnie vrijwilligers "85
percent Vlamingen, waarvan minstens de helft strijdende flaminganten".10

• Een Leuvense student-vrijwilliger had het eind 1914 over "60 �* 65 per honderd Vlaamse
jongens" in het leger.11

• Bij de zieke rekruten van de lichting 1914 in het ziekenhuis van Bayeux zag dr. August
Fierens "veel meer Vlamingen dan Walen".12

• De Antwerpse vrijwilliger Maurice de Clercq (10e Linie), die in februari 1915 op het front
kwam, stelde vast dat "80% der manschappen Vlaming" waren "waarvan zeker de 4/5
niets dan Vlaams sprekend” (dus minstens 64% eentaligen).13

• De Waalse sergeant Jules Blasse (2e Jagers te Voet) noteerde bij de aankomst van nieuwe
rekruten: "Elles sont toutes originaires des deux Flandres ou de la province d’Anvers." Hij
veronderstelde dat de Walen aan andere regimenten toegewezen waren. De Antwerpse
volksvertegenwoordiger Alfons van de Perre, die naar Engeland uitgeweken was, kreeg te
horen dat er bij de 800 nieuwe rekruten in dat regiment geen 10 Walen waren (dus 99%).14

• Aalmoezenier Robert Mortier (2e Carabiniers) klaagde in mei 1915 "dat het aantal
Vlamingen groot is in ’t leger en juist daarom zou een Vlaming verlangen dat zijn
moedertaal meer tot haar rechten kwam".15

• Een frontsoldaat meldde begin juli "dat de 2/3, zo niet meer, in het leger Vlamingen zijn"
(dus minstens 67 %).16

• In juli 1915 verscheen in een gemeente aan het front (Poperinge?) een affiche met de
boodschap "Eerbiedigt onze taal! 70 t.h. van onze Belgische soldaten zijn Vlamingen!"17

• Het weekblad De Stem uit België vroeg dat men ook het Vlaams zou gebruiken op de
grafopschriften, want - zo las hoofdredacteur Floris Prims in een brief van het front: "Het
leger telt tegenwoordig een grote meerderheid Vlamingen." Ook op de Engelse
begraafplaatsen zag Prims alleen Frans, "al liggen er dikwijls in grootste getale Vlaamse
jongens onder"18

• Begin augustus bracht de Antwerpse volksvertegenwoordiger Alfons van de Perre een
bezoek aan het opleidingskamp van Auvours en hoorde er talrijke klachten over de
commandant. Aan de bevoegde minister schreef hij: "Il sème la haine dans le cœur des
soldats, car comme on me le fit observer - 80% des soldats sont Flamands."19


8
A. Bocklandt, Mijne oorlogsherinneringen, typoscript, Gent 1923, p. 5 (KMLK) (Koninklijk Museum van het
Leger en de Krijgsgeschiedenis).
9
Brief F. Noterman aan A. van de Perre 20 mei 1919 (AVDP) (AMVC, Archief Van de Perre).
10 Brief D.L. Charles aan dochter van zijn patroon 16 juni 1915 (De Stem uit België 2 juli 1915).
11 Brief student aan De Tijd 11 december 1914 (A. Faingnaert, a.w., p. 61).
12 Brief A. Fierens aan vrouw 29 maart 1915 (KMLK).
13 Nota M. de Clercq 4 februari 1918 (AVDP).
14 J. Blasse, Souvenirs d’un fantassin du 2e Chasseurs �* Pied, Mons 1925, p. 56 (notitie 21 februari 1915);
notitie bij order 5e Legerdivisie van 6 maart 1915 (AVDP).
15 Brief R. Mortier aan F. van Cauwelaert 21 mei 1915 (AFVC) (AMVC, Archief Frans van Cauwelaert).
16 Brief L.V.W. aan F. Prims 2 juli 1915 (De Stem uit België 9 juli 1915).
17
Het Vlaamsche Nieuws 8 september 1915. Dit artikel verwijst naar een brief van het llzerfront van 27 juli, die
aanklaagde dat de arrondissementscommissaris alleen Franstalige berichten uithing.
18
De Stem uit België 30 juli 1915.
19 Klad brief A. van de Perre aan minister (De Broqueville?) 8/10 augustus 1915 (AVDP). • De Franstalige Brusselaar René Deckers (2e Linie) beschouwde zichzelf als een
"buitenbeentje" in zijn eenheid. ”Verder bestaat heel mijn sectie uit Vlamingen.”20

• Een Vlaams officier schreef: "De helft van ons huidige leger bestaat uit Vlaamse
vrijwilligers.” In voetnoot lichtte hij toe: "Ons leger, dat thans aan het front staat, telt 2/3
vrijwilligers en 1/3 milicianen en onder de vrijwilligers is de verhouding Vlamingen
groter dan onder de milicianen.” Volgens die rekenkunde was 75% van de vrijwilligers
Vlaming (50 op 67).21

• Student-vrijwilliger Firmin Deprez noteerde in september: "We hebben gehoord in deze
droevige tijden van aanvallen tegen de Vlaamse Beweging dan wanneer ten minste 2/3 der
soldaten Vlamingen zijn" (dus minimum 67%). In zijn eigen compagnie waren het "allen
Vlamingen buiten 4 of 5". Die kwamen "allen uit ’t onbezette gedeelte van België".22

• Vrijwilliger Antoon de Clerck (8e Linie) mopperde in oktober 1915 dat men bij voorkeur
Walen tot korporaal benoemde. Nochtans telde zijn peloton 55 Vlamingen en 16 Walen
(dus 77%). De Clercq was de eerste die een telling van de taalkoppen deed.23

• Een eenvoudige vrijwilliger klaagde dat het leger het recht van de Vlamingen miskende.
"De meestenhoop uit de compagnie zijn Vlamingen, de gradés zijn meest Walen.”24

• Sergeant Emiel Devester (10e Linie) vertelde: "De Vlamingen vormen de overgrote
meerderheid in alle frontcompagnies die ik ken."25

• Een Vlaamsgezinde meldde uit een opleidingskamp: "de 9 tienden van de jongens zijn
Vlamingen, meestendeels geen gebenedijd woord Frans kennend!" (dus 90%).26

• Toen luitenant Jan Moorkens in het kamp van Valogne een compagnie kreeg toegewezen,
stelde hij vast dat bijna al zijn soldaten uit leper kwamen.27

• De Brusselse vrijwilliger Hubert Lefebvre noteerde eind 1915 over het kamp van
Auvours: "La plupart de ces recrues sont des Flarnands. Les Wallons sont un tout petit
groupe." Hij prees zich gelukkig dat 15 tot 20 soldaten uit zijn barak van 45 man Walen
waren of Frans verstonden (dus 56 tot 67% eentalige Vlamingen).28

• Een witte raaf: begin 1916 telde student-vrijwilliger Filip de Pillecijn slechts 30%
Vlamingen in het opleidingskamp van de artillerie in Eu. Voor het Waalse overwicht zag
hij twee redenen: de "intellectuele embusqués" gaven de voorkeur aan "het paradijs van
het soldatenleven" en men kon het bezette land het gemakkelijkst ontvluchten in het
Luikse. De meeste onderofficieren waren Vlamingen die aan het front hun strepen
verdiend hadden. In het hogere, vooroorlogse kader domineerden de Walen.29


De eerste getuigenissen verwezen al geregeld naar het Vlaamse aandeel om te klagen over de
discriminatie van de Vlamingen en van het Vlaams in het leger. Na het zoveelste incident
doorbrak volksvertegenwoordiger Alfons van de Perre in november 1915 zijn principieel
stilzwijgen over de Vlaamse kwestie. Op gezag van "bevoegde overheden" - jammer genoeg
vertelt hij niet wie - schreef hij in De Stem uit België "dat ons leger bestaat uit 75 tot 80

20 R. Deckers, Deckers' dagboek, Gent 1999, p. 116 (notitie 16 augustus 1915).
21 Brief Vlaams officier aan redactie (Vrij België 10 september 1915).
22 Brief F. Deprez aan vriend 24 september 1915 (M. Vanslembrouck, Firmin Deprez, Aartrijke 1995, p. 148-
149).
23 Brief A. de Clerck aan F. van Cauwelaert 15 oktober 1915 (AFVC).
24 Brief E. D’Hondt aan aalmoezenier 22 oktober 1915 (AVDP).
25 E. Claes, Uit de dagboeken van Ernest Claes, Leuven 1981, p. 40 (notitie 30 oktober 1915).
26 Brief F.K. aan redactie s.d. (De Stem uit België 19 oktober 1915).
27 Brief J. Moorkens aan A. van de Perre 29 oktober 1915 (AVDF).
28 Brieven H. Lefebvre aan M.R. 29 december 1915 en 14 januari 1916 (H. Lefebvre, Journal d’un fantassin,
Brussel 1920, p. 14 en 17).
29 Brief F. de Pillecijn aan F. van Cauwelaert 28 januari 1916 (AFVC). percent Vlamingen en uit 60 percent uitsluitend Vlaamssprekenden". Die cijfers lagen volgens
hem hoger dan de cijfers van de volkstelling van 1910 omdat "de laatst opgeroepen klassen,
meest komend uit het Vlaamse land, bijzonder uit Vlamingen bestaan". Op basis van die
Vlaamse bijdrage eiste hij "Eerbied voor onze helden".30

Van de Perre kreeg diverse reacties op zijn artikel toegestuurd, waaronder enkele tellingen.
• In de compagnie van soldaat Gerard de Ridder (14e Linie) waren er van de 200 man
minstens 130 Vlamingen (dus minimum 65%); nochtans sprak geen enkele gegradueerde
Vlaams.31

• Soldaat Jozef Casier (2e Linie) telde in zijn compagnie "ternauwernood 40 Walen tegen
ruim 170 Vlamingen" (dus minstens 81%). “De laatste lichtingen hebben enkel
Vlamingen geleverd: de jongste strijders zijn uitsluitend Vlaams bloed.”32

• Onderluitenant Iozef Rombouts (10e Linie) bezorgde diverse cijfers. In het eerste bataljon
kenden de meeste gegradueerden geen Vlaams, al was 75% van de soldaten Vlaming. De
uitleg over de nieuwe gasmakers gebeurde in het Frans voor een groep van 130
Vlamingen en 20 Walen (dus 87%). Een compagnie van het 20e Linie, met 160
Vlamingen en 10 Walen (dus 94%), werd alleen in het Frans gefeliciteerd voor haar
dapper gedrag. De nieuwe rekruten van zijn regiment kregen het strafwetboek alleen in
het Frans te horen, al verstonden 15 van de 18 nieuwkomers geen Frans (dus 80%
eentalige Vlamingen).33

• Een vrijwilliger klaagde dat hij niet genoeg Frans kende om korporaal te worden, terwijl
de Walen voor die promotie geen Vlaams hoefden te kennen. "In mijn compagnie zijn 10
Walen en 110 Vlamingen, er zijn er meer dan 70 die geen woord Frans verstaan" (dus
92% Vlamingen en 58% eentalige Vlamingen).34

Het artikel van Van de Perre in De Stem van België raakte ook bekend in het bezette land. Het
werd in april 1916 integraal opgenomen in de activistische brochure Aan het Vlaamsche volk!
Vermoedelijk zorgde die publicatie voor de "doorbraak" van de "80%" in het activistische
proza. Kort erop eisten Brusselse activisten in een pamflet "eerbied voor de taal van het
Vlaamse volk", want "op 100 Belgische soldaten die voor het vaderland hun bloed vergieten
op de slagvelden aan de lJzer, zijn er 80 Vlamingen". In juni stelde de Vlaamsche Landsbond
in een pamflet dat het Vlaamse aandeel in het leger opgelopen was van 65 tot 80% "ten
gevolge van de bezetting van gans het Waals gedeelte van het land". In een volgend pamflet
werd betoogd dat het aantal Vlaamse gesneuvelden en gekwetsten zelfs hoger lag dan 80%.35

Voortaan dook de "80% geregeld op in de activistische pers.36





30
De Stem uit België 12 november 1915. Van de Perre bezorgde zijn artikel ook aan De Belgische Standaard,
een Vlaamsgezind dagblad dat in De Panne verscheen. De militaire censor - die de Vlaamse zaak niet ongenegen
was - stuurde de proef terug met de bemerking dat die tekst niet op het front mocht verschijnen omdat de
legerleiding dergelijke polemieken verbood. Wel voegde hij er welwillend aan toe dat hij graag zou hebben dat
het artikel elders verscheen, bijvoorbeeld in Engeland, "omdat het de waarheid is". Zie P. Hildebrand, De
Belgische Standaard, Antwerpen 1957, p. 123.
31 Brief G. de Ridder aan De Stem uit België 23 november 1915 (AVDP).
32 Brief J. Casier aan A. van de Perre 4 december 1915 (AVDP).
33 Notities s.a. (J. Rombouts) s.d. (februari en oktober 1916) (AVDP).
34 Brief J.D.S. aan vriend H. 14 mei 1916 (AVDP).
35 Anoniem pamflet (H. Mommaerts), Aan het Vlaamsche Volk, Brussel april 1916, p. 24/25 (eigen
verzameling); pamflet Aan het Vlaamsche Volk!, Brussel 15 juni 1916, opgenomen in pamflet Belgen!, Brussel
26 augustus 1916 (eigen verzameling); Vrij België 7 juli 1916; Gazet van Brussel 18 juli 1916; Het Vlaamsche
Nieuws 1 augustus 1916.
36 B.v. Het Vlaamsche Nieuws 23 juli 1916 en 16 augustus 1916.
Steeds meer cijfers

Vanaf de zomer van 1916 reageerden de legervlamingen steeds feller op de discrepantie
tussen hun numeriek overwicht en hun sociale discriminatie. Dat was vooral in de 4e

Legerdivisie het geval. De Vlaamse percentages, gebaseerd op ramingen en tellingen, lagen
doorgaans tussen 75 en 90%, terwijl 80% het meest voorkwam en zo een symbool werd dat de
hele problematiek samenvatte.

1e Legerdivisie
• In juni/ juli 1916 telde een compagnie van het 2e Linie 86% Vlamingen; toch benoemde
de overheid liever Waalse korporaals, ook al waren ze analfabeet.37

• De Vlaamse piotten begrepen niets van het optreden van de Bretoense zanger Theodore
Botrel, klaagde soldaat Jeroom Leuridan (3e Linie). "Kan er misschien niemand spreken
of zingen in de taal van die 80 t.h.?" Volgens een collega had 75% van het regiment niets
van het optreden verstaan. 38

• Toen een commandant de Vlamingen uitschold voor "tas de sales cochons avec votre sale
pays des Flandres", wekte dat veel verontwaardiging, want het waren bijna allemaal
Vlamingen in dat regiment, meldde soldaat Charles van Mol (3e Linie).39

• Ook in de artillerie waren er veel Vlamingen, wist aalmoezenier Louis Kenis (1e
Artillerie). Na 30 maanden verblijf bij dat wapen schatte hij hun aandeel op 80%.40


2e Legerdivisie
• Een vrijwilliger (5e Linie) telde in zijn eenheid meer dan 80% Vlamingen, maar ruim de
helft van de onderofficieren en korporaals sprak geen Vlaams. De Vlamingen werden
meestal in het Frans aangesproken.41

• Bij de viering van de nationale feestdag zagen de Vlamingen van het 7e Linie slechts een
Vlaams opschrift, al raamden ze het aantal Vlamingen in hun regiment op 90%.42


3e Legerdivisie
• Een soldaat (1e Jagers te Voet) telde in zijn compagnie "2/3 Vlamingen die het Frans noch
spreken noch verstaan" (dus 67% eentaligen). Nochtans kende niemand van de officieren
Vlaams, wel spraken de meeste sergeanten en korporaals Vlaams.43

• Bij zijn aankomst in het 4e Regiment Jagers te Voet vond dr. August Fierens alleen Walen
in de officierenmess, terwijl het bataljon uit minstens 75% Vlamingen bestond. ”In
sommige pelotons is er geen enkele Waal".44

• Korporaal G. Musschoot (3e Genie) klaagde medio 1917 aan dat de Vlamingen slechts
een beknopte versie van de verlofregeling te horen kregen. Nochtans was 75% van de
aanwezigen Vlaming en verstonden er weinigen Frans. Drie maanden later signaleerde hij

37 Brief N. van Lint aan P. Poullet 14 april 1921 (APOU 223) (Algemeen Rijksarchief (ARA), Papieren Poullet).
38
De Belgische Standaard 22 november 1916; Vrij België 24 november 1916.
39 Brief C. van Mol aan P. van Cauwelaert 21 december 1916 (AFVC).
40
Ons Vaderland 3 mei 1917.
41 Brief E. le Clusse aan J. Baeckelandt 1 juni 1916 (ABED 1086) (ADVN, Archief IJzerbedevaartcomité). De
uitgever noteerde op deze brief dat hij niet mocht verschijnen.
42 P.J. Verstraete, Uit het dagboek van Hendrik Jozef Demoen, Kortrijk 1993, p. 64 (notitie 21 juli 1916).
43 Brief onbekende aan A. van de Perre 20 augustus 1916 (AVDP).
44 Brieven A. Fierens aan zijn vrouw 22 november en 10 december 1916 (KMLK). dat men Vlaamsonkundige sergeanten en korporaals bleef benoemen, al telde zijn
compagnie 80% Vlamingen.45


4e Legerdivisie
• Een compagnie van het 8e Linie telde 149 Vlaamse en 17 Waalse soldaten (van wie
slechts drie geen “karotje" hadden), terwijl er bij de gegradueerden 9 Vlamingen en 18
Walen waren (dus 90% bij de soldaten en 33% bij de gegradueerden).46

• Na een discussie noteerde dokter Joseph de Cuyper (2e Linie): "Vlamingen bij het leger
75%.”47

• Alle culturele activiteiten in het 10e Linie waren eentalig Frans, hoewel 85% van de
bezoekers Vlaming was.48

• Soldaat Paul Seghers (13e Linie) klaagde dat er in zijn bataljon nauwelijks
Vlaamskundige gegradueerden waren. "En die toestand komt des te droeviger voor
wanneer men bedenkt dat het 13e Linieregiment nu bijna een Vlaams regiment is
geworden. Mijn compagnie (IIIe bataljon, 1e compagnie) telt ongeveer 140 Vlamingen
tegen slechts 50 Walen" (dus 74%).49

• Soldaat Renaat de Rudder (18e Linie) betreurde "dat het soms al Frans is dat de klokke
slaat. Nochtans ’t overgrootste gedeelte van ons leger zijn Vlamingen.” In zijn volgende
brief schatte hij het aantal Vlamingen in de loopgrachten op 70%, "misschien" 80%.
Begin februari 1917 verliep een muziekfeestje voor zijn regiment helemaal in het Frans.
Men vergat dat 80% van de toehoorders Vlaming was, reageerde hij boos.50

• In de 4e legerdivisie was er eind 1916 sprake van de oprichting van een eentalig Franstalig
monument voor de gesneuvelden. Daarvoor werd geld opgehaald in compagnies met 90%
Vlamingen, klaagde onderluitenant Jozef Rombouts (10e Linie). In zijn regiment
circuleerde een protestbrief. In één van de compagnies tekenden 160 soldaten van de 200
op één dag (dus 80%). Twee afgevaardigden gingen bij hun commandant protesteren. In
de discussie voerden ze onder meer aan dat 75% van de soldaten geen Frans kende. De
volgende weken letten die militanten steeds beter op de discriminatie van de Vlamingen.
Waarom waren er in de legerbibliotheek van De Panne nauwelijks Vlaamse boeken te
vinden, "dit voor 8/10 Vlamingen in ’t leger"? Waarom gaf het 20e Linie de les over de
machinegeweren in het Frans als de klas uit 40 Vlamingen en 10 Walen bestond (dus
80%)? Waarom was 80% van de officieren en onderofficieren Walen, ”juist in
omgekeerde proportie bij de zakskensvulders"? Waarom waren alle borden in de eerste
linie te Boezinge in het Frans? "Dat alles voor de Walen, waarvan er 20/ 15% in het
frontleger zijn; de 80/85% overblijvenden Zijn Vlamingen, kanonnenvlees!”51

• In maart 1917 organiseerden Jozef Rombouts (10e Linie) en zijn vrienden een
grootscheepse telling in hun divisie. Ze verzamelden cijfers Voor elf compagnies uit drie
regimenten, namelijk het 18e Linie (Antwerpen/ Vilvoorde), het 10e en 20e Linie
(Aarlen/Namen). Ze verdeelden de soldaten en gegradueerden in Vlaamskundigen en
Vlaamsonkundigen. Hun populatie bedroeg 2.000 man, van wie 1.700 soldaten. Het

45 Brieven G. Musschoot aan J. Baeckelandt 8 juni 1917 en 18 september 1917 (ABED 1086).
46 Brief N. van Lint aan P. Poullet 14 april 1921 (APOU 223).
47 J. de Cuyper, Journal de campagne, Brugge 1968, p. 122 (notitie 6 november 1916).
48
Vrij België 10 november 1916.
49 Brief P. Seghers aan A. van de Perre 16 december 1916 (AVDP).
50 Brieven R. de Rudder aan H. van Laere 25 augustus en 29 september 1916 (L. en R. Duprez (red.), Renaat de
Rudder, Evergem 1979, p. 101 en 103); Ons Vaderland 20 februari 1917.
51 Brief J. Rombouts aan P. van Cauwelaert 28 december 1917 (AFVC); A. van Cauwelaert, In de schaduw of in
het licht?, hs. s.d. (begin 1917) (AFVC); notities A. Ghysebrechts (ACVL) (Verzameling Carlos van Louwe,
Koksijde). Vlaamse gemiddelde van de hele populatie was 76%. Hiërarchisch bekeken vormden de
Vlaamse percentages een scherp dalende lijn: 82% bij de soldaten, 53% van de korporaals,
39% van de sergeanten en 31% van de officieren. Het kleinste percentage Vlaamse
soldaten vonden ze in de (kleinere) compagnies mitrailleurs (64 en 72%) Bij de andere
compagnies varieerden de resultaten van 78 tot 94%. Rombouts voegde daar later aan toe
dat de meeste Franstalige soldaten niet op de voorlinie kwamen, omdat ze een "carotte"
hadden als verbindingsman, afgevaardigde, ordonnans of telefonist.52

• Volgens Urbain Bulté (18e Linie) was de Belgische frontlijn een "Vlaamse bloedlijn",
want er waren compagnies die 94% Vlamingen telden en toch in het Frans bevolen
werden.53

• Een militair (10e Artillerie) stelde vast dat zijn compagnie voor 80% uit Vlamingen
bestond, meestal van "bachten de kupe".54

• Op de nieuwe vlag van het 20e Linie stonden alleen Franse vermeldingen, waaronder
"Yser". "Nochtans werd de roem behaald met 70% Vlamingen en de eer van die vlag
wordt nu bewaard met 80% Vlaams bloed", mopperde Rombouts.55

• Bij de gendarmes van de 4e divisie waren er 12 Vlamingen op 120 man (dus 10%). "Het
tegenovergestelde is waar voor Kales en den ’achteruit’ waar de gendarmes meest
Vlamingen zijn en hun chef Walen", noteerde brancardier Antoon Ghysebrechts. "Ze
weten de Walen op het front te gebruiken tegenover de Vlamingen.”56

• In zijn batterij van het 10e Schneider telde Ghysebrechts "24 Walen op de 180 man; van
die 24 zijn er 3 die geen karot hebben. Proportie!" (dus 87%).57


5e Legerdivisie
• Een lijkdienst voor de gesneuvelde soldaten van het 2e Jagers te Voet verliep helemaal in
het Frans, al was de "grote meerderheid" van de gesneuvelden en aanwezigen Vlaming.58

• Scheutisten deden in juni 1917 tellingen in drie bataljons van het 21e Linie. Ze noteerden
85, 90 en 92% Vlamingen. Op de drie "carotjes” gingen er twee naar Walen.59


6e Legerdivisie
• Sergeant A. de Deurwaerder (1e Carabiniers) telde in zijn peloton 54 Vlamingen op 60
man (dus 90%), terwijl hij de enige van de zes gegradueerden was. “Dat ons leger voor de
8/10 uit Vlamingen bestaat, kan niet dikwijls genoeg gezegd en herhaald worden opdat het
door iedereen gekend worde", opperde hij, "’t Is een feit dat niemand kan ontkennen daar
het algemeen is in ons leger. Er zijn zelfs eenheden waar het percent nog hoger rijst!"60


Bij andere opmerkingen over het Vlaamse aandeel werd de eenheid niet vermeld.

52 J. Rombouts, Onze marteling in het leger, Het Vlaamsche Land 5 juli 1919 (afschrift in ABED 51); id. De
Vlamingen op de voorlinie, s.l. s.d. (1930) (ABED 50). Bij de officieren ging Rombouts na of ze hun theorie in
het Vlaams konden geven. Hij vertelt niet hoe hij het onderscheid bij de anderen maakte.
53 Brief U. Bulté aan vriend 7 juni 1917 (ADVN, Archief J. Callewaert; F. Daels, Voor mijn volk in nood, Tielt,
s.d., 1933 (2e vermeerderde uitgave), p. 38).
54
De Belgische Standaard 18 juli 1917.
55 Brief J. Rombouts aan A. van de Perre 5 augustus 1917 (AVDP).
56 Notities A. Ghysebrechts (ACVL). Volgens een andere bron spraken 16 van de 120 gendarmes van de 4e
divisie Vlaams (dus 13% Vlaamskundig) (brief M.E. Belpaire aan onbekende (E. Génie?) 2 augustus 1917
(AMVC, Archief M.E. Belpaire)).
57 Notities A. Ghysebrechts 20 september 1917 (ACVL).
58
De Belgische Standaard 26 juli 1916.
59 Brief N. van Lint aan P. Poullet 14 april 1921 (APOU 223).
60 Brief A. de Deurwaerder aan Vrij België 23 januari 1917 (AFVC). • Een verpleger signaleerde uit zijn divisiehospitaal met 100 patiënten: "’t Grootste aantal
onder hen - zoals trouwens in het gehele leger - zijn Vlamingen.”61

• Op de militaire begraafplaats van Westvleteren waren alle opschriften in het Frans. “’t
Zijn toch onze Vlaamse jongens die 80% van ’t voetvolk uitmaken, die hun leven voor ’t
vaderland gaven", mopperde een bezoeker.62

• Toen Hendrik de Man eind 1916 officier werd bij een batterij loopgraafmortieren, trof hij
in zijn eenheid "zonder uitzondering" Vlamingen aan (dus 100%), "meestal West-Vlaamse
arbeiders en boeren".63

• Een soldaat telde in zijn peloton 10 Walen op 60 man (dus 83%), terwijl er van de zes
gegradueerden maar één Vlaming was.64

• Twee vrijwilligers stelden vast dat hun compagnie van 110 man 90 Vlamingen telde (dus
82%) en dat er 70 soldaten geen Frans verstonden (dus 64% eentalige Vlamingen).65

• Op een appèl beval een Gentse officier 60 Vlamingen en 15 Walen in het Frans (dus
80%).
2
Donar is offline   Met citaat antwoorden
Oud 25 juli 2014, 01:11   #4
Snerror
Europees Commissaris
 
Geregistreerd: 13 mei 2010
Berichten: 7.445
Standaard

Eigenlijk is er nog niet zoveel veranderd.
__________________
https://stratlingo.com
Snerror is offline   Met citaat antwoorden
Antwoord


Discussietools

Regels voor berichten
Je mag niet nieuwe discussies starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag niet bijlagen versturen
Je mag niet jouw berichten bewerken

vB-code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit
Forumnavigatie


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 18:22.


Forumsoftware: vBulletin®
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.
Content copyright ©2002 - 2020, Politics.be