Juridische vraag rond grondwetswijziging 1999.

[<!-- / message -->]

In 1999 werd het in vet gedrukte toegevoegd aan art. 150 van onze grondwet:

De jury wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke en drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn.

Diezelfde grondwet zegt ook in art. 196:

Er mag geen herziening van de Grondwet worden ingezet of voortgezet in oorlogstijd of wanneer de Kamers verhinderd zijn vrij bijeen te komen op het federale grondgebied.

Nu was 1999 niet echt een vredig jaar. Tijdens de Kosovo-crisis in 1999 namen 600 Belgische paracommando’s deel aan Allied Harb, een NAVO-operatie. In het zelfde jaar hadden we 1100 militairen in Kosovo. En de NAVO bombardeerde Joegoslavië onder de ersatz naam Operation Allied Force. Ik denk dat we ook militairen in Libanon hadden.

In 1999 zat België aantoonbaar in volle oorlogstijd.

Nu is de vraag.

Kan de grondwetswijziging van 7 mei 1999 op basis van deze vaststelling aangevochten worden ?

[Hollander]

Ik vermoed van niet, want over het algemeen zal men onder 'oorlogstijd' ongeveer het volgende verstaan:

De noodtoestand of de staat van beleg is een buitengewone rechtstoestand op grond van een publiekrechtelijke bekendmaking van een overheid dat de normale toestand en wetgeving tijdelijk niet meer van toepassing is. Het wordt vaak gebruikt om duidelijk te maken dat een situatie zeer ernstig is.

Dat is meestal een bekendmaking in het geval dat de territoriale integriteit van de staat in ernstig gevaar is, of anderszins de openbare orde bijzonder is verstoord. Deze bekendmaking doet allerlei processen in gang zetten, opschorten of aanpassen zolang het duurt. Aangezien deze bekendmaking bij mijn weten niet heeft plaatsgevonden zal uw wetswijziging daar niet op aangevochten kunnen worden.