Politics.be Registreren kan je hier.
Problemen met registreren of reageren op de berichten?
Een verloren wachtwoord?
Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam.

Ga terug   Politics.be > Diverse > Archief
Registreer FAQForumreglement Ledenlijst

Archief Gearchiveerde fora.
Hier kun je discussies nalezen uit fora die niet meer actief zijn.

 
 
Discussietools
Oud 1 december 2002, 13:09   #1
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

Aangezien er wel interesse voor is, plaats ik hier integraal het stuk uit de 3-delige Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging over de verhouding tussen Links-Radicalisme en de Vlaamse Beweging.

Dit wordt helaas gepost zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever, die mij dit hopelijk zal vergeven.

Links-radicalisme


Voor 1914


De communisten en de Vlaamse kwestie (1921-1939)


Voorgeschiedenis en ontstaan van de KPB


De jaren 1920


De jaren dertig


Een geschiedenis van mislukte ontmoetingen (periode 1945-1995)


Communistische vaderlandsliefde ondersteunt unitair België


De impact van 1960-1961 op de Vlaamse kwestie


Van 'Leuven Vlaams' naar 'alle macht aan de arbeiders' (van België)


Het Egmontpact en de aankondiging van "Het Sienjaal"


Epiloog: in de schaduw van "Het Sienjaal"


Literatuur


Auteur(s)






Voor 1914


De intellectuelen die de beginnende V.B. droegen, hadden geen problemen met begrippen als 'gezag' en 'vaderland'. Het staatsgezag liet zich weinig
voelen, dankzij de zeer liberale grondwet, en de studie en beoefening van Vlaamse geschiedenis en schone letteren hadden precies ten doel het
Belgische vaderland te versterken. De Belgische grondwet garandeerde de burgers bijzonder veel vrijheden in vergelijking met de andere staten en
de katholieke Kerk werd in vrij brede kring beschouwd als een respectabele instelling en een factor van stabiliteit. Toch zou de hoop op een linkse,
republikeinse opstand -- als een vervolg op de Franse Revolutie -- blijven smeulen. Dat bleek toen in het rumoerige jaar 1848 Belgische
bannelingen vanuit het republikeinse Frankrijk het land binnenvielen te Risquons-tout (bij Moeskroen). Deze gewapende groep van ongeveer 2000
man werd gemakkelijk verslagen en de relatieve rust elders in het land toonde aan dat het land stabiel was, heel anders dan in de meeste Europese
staten. België bood veel revolutiegezinden onderdak als politieke vluchtelingen op voorwaarde dat ze zich gedeisd hielden. Karl Marx werd in
Brussel wel in het oog gehouden, maar kon rustig zijn Communistisch Manifest schrijven.
De volgende decennia werd een traditie voortgezet die sinds 1830 al bewezen had effectief en pacificerend te zijn: sociaal protest werd aangepakt
met een niet al te brutale repressie, maar ook met een zekere toegeeflijkheid waardoor de autoriteiten en de wetgever de ontevredenen voor een
stuk tegemoet traden. Wat in het midden van de 19de eeuw uiterst links kon genoemd worden, spitste zich bovendien toe op verdere
democratisering via stemrechtuitbreiding en een beter leven voor de lagere standen; het programma van de radicalen. Vele Vlaamsgezinden waren
daarbij betrokken en werkten actief mee aan de opbouw van de eerste verenigingen binnen de arbeiders- en boerenstand.
Pas tijdens de jaren 1860 zouden het anarchisme en het socialisme langzaam vorm krijgen. Via de Eerste Internationale werden hun leiders en
denkers gegroepeerd. Het debat over hun leerstellingen werd aangezwengeld. Dat zorgde voor enige zenuwachtigheid bij vele Vlaamsgezinden. Er
was ondertussen immers ook een veel scherpere tegenstelling gegroeid tussen de katholieke Kerk, die door Rome in intransigente richting werd
gestuwd, en de alsmaar militanter wordende vrijzinnigheid, die sterk stond in de protosocialistische kringen. De dreiging van een linkse,
republikeinse machtsgreep leek toe te nemen, al was het in België vooral een zaak van retoriek.
Dat een uiterst linkse machtsgreep niet helemaal ondenkbaar was, bleek toen, na de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871, de Commune Parijs
bezette. Koning, kerk en bezit werden zwaar aangepakt en de Commune liep uit op terreur en grootschalig bloedvergieten. De zo typische
Phrygische revolutiemuts die de Franse Marianne op de prenten altijd droeg, werd in katholieke en conservatieve ogen het symbool voor deze
uiterst-linkse bedreiging. Voor vele gelovige Vlaamsgezinden -- en dezen vormden numeriek de meerderheid binnen het flamingantisme -- werd het
socialisme geleid door niet-nationale vrijdenkers en dat was een uitgesproken negatief geladen begrip.
De daaropvolgende decennia werden gekenmerkt door de gestage uitbouw van combattieve arbeidersorganisaties, die met grootschalige
stakingsacties niet alleen hun werkgevers onder druk konden zetten, maar ook de regering. De socialisten kregen greep op deze beweging en
daardoor werd zij gelieerd met antigodsdienstigheid. Haar tegenstanders waren ervan overtuigd dat de omverwerping via geweld van de bestaande
orde tot haar doelstellingen behoorde. Zij werden daarin gesterkt door de agressieve, uiterst-linkse retoriek en de roep om de revolutie die alles
zou veranderen. Het zingen van De Internationale was het hoorbare bewijs dat deze uiterst linkse geest snel verspreiding vond. In de feiten bleek
dat het Belgische socialisme zich reformistisch opstelde en stapsgewijze wilde werken aan de verbetering van de toestand van haar achterban, niet
in het minst door zelforganisatie in een uitgebreide zuil met machtige coöperatieven en mutualiteiten. De staat en de orde werden door hen nooit
echt bedreigd.
Maar daarnaast, nog linkser dus, bleef een radicalere vleugel die vorst, eigendom en geloof wilde vernietigen. Deze vleugel schermde met termen
als 'communisme' en 'anarchisme'. Zeker katholieken stonden hier resoluut afwijzend tegenover. Links wees een hiërarchische organisatie zoals de
Kerk en de autoritair opgelegde geloofsinhoud categoriek af. Het Vlaamse anarchisme en communisme waren daardoor volledig te vinden in het
vrijzinnige bevolkingsdeel.
Vooral het anarchisme baarde zorgen. Het wees immers principieel elke organisatievorm af die dwang uitoefende of discipline oplegde. Het stond
ook uitgesproken afwijzend tegenover de ideologische denksystemen omdat ook theorieën gezien werden als onderdrukkend. De anarchisten
wilden een gezagsloze maatschappij. Federalisme moest collectivisme en individualisme met elkaar verzoenen. Bovendien leken deze anarchisten
het te menen want in de jaren 1890 voerden militanten elders in Europa moordaanslagen uit op staatshoofden en explodeerden er bommen in de
grote steden. Ook in België werden er af en toe dergelijke terroristische opzetten door de politie opgespoord en beteugeld. De meerderheid van
deze anarchisten bestond evenwel uit syndicalisten. Zij vormden het zogenaamde 'proletarisch anarchisme' en beperkten zich tot
vakbondsactiviteiten. Mechelen bleef tot aan de Eerste Wereldoorlog zowat het brandpunt van dit Vlaamse syndicaal-anarchisme. Daarnaast was
er een kern in Gent. Deze kringen hadden een blad genaamd De Fakkel.
Anarchisme bestond niet alleen uit terroristische agitatie en syndicalisten. De Vlaamse culturele elite was gevoelig voor wat er zich over de
landsgrenzen afspeelde, waarbij ook het anarchisme de aandacht trok. Voor sommigen leken de ideeën van de Franse anarchist Elisée Reclus en
die van de Friese dominee en anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis aantrekkelijk. Daaruit ontstond een intellectueel-anarchistische stroming.
Dit anarchisme vond in Vlaanderen nauwelijks aansluiting bij het zogenaamde proletarisch anarchisme. In Frankrijk -- voor de meeste
Vlaamsgezinden niet meteen een voorbeeld -- was er ondertussen zelfs een zeker bondgenootschap gegroeid tussen literatuur en anarchisme.
Slechts in Brussel en Antwerpen werd een aanzet gegeven tot vorming van een artistieke en intellectuele beweging van anarchistischgezinde
intellectuelen. Zij stonden ver af van de syndicalisten en van de revolutionaire terroristen. In deze intellectuele kringen figureerden ook
Vlaamsgezinden. Van eind 1881 tot 1884 zou te Antwerpen De Opstand verschijnen. Het was het enige anarchistische orgaan op dat ogenblik in
België.
De Franse aardrijkskundige Reclus oefende veel invloed uit op uiterst-links. Hij was een van de voorstanders van het libertair communisme en van
de propaganda van de daad. Daardoor kon zijn figuur gemakkelijk verbonden worden met bandeloosheid, de Parijse Commune en de terroristen.
Toch zou Reclus invloed uitoefenen via Jacques Mesnil die in 1895 de brochure Le Mouvement anarchiste publiceerde. Mesnil was studiemakker
en boezemvriend van de flamingant August Vermeylen die in 1893 Van Nu en Straks begon. In dat blad verscheen in 1895 de vertaling van
Mesnils brochure. In 1896 zou het tijdschrift overigens verscheidene Nederlandse vooraanstaande anarchisten aan het woord laten, terwijl
redactielid Mesnil ook zijn best bleef doen. Belangrijk was dat in dat jaar Vermeylens Kritiek der Vlaamsche beweging verscheen, een essay dat
duidelijk anarchistisch geïnspireerd was. Daarin pleitte hij voor een V.B. die "een maatschappelijk streven in de breedste zin van het woord" moest
zijn in plaats van zich te beperken tot taalflamingantisme. Alle gezag werd verworpen en hij bekritiseerde fel de bestaande maatschappelijke orde.
Alleen in de geborgenheid van de grote steden kon dergelijk gedachtegoed verder ontwikkelen. In 1894 werd Elck wat wils, een literaire
vereniging gesticht aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen, waarbij onder anderen Lode Baekelmans, Edler Hansen, Jan Eelen, Leo Kryn, Jan
Gielis en Leo van Nerum betrokken waren; jonge mensen die door flamingantisme bezield waren, maar vooral literaire belangstelling koesterden.
Onder invloed van de ideeën die De Nieuwe Gids en Van Nu en Straks verspreidden, nam de groep al spoedig ook de nieuwe anarchistische
ideeën op. Daarna zou De Kapel dienen als vergaderplaats van Vlaamsgezinde, anarchiserende jongeren te Antwerpen omstreeks de
eeuwwisseling, terwijl Onze Vlagge een contactorgaan probeerde te zijn onder impuls van Baekelmans en Victor Resseler, die ook het tijdschrift
Ontwaking uitgaven. Ontwaking verscheen in 1896 en tussen 1901 en 1910 als de officiële spreekbuis van de anarchistische fractie binnen het
avant-gardecenakel De Kapel.



De Antwerpse links-radicale intellectuelen vonden elkaar in De Kapel, een kring die literatuur aan flamingantisme en anarchisme
koppelde. We herkennen (v.l.n.r.) Remy Six, Lode Baekelmans, J. van Overloop en Willem Gijssels (foto: ± 1901). (amvc)


Vermeylen, en andere anarchistische denkers, oefenden dus wel degelijk enige invloed uit in vrijzinnig-flamingantische kringen maar het grootste
deel van de Belgische samenleving en van de Vlaamsgezinden wees elke uiting van de uiterst linkse gedachtestroming resoluut af. Zelfs in het
Antwerpse atheneum, dat in een bepaalde tijd blijkbaar als broedplaats kon fungeren, werd het dergelijke mensen moeilijk gemaakt. Op 15 juni
1908 schreef de katholieke leraar en flamingant Omer Wattez aan de eveneens flamingantische priester Jan Bols over leerlingen "echte anarchisten,
noch min noch meer" die hij onder zijn leerlingen telde aan het atheneum te Antwerpen. "Een was zelfs zo ver gegaan een volledige leer van 't
anarchisme (noch God, noch meester, geen wetten, geen dwang, geen gezag, geen huwelijk, vrije liefde) in een opstel neer te schrijven." In
katholieke scholen was dat volstrekt ondenkbaar, maar ook in Antwerpen, atheneum of niet, werden dergelijke jongens buitengewerkt. Het toont
aan hoezeer zelfs deze school een negatieve weerslag vreesde. Uiterst links was niet populair en haar aanhang was gering en bovendien versplinterd
tussen kringetjes van intellectuelen zonder achterban en syndicalisten die langzaam tussen de groeiende katholieke en socialistische zuilen
fijngemalen werden.
Het was wachten op de schokken die voortvloeiden uit de verschrikkelijke gebeurtenissen tijdens de komende Eerste Wereldoorlog eer uiterst
links enige aanhang van betekenis kon verwerven.




De communisten en de Vlaamse kwestie (1921-1939)


Op 4 september 1921 smolten de twee communistische organisaties die in België actief waren samen en werd de Belgische Kommunistische
Partij-Parti Communiste Belge (KPB-PCB) gesticht. De extreem-linkse beweging in België had toen reeds een hele weg afgelegd. Het ideeëngoed
van de eerste groepen was erg verscheiden, al kan een aantal gemeenschappelijke oorsprongsvelden worden aangegeven.
De Eerste Wereldoorlog zorgde maatschappelijk, sociaal en cultureel voor een breuk. Zeker in de arbeidersbeweging ontbrak de contestatie van
de oude gedachten en structuren niet. Vooral het failliet van het proletarisch internationalisme werd door vele, vooral jongere, militanten
onaanvaardbaar geacht. De steun die de leiding van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) verleende aan de Belgische oorlogsinspanningen, de
zogenaamde Godsvrede met de bourgeoisie, de slachtpartij aan het front, maar ook de ellende in de bezette gebieden en achter de linies creëerden
een generatie van revolutionaire jongeren.
De tijd van de zekerheden van vóór 1914 was voorbij, een tijd van grote veranderingen leek aangebroken. Deze revolutionaire geest uitte zich in
diverse richtingen, zowel in de politiek als in de kunst en cultuur. Het is opvallend dat in deze contestatiebeweging van linkse jongeren de nationale
dimensie nadrukkelijk aanwezig was, zowel tijdens als na de Grote Oorlog. De (Vlaams-)nationale reflex kan inderdaad als een van de indirecte
oorsprongsvelden van het communisme worden aangewezen, althans in Vlaanderen. Maar tegelijkertijd wortelde in ogenschijnlijk gelijkgezinde
flamingante kringen ook de andere belangrijke radicale stroming van de 20ste eeuw. Uit het afwijzen van het materialisme en in een
idealistisch-ethisch gemotiveerd streven naar een nieuwe maatschappij op de puinhopen van de Eerste Wereldoorlog puurden sommigen de
ideologische grondstof voor het fascisme van de prille jaren 1930.
Een tweede oorsprongsveld van de eerste communistische groepen lag in de Russische Oktoberrevolutie van 1917. Daar had een arbeiderspartij
niet alleen de oorlog beëindigd, maar ook de macht veroverd. Ook in Duitsland (de opstand van de spartakisten) en in Hongarije (met Bela Kun)
schenen er radicale omwentelingen op til te zijn. In maart 1919 werd de Komintern, de Communistische Internationale, gesticht om deze
wereldrevolutionaire beweging te stroomlijnen. Hierdoor werd Moskou het centrum van een nieuw, autoritair gedirigeerd internationalisme. De
gevolgen hiervan waren ingrijpend voor de communistische partijen, met name ook voor de nationale dimensie van hun politieke activiteit.




Voorgeschiedenis en ontstaan van de KPB


De eerste oppositiekernen tegen de deelname van de BWP aan de Belgische oorlogsinspanningen ontstonden in Vlaanderen. Zij stelden de
klassencollaboratie van de socialistische leiders aan de kaak, maar misschien meer nog hun Belgisch-nationalistische, anti-Vlaamse oorlogspolitiek.
Internationalisme en pacifisme werden hun credo. Het duidelijkst kwam deze tendens tot uiting in Antwerpen onder jongeren van de Socialistische
Jonge Wacht (SJW). In hun kringen ontstond begin 1917 de Vlaamsch Sociaal-Democratische Arbeidersgemeenschap (VSAG). De voorzitter van
de VSAG, Jef van Extergem, werd hoofdredacteur van het militante tijdschrift De Socialistische Vlaming. "Wij zijn socialistische flaminganten,"
schreef hij in januari 1917, "en daar de officiële partij (lees de BWP, nvda) zich niet schijnt te willen uitspreken inzake flamingantisme hebben wij
het nodig geacht ene afzonderlijke groep te stichten waarin plaats zou zijn voor alle socialistische actieve Flaminganten." De Socialistische Vlaming
sprak zich ondubbelzinnig uit voor een activistische politiek en voor de erkenning van de Raad van Vlaanderen. Ook de vernederlandsing van de
Gentse universiteit kon op zijn steun rekenen. Deze groep was meer op het Vlaamse dan op het pacifistische terrein actief; haar invloed op de
BWP-leden bleef beperkt.
Midden 1917 verscheen in de Scheldestad De Nieuwe Tijd, het orgaan van de 'minderheidssocialisten' die voorstander waren van een
internationale vredesconferentie. Hun invloed op de BWP-achterban was aanzienlijk groter. Ook in Gent, in kringen van de eveneens hoofdzakelijk
uit de SJW gegroeide Vredesgroep der Socialistische Partij rond het blad de Roode Jeugd, ontstond een georganiseerde oppositie tegen de
BWP-leiding. Anders dan bij de groep rond Van Extergem leidde het streven naar het herstel van de internationale arbeiderssolidariteit en van de
vrede bij de Gentse Vredesgroep niet naar een socialistisch activisme. De Rode Jeugd beschouwde de Raad van Vlaanderen als een instrument
van de Vlaamse burgerij en sprak zich uit voor het behoud van de eenheid van België.
Deze verschillende opinies over de samenwerkingsmogelijkheden met 'burgerlijke' nationalistische groepen en partijen waren bijgevolg reeds vóór
het ontstaan van de KPB aanwezig. Gedurende het hele interbellum liepen ze als een rode draad door de communistische politiek inzake de
Vlaamse kwestie.
Na het einde van de oorlog kwam een aantal hergroeperingen tot stand van de kleine links-radicale groepen. Een Kommunisten Bond in
Vlaanderen (Kommunistische Bond in Vlaanderen) werd opgericht, waarin vooral Gentenaars en Antwerpenaars elkaar terugvonden. Het blad De
Internationale werd zijn spreekbuis. Dat verdedigde de Oktoberrevolutie en de Derde Internationale (Komintern) en was uitgesproken
antiparlementair. Ook de Vlaamse bewogenheid van tijdens de Eerste Wereldoorlog vond zijn weg naar De Internationale. "Het Vlaams
nationalisme is voor de Kommunistische beweging een niet te versmaden factor in haar strijd tegen het Belgisch imperialisme", schreef het blad in
januari 1920. Maar de Kommunisten Bond stelde zich niet tevreden met hervormingen. Het was niet voldoende, zo werd geargumenteerd, dat het
staatsapparaat in Vlaanderen Vlaams werd, dat het leger, de universiteit, de rechtbanken, de scholen vervlaamst werden: "Neen, al wat onderdrukt
is moet vrij! Taal, volksaard, ras. Maar het kan niet vrij zijn zolang het kapitalisme de kulturele vrijheid tot een bedrog maakt door de ekonomische
slavernij." Enkel een 'federatieve radenrepubliek', een socialistische republiek Vlaanderen en een socialistische republiek Wallonië, konden de
nationale onderdrukking opheffen.
Naast deze uitgesproken politieke verenigingen bloeiden in het verwarde intellectuele en culturele klimaat van de naoorlog diverse culturele groepen
en tijdschriften. Zij hadden hun afschuw voor de oorlogsgruwelen en het moreel verderf, en hun wil om de maatschappij te veranderen gemeen.
Mieke Sertyn beschreef deze mentale breuk na de Eerste Wereldoorlog in een artikel met de titel Avondlandstemming bij de jonge avant-garde
in Vlaanderen na 1918: inspiratiebron voor purito-flaminganten en marginale wereldverbeteraars. In de avant-gardetijdschriften zoals Ter
Waarheid, Ruimte en Het Overzicht vindt men een mengeling van literair expressionisme, sympathie voor het activisme en de V.B. Vele
sympathisanten en lezers van deze tijdschriften leunden politiek gezien aan bij de Frontpartij, maar de meesten bevonden zich wellicht in een
politieke schemerzone van verscheidene -ismen: frontisme/flamingantisme/pacifisme/communisme. De socialistische activist Van Extergem was naar
Duitsland gevlucht, waar hij zich aansloot bij de spartakisten van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg. Ook de grootste Vlaamse
expressionistische dichter, Paul van Ostaijen, legde In Duitsland, op zijn vlucht voor de repressie van de Belgische staat, de weg af van activisme
naar communisme. In juli 1920 werd tijdens een manifestatie van Het Vlaamsche Front de 19-jarige student Herman van den Reeck door een
politieagent doodgeschoten. Van den Reeck was lid van de Clarté-groep en de Vlaamse secretaris van de Internationale Antimilitaristische
Vereniging. Na zijn dood eisten zowel frontisten, als communisten de figuur van 'martelaar' Van den Reeck voor zich op.
In dit warrige ideologische kluwen hoort tevens de Clarté-beweging thuis, hoewel bij de Vlaamse Clartéanen de sympathie voor de Sovjet-Unie
onbetwistbaar een belangrijke rol speelde. De antioorlogsbeweging Clarté was tijdens de oorlog vanuit Zwitserland gegroeid rond de schrijver
Romain Roland en verspreidde zich na de oorlog bij de intellectuele linkerzijde van West-Europa. In 1920 werden de Vlaamse Clarté-groepen
ontbonden en stapten heel wat leden over naar de Kommunisten Bond. Het Clarté-blad De Nieuwe Wereldorde smolt samen met de De
Internationale.
Het zijn al deze groepen, of soms ook wel individuen uit deze groepen, die men in 1920 en 1921 terugvindt in de opeenvolgende fusiebewegingen
die zullen uitmonden in de oprichting van de KPB. Bij de Kommunisten Bond voegden zich een deel van de Clartéanen, waarna de Vlamingen op
25 december 1920 besloten te fusioneren met de Parti Communiste Belge, Section de la 3ième Internationale (PCB). Die werd geleid door de
sterk door anarchistisch ideeëngoed beïnvloede kunstschilder War van Overstraeten. Ook bij de Brusselse SJW was net voor de wapenstilstand
rond de figuur van Van Overstraeten een links-radicale groep ontstaan die zich in 1919 van de BWP afscheidde. Samen met enkele kernen uit
Wallonië vormde zij een jaar later de Parti Communiste Belge.
Onder de Brusselse communisten was de sympathie voor de Vlaamse zaak al veel minder vanzelfsprekend. In augustus 1920 verscheen in
L'Ouvrier Communiste, het orgaan van de PCB, een hoofdartikel waarin de flamingante communisten fel werden aangevallen: "Alle stromingen en
strevingen die wij in Vlaanderen bemerken, worden vooral gevoed door de burgerlijke ideologie en zijn bijgevolg crimineel gek". Deze visie op de
eerste communistische groepen in Vlaanderen drong, wellicht onder impuls van Van Overstraeten (PCB) die op het Tweede Congres van de
Komintern in Petrograd (17 juli-7 augustus 1920) vertegenwoordigd was, ook door tot de Communistische Internationale. L'Internationale
Communiste, uitgegeven door het Uitvoerend Comité van de Komintern (EKKI), stelde in juni 1921 dat de eerste communistische groepen in
Vlaanderen "helemaal gedomineerd waren door nationalistische ideeën".
Met de inbreng van de laatste maar belangrijkste groep, Les amis de l'Exploité, onder leiding van de secretaris van de Brusselse bediendenbond
Joseph Jacquemotte, kwam de gevoeligheid voor de Vlaamse kwestie helemaal in de verdrukking. Les amis waren hoofdzakelijk, zo niet
uitsluitend, ingeplant in Brussel en Wallonië. Hun eis voor een federatieve structuuroplossing in België werd veel minder dan bij de Vlamingen
gedragen door een emotionele betrokkenheid. Jacquemotte erfde een vaak onuitgesproken en vanzelfsprekend belgicistische houding van de
vooroorlogse Werkliedenpartij waarin hij was opgegroeid. De BWP was er voor 1914 inderdaad nooit in geslaagd de Vlaamse strijd te zien als
een bevrijdingsbeweging. De kwestie had de partij na de eeuwwisseling zo verdeeld dat het nationaliteitenvraagstuk een 'vrije kwestie' was
geworden. Een minoritaire Vlaamse groep stond er tegenover een dominerende groep Waalse en Brusselse socialisten. In hun niet zelden
chauvinistische verdediging van de Franse cultuursuprematie stonden velen onder hen wel erg ver verwijderd van het proletarisch internationalisme.
Anders dan de Vlaamse communisten en de groep rond Van Overstraeten bleven Les amis de l'Exploité als oppositiegroep binnen de BWP
werken tot 21 mei 1921. Onder impuls van de Komintern kwam het dan op 3 en 4 september 1921 tot een fusiecongres van alle communistische
groepen. Centraal in de discussie tussen de 'oude' partij van Van Overstraeten en de 'nieuwe' partij van Jacquemotte stond de vraag of de
communisten al dan niet aan verkiezingen en aan het parlementaire werk zouden deelnemen. Toch kwam ook de nationale kwestie onder de
hoofding De talenkwestie in het voorgestelde programma van de ééngemaakte KPB aan bod.
De onderwerping van het Vlaamse volk werd erin toegeschreven aan de buitenlandse greep op de industrie en handel in Vlaanderen. Aan de
miserie van het Vlaamse proletariaat en aan zijn analfabetisme kon maar een einde worden gesteld door de proletarische revolutie. De V.B. had
een kleinburgerlijk programma en uit haar strijd kon, nog steeds volgens het eerste partijprogramma van de KPB, het Vlaamse proletariaat geen
enkel nut halen. Daaruit werd het volgende belangrijke besluit getrokken: "De klassensolidarteit tussen de Vlaamse en de Waalse arbeiders is hun
oneindig veel dierbaarder dan een eenheid met de ideologen van een burgerlijke flamingante politiek." In de congresdiscussie over de statuten
vroegen de Vlaamse afgevaardigden de oprichting van een Vlaamse federatie, maar Jacquemotte kantte zich tegen dit voorstel. Hij vreesde voor
een verdeling van de communistische beweging. Wilhelm Koenen, de Duitse Komintern-afgevaardigde die het Congres voorzat, stelde toen voor
twee subcomités voor propaganda, een Vlaams- en een Franstalig, te creëren. De Vlaamse afgevaardigden namen hiermee genoegen.
Uit het voorgaande blijkt dat de Vlaamse bewogenheid van de communistische pioniers in Vlaanderen bij de stichting van de partij in 1921
verdwenen was. Het politiek en sociaal radicalisme, de wil tot revolutionaire verandering van de maatschappij, het principiële internationalisme en
de afkeer van ieder nationalisme lieten weinig ruimte voor steun aan een burgerrechtelijke strijd voor gelijkheid tussen Vlamingen en Franstaligen.
Maar nog een ander gegeven speelde een betekenisvolle rol in deze materie. De 'oude' partij vertegenwoordigde op het fusiecongres ongeveer
tweehonderd leden, de 'nieuwe' zevenhonderd. Uit deze cijfers blijkt dat, net als in de vooroorlogse socialistische arbeidersbeweging, de
Franstalige dominantie groot was in de communistische beweging. Het hoeft dus niet te verbazen dat de Franse cultuursuprematie bij vele leden van
de KPB voortgezet werd. Raphael Rens, een lid van het Centraal Comité die via Les amis de l'Exploité van Jacquemotte tot de partij was
gekomen, formuleerde op het fusiecongres zijn visie op het nationaliteitenvraagstuk als volgt: "Wij moeten de Franse taal vulgariseren in Vlaanderen,
onder het Vlaams proletariaat, want het Frans is een emancipatorische taal bij uitstek."
Tot een huwelijk tussen de V.B. en het communisme kwam het na de Eerste Wereldoorlog niet. Nochtans was er vooral in Antwerpen op het
einde van de oorlog onder jonge arbeidersmilitanten en intellectuelen een stroming ontstaan die zich emotioneel betrokken voelde bij de Vlaamse
zaak en bij het communisme. Een symbiose leek dus mogelijk. Maar in 1920-1921 structureerden zowel de Frontpartij als de communisten zich.
Toen moesten er keuzes worden gemaakt en slechts weinigen in Vlaanderen vonden de weg naar de KPB. Communisme en nationalisme hielden
beide ook, en misschien wel in de eerste plaats, een emotioneel engagement in. De twee -ismen gemeenschappelijk belijden was niet mogelijk. De
interventies van de KPB in de Vlaamse kwestie tijdens de jaren 1920, 1930 en 1940 hielden politieke statements in. Tot een graad van
betrokkenheid zoals tijdens en onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog kwam het communisme nooit meer.


Het vervolg vindt u in onderstaande posts...
Jonas De muynck is offline  
Oud 1 december 2002, 13:11   #2
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

De jaren 1920


Om de houding van de communisten in de nationale kwestie te begrijpen is het zinvol voorafgaandelijk enkele ideologische overwegingen te
introduceren. In feite waren de marxisten steeds dubbelzinnig geweest over de relatie tussen klassenstrijd en nationalisme. Het basisuitgangspunt
van het proletarisch internationalisme, van de solidariteit van alle verdrukten over de grenzen van naties en volkeren heen, werd in sommige gevallen
doorkruist door een pragmatische houding. Bepaalde 'nationalismen' werden als progressief beoordeeld omdat ze de burgerlijke staatsstructuur
verzwakten. Karl Marx was om die reden van oordeel dat het anti-Britse nationalisme in Ierland progressief was.
Tot 1913 kan men stellen dat bij Lenin een principieel internationalisme overheerste. Net als bij Karl Marx meer dan een halve eeuw voordien
sijpelde daarna bij de leider van de bolsjewieken in zijn denken over het nationaliteitenvraagstuk een aantal pragmatische elementen binnen. Tijdens
de prerevolutionaire periode die toen was ingezet, zag Lenin in het nationaliteitenvraagstuk een breekijzer van het tsaristische Rusland. Hij nam de
gelijkberechtiging van de nationale minderheden op in het bolsjewistische programma. Na 1917 kwamen bij Lenin de consolidatie van de
sovjetstaat en de centrale rol van de communistische partij daarin voorop te staan. Hoewel hij ervan overtuigd was dat met de ontwikkeling van het
socialisme ook het nationalisme, als residu van een oude maatschappijvorm, zou verdwijnen, waarborgde de nieuwe sovjetstaat de rechten op een
eigen taal, cultuur en onderwijs van de diverse nationaliteiten. De Sovjet-Unie werd gesticht als een federatie van sovjetrepublieken.
Op het Tweede Congres van de Komintern in juli 1920 werd een resolutie aangenomen over de "nationale en koloniale kwesties". De
communistische partijen kregen er de drie vuistregels voorgeschreven om hun houding tegenover het nationalisme te bepalen. Ze moesten tene
eerste de historische en economische context bestuderen, ten tweede analyseren waar de belangen lagen van de verdrukte klassen en ten derde de
'onderdrukte' naties van de andere scheiden, dat wil zeggen: nagaan welke naties niet konden genieten van het principe van gelijkheid onder de
naties en volkeren.
Verwijzingen naar deze resolutie vond ik herhaaldelijk terug in de loop van de jaren 1920. Dit betekent echter geenszins dat de Vlaamse kwestie in
die periode ook vooraan stond op de politieke agenda van de KPB. Eigenlijk bleef vóór de splitsing met de trotskisten in 1928 de nationale
problematiek grotendeels op de achtergrond. Slechts in 1925 werd op het derde partijcongres enige aandacht besteed aan de nationalistische
beweging in Vlaanderen.
Bij die gelegenheid werd, overigens in Franstalige teksten, onderstreept dat de communisten "de kracht van de culturele traditie" in Vlaanderen niet
mochten negeren. Zij zouden zich inzetten voor de nationale bevrijding, op voorwaarde dat daaraan ook een antikapitalistische strijd werd
gekoppeld. De KPB steunde de V.B. in haar streven naar administratieve splitsing en culturele autonomie. In elke concrete actie moest de partij
wel haar proletarisch standpunt bepleiten. Op basis van hun programma waren de communisten erin geslaagd contacten te leggen in
Vlaams-nationale milieus, maar ze stonden hiermee, zo meldden ze zelf in alle bescheidenheid, maar aan een beginpunt. De communisten zetten zich
wel, voornamelijk via hun frontorganisatie de Internationale Rode Hulp (IRH), in voor amnestieacties ten voordele van de veroordeelde activisten.
"Het activisme was een strijd voor de bevrijding van het Vlaamsche volk uit de macht der Belgische dwingeland en was ten volle gerechtvaardigd
vanuit het oogpunt van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren", schreef De Rode Vaan in maart 1928. Partijvoorzitter War Van Overstraeten ging
op diverse amnestiemeetings het woord voeren samen met flaminganten.
Maar de KPB was een uiterst kleine partij, met in die periode zowat vijfhonderd leden. Bij de eenmaking in 1921 waren er dat nog zowat duizend
geweest. De bolsjewisatie eiste vanaf 1924 veel aandacht op en kostte de partij wellicht ook veel leden. De werking werd erdoor naar de
bedrijven georiënteerd, en de tijd en energie voor interventies op het politieke terrein, onder meer in de nationale kwestie, waren beperkt. Vanaf
1926 verscheurde de Trotsky-Stalin-controverse de KPB. Toen in maart 1928 de scheuring voltrokken was, bleef er nog een handvol militanten
over.
Diezelfde maand zegde de Komintern-leiding in Moskou de KPB toe dat ze nu op omvangrijke politieke steun kon rekenen. Op een vergadering in
Moskou van het Uitgebreid Latijns Secretariaat van de Komintern in oktober 1928 noemde Joseph Jacquemotte de Vlaamse kwestie nog een
"absoluut dringend politiek probleem". Pas door een tussentijdse verkiezing een maand later kwam er enige beweging in deze materie.
Door het overlijden van een liberale volksvertegenwoordiger zonder verkozen opvolger werden in Antwerpen tussentijdse verkiezingen
uitgeschreven voor 9 december 1928. Katholieken en socialisten beslisten de eer te laten aan een liberale kandidaat, maar zowel de trotskisten als
de communisten beslisten een lijst in te dienen. De KPB vroeg de oud-activist Jef van Extergem, die zich een goede week in Moskou bevond op
uitnodiging van de Rode Hulp, terug te keren naar Antwerpen. De partij besliste dus een amnestiekandidaat naar voren te schuiven en knoopte
hiermee schijnbaar opnieuw aan bij haar flamingante wortels van vóór 1921. Dit ging binnen de partij en in Moskou niet onopgemerkt voorbij.
Van Extergem was in september 1919 uit Duitsland teruggekeerd en in juni 1920 door het Antwerpse assisenhof tot twintig jaar opsluiting
veroordeeld. Op 21 juni 1921 werd hij in vrijheid gesteld, op voorwaarde dat hij geen politieke activiteiten meer ontplooide. Maar reeds op het
einde van dat jaar verscheen Het Zelfstandig Vlaanderen, waarin Van Extergem (zijn vrouw trad op als verantwoordelijke uitgever) zich samen
met enkele vooral vrijzinnige ex-activisten inzette voor de amnestiebeweging. De in 1919 ter dood veroordeelde leraar August Borms, voor wie
Van Extergem veel bewondering had, werd de centrale figuur in die campagne. In 1925 kwam Van Extergem opnieuw in de gevangenis terecht en
hij zat er opgesloten tot juni 1928, wat hem als martelaar van de Vlaamse zaak bekendheid bezorgde. Bij zijn vrijlating werd een erecomité
opgericht waarin zowel Vlaamsgezinden als trotskisten en communisten zaten. De Frontpartij distantieerde zich, omdat Van Extergem zich niet hield
aan de Godsvrede, het eerbiedigen van de politieke neutraliteit, een voor de Vlaams-nationalisten heilig principe (althans voor 1933!).



Binnen de door Franstaligen beheerste Kommunistische Partij van België kregen de Vlaamse leden soms de gelegenheid een
Vlaams-nationale politiek te voeren. Zo trok Jef van Extergem bij de tussentijdse parlementsverkiezingen in 1928 zijn kandidatuur in ten
gunste van zijn vriend August Borms en kregen de partijleden de raad op Borms te stemmen. (amvc)


Van Extergem onderhield na zijn vrijlating contacten zowel met de trotskistische oppositie als met de communisten. In september 1928 werd hem
het erevoorzitterschap aangeboden van de IRH en een goede maand later kreeg hij een uitnodiging om naar Moskou te gaan. Hij aanvaardde
KPB-kandidaat te zijn voor de tussentijdse verkiezingen, maar werd slechts lid op de dag van de verkiezingen. De partijleiding toonde zich vrij
verdeeld bij de aanwijzing van Van Extergem als lijsttrekker. Met een verwijzing naar het trotskistische gevaar verstomde evenwel het gemor in
eigen rangen. Toen evenwel in extremis ook de Frontpartij een lijst indiende en de nog opgesloten Borms naar voren schoof als amnestiekandidaat,
besloot Van Extergem in samenspraak met de partijleiding zijn kandidatuur terug te trekken.
De KPB riep op om voor Borms te stemmen en Van Extergem voerde een intensieve campagne voor zijn opgesloten vriend. De partij stelde zelfs
een eenheidsfront voor aan de Frontpartij, mits zij haar standpunten over het socialisme als oplossing voor het nationale vraagstuk en de betekenis
van de Sovjet-Unie daarin kon verdedigen. De Frontpartij wees, trouw aan haar Godsvredeprincipe, het aanbod af, terwijl ook bepaalde leden van
het Politiek Bureau van de KPB kritische stemmen lieten horen. Henri de Boeck was van mening dat de trotskisten de "correcte Leninistische lijn"
hadden gevolgd; hij vond dat, als er een communistische kandidaat was, die moest behouden blijven. Uiteindelijk behaalde Borms 83.000
stemmen, tegen 44.000 voor de liberale tegenkandidaat. Zijn verkiezing werd door de Kamer ongeldig verklaard. Van Extergem kreeg nog 2615
stemmen achter zijn naam, terwijl de trotskistische kandidaat er 3083 behaalde (Bormsverkiezing).
Voor het eerst sinds haar bestaan had de KPB geprobeerd, via een brede sympathiebeweging voor de veroordeelde activisten, een plaats te
verwerven in de V.B. Men kan zelfs stellen dat de partij voor het eerst echt had opgetreden op het politieke forum. Van Extergem was een goede
keuze geweest, maar de Borms-affaire gooide roet in het eten; meteen waren de communisten het initiatief kwijt. Hun invloed bleek toen veel te
klein om nog enige greep te hebben op de gebeurtenissen, die zij dan ook ondergingen.
In Moskou was er inmiddels een andere wind gaan waaien en werd de KPB nadrukkelijk terechtgewezen voor dit politieke avontuur. Het Zesde
Congres van de Komintern in de nazomer van 1928 legde de partijen een revolutionaire lijn op, die steunde op het geloof in de nakende instorting
van het kapitalisme. De 'klasse tegen klasse'-politiek introduceerde in alle aspecten van de communistische interventie een radicale vlucht vooruit,
die ondanks de economische crisis de communistische partijen nog meer isoleerde van de maatschappelijke werkelijkheid. De socialisten werden in
hun ogen sociaal-fascisten, maar ook in de nationale kwestie werd voortaan iedere partiële eis als burgerlijk en reformistisch verworpen.
In januari 1929 kreeg het Politiek Bureau van de KPB een lange brief van het Secretariaat van het Uitvoerend Comité van de Komintern, waarin
de nationale kwestie uitgebreid ter sprake kwam. De aarzelingen van de KPB tijdens de Bormsverkiezing hadden verwarring gezaaid, maar de
partij had vooral geen eenheidsfront mogen voorstellen met de Frontpartij. Borms was de kandidaat geweest 'van de werkende massa's' en die
keuze werd bijgevolg niet afgevallen. Maar de Frontpartij was een burgerlijke partij, die zich zou verliezen in compromissen met de Belgische staat.
De communisten dienden niet alleen een proletarisch alternatief te bieden voor de Frontpartij, maar ze moesten die partij ook in nationalistisch
radicalisme voorbijsteken. De KPB moest Vlaanderen bevrijden van het Belgisch imperialisme. Niet alleen moest de partij daarom tegen de
klassieke partijen ageren, maar ze moest ook in haar eigen rangen opkomen tegen de onverschillige, passieve houding van vele militanten in de
Vlaamse kwestie. Het ordewoord "Voor het zelfbeschikkingsrecht van Vlaanderen tot aan de afscheuring van België" diende voortaan
onafscheidelijk verbonden te zijn met het ordewoord "Voor de arbeiders- en boerenrepubliek Vlaanderen, voor de arbeiders- en boerenrepubliek
Wallonië".
In juli 1929 werden Jacquemotte en Oscar van den Sompel naar Moskou uitgenodigd voor een bijeenkomst van het Uitgebreid Latijns
Secretariaat. Het kwam er tot een soms bitsige woordenwisseling over de nationale kwestie. Uit een verklaring van Jacquemotte bleek dat de KPB
een rapport had opgesteld over de nationale kwestie, dat evenwel naar de brandstapel was verwezen omdat er te veel nationalistische ideeën in
werden geventileerd. Er was in het Centraal Comité 'langdurig' gediscussieerd over de benaming van de partij. De Vlaamse partijleden, die volgens
Jacquemotte sterk waren beïnvloed door het Vlaams-nationalisme, hadden aangedrongen op de betiteling Communistische Partij in België
omdat zij de Belgische staat niet erkenden. Dit betekende dat zij zich aansloten bij de Vlaams-nationalisten en dat zij voorstander waren van de
Vlaamse autonomie in het kader van een kapitalistisch regime. Had, zo besloot Jacquemotte, de Komintern niet aangedrongen op het verbinden
van het Vlaamse separatisme met de creatie van Socialistische Arbeiders- en Boerenrepublieken in Vlaanderen en Wallonië? In klare mensentaal
bedoelde hij dat de concrete strijd voor de Vlaamse autonomie maar moest worden uitgesteld tot na de overwinning van het socialisme in België.
De Gentse communist van het eerste uur Oscar van den Sompel vatte het in Moskou in erg simpele, maar duidelijke taal zo samen: "Er bestaan erg
grote meningsverschillen tussen de kameraden van onze partij. De enen zien de Vlaamse kwestie vanuit belgicistisch standpunt, de anderen vanuit
(Vlaams-, nvda)nationalistisch standpunt." Enkele Vlaamse leden van het Centraal Comité hadden dus geprobeerd de theoretische stellingen van de
Internationale te verbinden met de concrete verzuchtingen van de V.B., onder meer op cultureel, juridisch en administratief vlak. Het Politiek
Bureau had daar, tegen de zin van Jacquemotte, mee ingestemd. Precies dat was in de ogen van de Komintern verkeerd gelopen. Veel te weinig
was er in België aandacht besteed aan de revolutionaire dimensie. Met een dreigende wijsvinger besloot Komintern-secretaris Stépanoff dat de
houding van de KPB in de Vlaamse kwestie het gevaar inhield van een rechtse 'afwijking'.
Dit alles werd enkele weken later nog eens duidelijk samengevat in een nieuwe brief van het Secretariaat van het EKKI aan het Centraal Comité
van de KPB. In de moties van het Vierde Congres van de KPB, maar ook in de propaganda voor de wetgevende verkiezingen van 1929 vond de
Internationale haar stellingen slechts verminkt terug. Zo werd wel het zelfbeschikkingsrecht voor Vlaanderen (inbegrepen de afscheuring van de
Belgische staat) geëist, net als een eigen wetgeving en administratie voor Vlaanderen en Wallonië, eigen Vlaamse en Waalse regimenten met een
eigen bevelvoering en onderwijs in de eigen landstaal, maar het andere luik dat Moskou daaraan had verbonden, bleef achterwege. Het koppelen
van de socialistische revolutie aan een nationale eisenbundel was voor de Komintern in die periode essentieel. Het overnemen van een aantal
'onbelangrijke' eisen (leger, administratie, onderwijs) werd als "nationaal-burgerlijk-reformistisch" bestempeld.
In het bijzonder verweet de Komintern-leiding de partijleiding in Brussel dat ze niet had gereageerd toen de socialistische verkozenen, nog steeds
naar aanleiding van de verkiezingen van 1929, een document publiceerden waarin ze zich tegen ieder separatisme keerden. De KPB had toen een
oproep moeten richten aan de arbeiders, vond Moskou, en aantonen dat de BWP-'reformisten' verkocht waren aan de Belgische bourgeoisie. De
V.B. radicaliseren, de nadruk leggen op de sociale aspecten ervan: daaruit bestond de taak van de Belgische communisten. Slaagden zij daar niet
in, zo waarschuwde Moskou, dan zou de V.B. een 'nationaal-fascistische inslag' krijgen en zich richten tegen de arbeiders en meer bepaald tegen
de communisten.
Als uitsmijter voegde het Komintern-secretariaat hieraan toe dat de KPB al evenmin een standpunt had ingenomen inzake de geannexeerde
kantons Eupen-Malmédy en dat ze tot de verkiezingen van mei 1929 niet scheen te weten dat er daar een autonomistische beweging bestond.
Deze tekst kon men een goede maand later, in september 1929, zogoed als woordelijk in de vorm van een zelfkritiek aantreffen in De Rode Vaan.
De kritiek op de frontpolitiek van de Belgische (Vlaamse?) communisten inzake de nationale kwestie in Vlaanderen gaf geen aanleiding tot enige
dissidentie. Dat was elders in Europa wel het geval. Met name in de Elzas leidde de verstrakking van de 'klasse tegen klasse'-politiek tot een
scheuring in de communistische partij. Het Elzasser communisme was geworteld in de Duitse sociaal-democratie. Vanaf 1925 volgde de Parti
Communiste Français (PCF) er een duidelijke autonomistische koers, tegen het Franse 'imperialisme' en voor de gelijkberechtiging van
Duitssprekende Elzassers. In 1926 zocht de partij toenadering tot de katholiek geïnspireerde nationalisten en dat leverde enkele opmerkelijke
verkiezingssuccessen op, onder meer in de hoofdstad Straatsburg, waar een communist tot burgemeester werd verkozen. In 1929 kwam de
ommekeer. Politieke allianties met de burgerlijke nationalisten werden door Moskou taboe verklaard, wat leidde tot een scheuring in de PCF van
de Elzas. Het merendeel van de partijleden viel de orthodoxe tendens af.
In België gebeurde niets van dat alles. In Vlaanderen was de partij zogoed als onbestaande en in de rest van het land telde ze nog enkele
honderden, Franstalige, leden. Op 1 mei 1930 marcheerden goed en wel tweehonderd personen in de partijoptocht achter de slogan "Leve de
arbeiders- en boerenrepublieken van Vlaanderen en Wallonië". De KP was een sectair clubje geworden.




De jaren dertig


Zoals verwacht kon worden veranderde de nieuwe politieke koers niets aan de onmogelijkheid van de KPB om in de V.B. enige invloed uit te
oefenen. De linkse zwenking van de Internationale was er verantwoordelijk voor dat Joseph Jacquemotte, medestichter van de partij en leider van
de Moskougetrouwen in de strijd tegen de trotskistische oppositie, aan de kant werd geschoven. Hij werd als partijleider vervangen door Henri de
Boeck en Marc Willems. Pas dan kwam in Moskou de kritiek op de oude voorzitter los, ook met betrekking tot zijn houding in de Vlaamse
kwestie.
Er moest verandering komen in het Belgische karakter van de partij, "waarvoor Jacquemotte met zoveel energie heeft gevochten in ons Politiek
Bureau", rapporteerde Frans Morriëns, de nieuwe afgevaardigde van de KPB bij het Secretariaat van de Romaanse Landen in het voorjaar van
1930. Binnen het Politiek Bureau van de Belgische partij was een geschil gerezen over de eventuele oprichting van een Vlaamse Federatie.
In mei 1931 stond op het Vijfde Partijcongres van de KPB de nationale kwestie opnieuw op de agenda. De Vlaamse kwestie was niet langer,
zoals vroeger door de communisten wel eens werd gesteld, een landbouwkwestie. Het zelfbeschikkingsrecht van het Vlaamse volk werd er
bevestigd, maar een strijd voor de culturele autonomie in het kader van een Belgische (kapitalistische) staat werd door de communisten verworpen.
Zo'n strijd kon integendeel slechts het Belgisch imperialisme consolideren. Ook had de partij in het verleden de Vlaamse zaak te zeer genegeerd,
stelden de voorbereidende teksten voor het congres. Bepaalde leden, vooral in Wallonië, plaatsten een gelijkheidsteken tussen de Vlaamse en de
Waalse kwestie, zodat de nationale kwestie pas rees na de revolutie. Daar moest worden tegen ingegaan, vond de partij nu: "De Waalse kwestie
bestaat niet, het Waalse volk wordt door geen enkel ander volk onderdrukt."
Enkele maanden later waren enkele partijmilitanten present op de jaarlijkse IJzerbedevaart met een speciaal propagandablad onder de titel
Diksmuide. Dat riep op tot het separatisme van het Vlaamse volk. Behalve tot enkele 'incidenten' met rechtse flaminganten leidde dit nergens toe.
In 1930 was de economische crisis ook in België in volle hevigheid voelbaar geworden. Bij vele communisten groeide de overtuiging dat de
analyses van de Internationale over de nakende ineenstorting van het kapitalistische systeem bewaarheid zouden worden. De revolutionaire lijn
werd aangehouden; de socialisten bleven als misleiders van het proletariaat zowat de hoofdvijanden; in de vakbonden moesten de communisten
eigen oppositiekernen oprichten; iedere structurele aanpassing werd als 'reformistisch' verworpen.
Ondanks de enorme werkloosheid kwam de KPB met deze aanpak niet van de grond. In de zomer van 1932 telde de partij iets meer dan duizend
leden, dat was ongeveer evenveel als in 1928, voor de afscheuring van de trotskistische oppositie. Diezelfde maand brak in de Borinage een
spontane stakingsbeweging uit waarin de communisten voor het eerst in hun tienjarige bestaan een rol van betekenis speelden. Het leverde hen,
hoewel regionaal ongelijk verdeeld, heel wat ledenwinst op, maar tegen 1934 was het ledental op tweeduizend teruggevallen.
Inmiddels was de partij met de nationale kwestie al evenmin opgeschoten. In mei 1932 had het Centraal Comité beslist een Vlaams Bureau op te
richten met de Antwerpenaar René Dillen als verantwoordelijke. Dat was iets waar de Vlaamse communisten reeds in 1921 om hadden gevraagd.
Na de verkiezingen van november 1932, die in Wallonië toch enige progressie lieten zien (nationaal van 1,9% naar 2,8%), drongen de Vlaamse
leden van het Centraal Comité eens temeer aan op meer aandacht voor Vlaanderen. "Wij onderschatten de Vlaamse kwestie," was de mening van
Frans Moureau, "en ons Vlaams Bureau biedt geen resultaten." De Antwerpenaar Emiel Wackenier benadrukte het belang van de strijd tegen de
fascisering van de V.B. Van de Sompel vond dan weer dat de Antwerpse communisten er niet in slaagden de Vlaamse kwestie te verbinden met de
arbeidersstrijd, terwijl in Gent de Vlaamse kwestie werd genegeerd. Ook op dat vlak was er sinds de Eerste Wereldoorlog blijkbaar nog weinig
veranderd en bleef er in de communistische beweging, ondanks de nationale en internationale 'stroomlijning', een continuïteit bestaan in bepaalde
gevoeligheden. De achteruitgang van de Frontpartij in 1932 weet de KPB aan haar compromissenpolitiek en haar "capitulatie voor het Belgisch
imperialisme".
De partij bleef in de nationale kwestie een extreme politiek voeren, hoewel de stelling was verlaten dat alles maar moest gebeuren na de grote
revolutie. In 1933 kwam er een belangrijke nieuwe dimensie bij. Adolf Hitler en zijn Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP)
waren in Duitsland aan de macht gekomen en in België werd dat jaar het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) opgericht. Het grootste deel van de
V.B. sloeg een extreem-rechts pad in en de communisten konden daar niet blind voor blijven. In een nieuwe brief aan het Centraal Comité van de
KPB was het Secretariaat van het EKKI in oktober 1933 tot het besluit gekomen dat de fascistische beweging, vooral in Vlaanderen, aan belang
had gewonnen en dat Verdinaso en VNV de fascistische dictatuur voorbereidden onder het mom van de strijd tegen de nationale verdrukking.
Moskou verzocht de Belgische communisten nogmaals meer aandacht te besteden aan Vlaanderen en aan de nationale onderdrukking van de
Vlaamse bevolking in het bijzonder.
Een jaar later stond de partij nog even ver en kreeg partijsecretaris Georges van den Boom in Moskou de volle laag. De KPB telde in Vlaanderen
hooguit enkele honderden leden, haar politieke programma's bleven bijgevolg theoretische hersenspinsels. Tegen het midden van de jaren 1930
leek het tij echter te keren. De dreiging van extreem-rechts gaf een nieuw politiek elan aan de door de economische crisis zwaar gehavende en
gedesoriënteerde linkerzijde. In de Sovjet-Unie was er om dezelfde reden verandering op til en dat beïnvloedde tevens de houding van de
communistische wereldbeweging in de nationaliteitenproblematiek.
Merkwaardig genoeg speelde België op dit vlak de rol van voorloper. Er waren in Frankrijk onder impuls van PCF-leider Thorez reeds vanaf
1934 aanzetten geweest tot het doorbreken van de 'klasse tegen klasse'-politiek en in de Komintern had de vernieuwer Georgi Dimitrov de leiding
overgenomen. Maar de consecratie van de nieuwe volksfrontlijn kwam er pas met het Zevende Congres van de Internationale in juli-augustus
1935. De KPB had inmiddels in april 1935 een Nationale Conferentie bijeengeroepen in Charleroi en met de nodige impulsen uit Moskou werden
daar nieuwe bakens uitgezet. Er moesten openingen komen naar de socialistische linkerzijde en de interne partijwerking moest worden
gedemocratiseerd. Maar ook de nationale kwestie werd door de Komintern-leiding niet vergeten.
In de Belgische resolutie die het Secretariaat van het EKKI op 21 maart 1935 naar Brussel stuurde, werd nogmaals de nodige aandacht gevraagd
voor de "onderschatting" van de Vlaamse kwestie. Men bleef gedeeltelijk hameren op oude kwesties als het separatisme, maar voor het eerst sinds
1928 doken twee nieuwe elementen op: de partij moest concrete nationale eisenbundels uitwerken en op zoek gaan naar een "eenheidsfront van
alle anti-imperialistische en antifascistische elementen in Vlaanderen". De Komintern-leiding wenste dat het Vlaams Bureau de leiding en volledige
verantwoordelijkheid kreeg voor deze opdracht en de inhoud van het Vlaams partijorgaan kon bepalen. Op de Nationale Conferentie werden
Willems en De Boeck uit hun leidende functies ontheven. Joseph Jacquemotte, die de eenheidspolitiek belichaamde, werd de onbetwiste
partijleider.
In de volksfrontpolitiek trachtten de communisten hun theoretische visie op het nationale probleem op een ietwat gewijzigde manier te
onderbouwen. In Dimitrovs interventie op het Zevende Wereldcongres van de Komintern stond de strijd tegen het fascisme en de alliantiepolitiek
van de communisten centraal, maar hij schoof meteen een gereviseerde kijk op de nationale kwestie naar voren. Dimitrov zei het zo: "Wij
kommunisten, zijn onverzoenlijke principiële tegenstanders van het burgerlijke nationalisme in al zijn schakeeringen. Wij zijn echter geen aanhangers
van het nationale nihilisme en mogen nooit als zoodanig optreden. De taak van de opvoeding van de arbeiders en van alle werkers in de geest van
het proletarische internationalisme is een van de voornaamste opgaven van iedere kommunistische partij. Maar degene, die meent, dat dit hem
veroorlooft en er zelfs toe noopt op alle nationale gevoelens van de breede werkende massas te spuwen, die is ver verwijderd van het werkelijk
bolsjewisme, die heeft niets van de leer van Lenin en Stalin over het nationale vraagstuk begrepen." Vertaald naar de werking van de
communistische partijen werd dat: "Het proletarische internationalisme moet zich in ieder land om zoo te zeggen 'aanpassen' om in de vaderlandsche
bodem diepe wortels te kunnen schieten. De nationale vormen van de proletarische klassenstrijd en de arbeidersbeweging in de afzonderlijke
landen zijn niet in tegenspraak met het proletarische internationalisme, integendeel, juist in deze vormen kan men ook met sukses de internationale
belangen van het proletariaat verdedigen." Dimitrov liet ten slotte niet na te verwijzen naar de 'oplossing' van het nationaliteitenvraagstuk in de
Sovjet-Unie: "Alleen de proletarische revolutie kan de ondergang van de kultuur voorkomen, haar tot hoogste bloei brengen, als werkelijke
volkskultuur -- nationaal naar de vorm en socialistisch naar de inhoud -- hetgeen voor onze oogen onder de leiding van Stalin in de Unie van de
Socialistische Sowjet-Republieken wordt verwezenlijkt."
De Belgische partij had vier afgevaardigden gestuurd naar het congres, onder wie Jacquemotte en Jef van Extergem. In een optimistische toespraak
schetste Van Extergem de inspanningen van de KPB, onder meer het voorstel om als autonome organisatie tot de Belgische Werkliedenpartij
(BWP) toe te treden, om te komen tot eenheids- en volksfronten tegen het fascisme. Hij sprak de overtuiging uit dat het communisme in België tot
een massabeweging kon uitgroeien. Vlaamse accenten vielen er in zijn toespraak niet te bespeuren. De partij had inderdaad aanzienlijke
vooruitgang geboekt en het zag er even naar uit dat ze, in navolging van de PCF in Frankrijk, een rol van betekenis kon gaan spelen in de Belgische
politiek. Tegen eind 1936 telde de KPB 8500 leden, een verviervoudiging sinds 1934. Bij de parlementsverkiezingen van mei 1936 sprong zij van
2,8% naar 6%, maar het verschil tussen de Vlaamse kantons (2,3%) en de Waalse (9,4%) bleef erg groot.
In het kader van de volksfrontpolitiek wensten de communisten dus de smalle weg te bewandelen tussen 'nationaal nihilisme' en 'burgerlijk
nationalisme'. Wat dit precies betekende, had Dimitrov niet duidelijk gemaakt, maar de politieke praktijk van de communistische partijen liet op dit
vlak toch een aantal verschuivingen zien. In het Belgisch kader werd het zoeken naar 'nationale vormen van de proletarische klassenstrijd' concreet
vertaald in een nieuw vertoog over het nationaliteitenvraagstuk en in een structurele aanpassing van de partij zelf.
Op het Zesde Partijcongres van de KPB in november 1936 legde partijsecretaris Georges van den Boom een rapport voor onder de titel Voor de
gelijkheid en de autonomie van de volkeren van Vlaanderen en Wallonië in een Vrij België. Daarin spraken de communisten zich uit voor een
Vlaams zelfbestuur maar tegen separatisme. Voor hen was er dus geen Belgische natie, enkel een Vlaamse en een Waalse natie in een Belgische
staat. In de lijn die door Dimitrov was aangegeven, steunden de communisten de 'rechtmatige' Vlaamse eisen als een element in de ideologische
strijd tegen het VNV-fascisme.
Aansluitend bij deze nieuwe visie werd besloten een Vlaamsche Kommunistische Partij (VKP) op te richten. Van een werkelijk federale structuur
in de communistische partij kan men echter niet spreken. Volgens de nieuwe partijstatuten waren de partijorganisaties in Vlaanderen autonoom,
maar maakte de VKP integraal deel uit van de KPB. De VKP voerde de beslissingen van het Congres van de KPB en van haar 'leidende
instanties' uit en "paste ze aan de bijzondere omstandigheden in Vlaanderen aan". De leiding van de VKP oefende haar activiteit uit "onder de
controle van het Centraal Comité van de KPB".
Op 24 januari 1937 hield de VKP haar stichtingscongres in Gent. Als onbetwiste leider van de Vlaamse communisten werd daar Van den Boom
en niet Van Extergem geconsacreerd. Volgens Komintern-afgevaardigde Bereï was de keuze op Van den Boom gevallen wegens zijn
"onomstootbare" overtuiging, spijts zijn "schematisme" en zijn "gebrek aan populariteit in de partij". Van Extergem daarentegen was, aldus Bereï,
wel populair in de partij en was een goed spreker, maar hij was er "niet in geslaagd in de nationale kwestie een definitief standpunt in te nemen".
Van Extergem werd dus op dat vlak gewantrouwd.
In zijn inleidend verslag herhaalde Van den Boom de communistische eis voor Vlaams zelfbeschikkingsrecht in het kader van de Belgische staat. De
volkeren van Vlaanderen en Wallonië moesten één front vormen tegen het Hitler-fascisme. De 'los van Frankrijk'-eis van de Vlaams-nationalisten
(die de communisten voorheen nog hadden gesteund) werd verworpen omdat hij in de kaart speelde van Duitsland. De VKP stelde een federaal
België voor, waarin Vlaanderen en Wallonië elk hun eigen parlement konden kiezen en hun eigen regering aanduiden. Onderwijs, cultuur en
economie zouden door de regio's worden beheerd, terwijl de buitenlandse politiek en de landsverdediging federaal bleven. De federale regering zou
paritair samengesteld worden uit Vlamingen en Walen. Verder werd de vastlegging van een taalgrens gevraagd en moest het Brussels gewest
volledig tweetalig zijn.
Van den Boom riep de Vlaamse socialisten, christen-democraten, liberalen en democratische Vlaams-nationalisten op een Vlaams Volksfront te
vormen. Het meest opvallend in zijn pleidooi was wel het gebruikte vocabularium: "Wij zijn geen volksvreemden," aldus Van den Boom, "alles wat
ons volk is, leeft in ons."
In zijn rapport aan Dimitrov van februari 1937 vermeldde Komintern-afgevaardigde Bereï dat hij had deelgenomen aan de voorbereiding van de
stichting van de VKP. Hij had in het bijzonder "de tendens bij de Vlaamse verantwoordelijken bekritiseerd om de activiteit van de nieuwe partij
meer te concentreren op de strijd tegen de Belgische staat dan tegen het fascisme". Een maand later bevestigde een resolutie van het Secretariaat
van de Komintern dat de belangrijkste taak van de VKP erin bestond het Vlaamse volk te overtuigen van het Duitse gevaar. Om dat gevaar te
keren was de eenheid tussen Vlamingen en Walen onontbeerlijk. D
Jonas De muynck is offline  
Oud 1 december 2002, 13:17   #3
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

Daarom ook vormden de twee andere secretarissen van de KPB (Xavier
Relecom en Julien Lahaut) 'blok' tegen Van den Boom wanneer hij zich te 'nationalistisch' opstelde.
Toch wijzigden de Vlaamse communisten vanaf dan niet enkel hun vocabularium: de Vlaamse Leeuwenvlag kreeg een plaats naast de rode vlag, De
Vlaamse Leeuw werd gezongen na de Internationale en op 11 juli werden landdagen georganiseerd. Meer nog dan in zijn openingstoespraak op
het stichtingscongres van de VKP kwamen in Van den Booms rede op de eerste landdag (Antwerpen, juli 1937) verwijzingen voor naar de
volksontvoogdingsstrijd uit het verleden. In Frankrijk was dat de revolutie van 1789, in Vlaanderen stond vanzelfsprekend de Guldensporenslag
van 1302 centraal.
Die verwijzingen naar de Vlaamse ontvoogdingsstrijd in de Middeleeuwen waren ook expliciet aanwezig in de ideologisch-propagandistische
onderbouw van het Vlaamse vrijwilligersschap in de Spaanse burgeroorlog. Ongeveer 360 Vlamingen vochten daar, omkaderd door de
communisten, in de Internationale Brigaden.
In oktober 1937 kwam in Antwerpen een Vlaamsch Blok voor Zelfbestuur en Demokratie tot stand, dat evenwel slechts een afkooksel was van
wat de communisten met een Vlaams Volksfront hadden beoogd. Behalve de communisten ondertekenden het Federalistisch Volksfront, de
Radicale Partij en de Collectivistische Orde het Memorandum van het Vlaamsch Blok. De twee promotoren ervan waren Van Extergem en Leo
Augusteyns. Augusteyns was voor de Eerste Wereldoorlog liberaal volksvertegenwoordiger geweest; tijdens de oorlog engageerde hij zich in het
activisme en daarna werd hij lid van de Frontpartij. In de jaren 1930 bleef hij steeds een uitgesproken tegenstander van het VNV. Hij bemiddelde
begin 1938 ook om Het Vlaamsche Front, wat in Antwerpen nog restte van de Frontpartij na de stichting van het VNV, bij het Vlaamsch Blok te
betrekken. Het Vlaamsche Front weigerde, het bleef vasthouden aan zijn traditioneel Godsvredestandpunt. Het Vlaamsch Blok stelde in 1938
kandidaten voor bij de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen, maar boekte daarbij slechts een matig succes.
In februari 1937 verscheen het eerste nummer van het nieuwe weekblad van de Vlaamse communisten, de opvolger van De Rode Vaan. Het kreeg
de betekenisvolle titel Het Vlaamsche Volk (1937-1939) mee. Nog een jaar later werd de belangrijkste communistische frontorganisatie, de
Internationale Rode Hulp (IRH), eveneens op een federale leest geschoeid. De IRH kreeg voortaan de naam Belgische Volkshulp, met aan
Vlaamse zijde een Vlaamse Volkshulp. Een Waalse Volkshulp bestond dus niet. Wel werd op 8 januari 1938 in Luik een conferentie
bijeeengeroepen van de Waalse partijorganisaties. Nog in 1931 bestond er geen Waalse kwestie voor de communisten; nu werd vastgesteld dat de
"nationale eisen van het Waalse volk" meer en meer interesse opwekten. "In broederlijke eenheid met het Vlaamse volk" moest een federaal België
totstandkomen, waarin ook aan Wallonië de grootst mogelijke autonomie werd gegeven. De conferentie duidde een Commission Wallonne aan om
de Waalse nationale eisen te bundelen en om contact op te nemen met de Waalse Beweging. Er werd in juni 1938 deelgenomen aan de Waalse
tegenhanger van Diksmuide in Waterloo en in december 1938 was de Commission Wallonne vertegenwoordigd op het Congres van de
Concentration Wallonne. De communisten drongen er vooral aan op een politiek van collectieve veiligheid tegen de dreiging uit Hitler-Duitsland.
Een duidelijke eigen structuur, zoals die er met de VKP aan Vlaamse zijde was, kregen de Waalse communisten evenwel niet. De KPB wenste de
Waalse Beweging trouwens te waarschuwen "tegen de chauvinistische en anti-Vlaamse tendensen die er waren binnengeslopen".



In 1939 zouden de communisten de noodzaak van eenheid tussen Vlamingen en Walen prediken om het gevaar van het VNV te keren. Zij
legden de nadruk op de ideologische verwantschap tussen het VNV en het nationaal-socialisme in Duitsland. (amvc)


Ook aan Vlaamse zijde hadden de communisten het radicaal separatistische vertoog van voor 1935 achter zich gelaten. De verrechtsing van de
V.B. en de dreiging van het nazisme waren daar vanzelfsprekend niet vreemd aan. Zelfs Van Extergem, eens een radicale flamingant en activist,
ontpopte zich als een gematigde Vlaming en een verzoener op federaal vlak. Nog in 1928 schreef hij dat het activisme een strijd was geweest "voor
de bevrijding van het Vlaamsche volk uit de macht van den Belgischen dwingeland"; in februari 1939 zag hij er in Het Vlaamsche Volk "een zware
fout (in) tegen het werkende volk en tegen het socialisme". "Wij werden liever als Vlamingen goede Belgen," bevestigde hij luttele maanden later,
"als dat maar kon helpen de nazi-dreiging af te wenden."
Begin 1938 had de VKP zich "als enige partij in Vlaanderen" verzet tegen de benoeming van Adriaan Martens in de Koninklijke Vlaamse
Academie voor Geneeskunde van België. Martens was een oud-activist en rond zijn benoeming ontstond een heuse communautaire rel die leidde
tot de val van de regering. Aan Vlaamse zijde voerde het VNV een felle campagne en ondertekenden enkele vooraanstaande katholieken en
socialisten het zogenaamde Manifest van Antwerpen. De communisten veroordeelden de katholieke en socialistische interventie omdat ze de
belangen van het VNV diende en het land verdeelde. Op dezelfde manier had de VKP zich eind 1937 reeds verzet tegen een mogelijke amnestie
voor August Borms, Raf Verhulst en Antoon Jacob.
De communisten waren onder impuls van Moskou tussen 1928 en 1934 radicale separatistische nationalisten geweest. Na 1935 evolueerden ze,
opnieuw geïnspireerd door de Komintern-politiek, tot federalisten. In haar structuur en in haar vertoog sloot de KPB zich voor het eerst in haar
bestaan aan bij de Belgische nationale werkelijkheid. Naast de Vlamingen kregen nu ook de Walen voor het eerst aandacht. In de late jaren 1930
wierp de partij zich in het kader van de unitaire strijd tegen nazi-Duitsland meer en meer op als een verzoener in de nationaliteitenkwestie en kreeg
het behoud van de Belgische staat zelfs enig belang.
Toch kan bij al deze, soms subtiele, meanders in het communistische vertoog over de nationaliteitenkwestie een fundamentele vraag worden
gesteld: welk was de werkelijke betekenis van dit nationale feit voor de communistische militant? Had hij of zij nu een Belgische, Vlaamse of
Waalse identiteit? Daaromtrent is er geen wetenschappelijk onderzoek verricht. Alle antwoorden zijn dus slechts hypothetische aanzetten.
Wat met de meeste zekerheid gesteld kan worden, is dat de KPB-leden een 'natieoverstijgende' communistische identiteit wensten te etaleren. Niet
voor niets stond boven de statuten van de KPB: "Belgische Sectie van de Communistische Internationale". De communisten waren ervan overtuigd
dat de opheffing van de kapitalistische uitbuiting iedere sociale en culturele ongelijkheid zou uitbannen. Dit geloof vormde de basis van hun
identificatie. Desalniettemin blijken er in de nationale kwestie bepaalde 'precommunistische' gevoeligheden te overleven en die komen aan de
oppervlakte telkens als een ommezwaai van de Internationale de partij verplicht haar koers bij te sturen. Sommige communisten, vooral uit
Antwerpen, voelden zich emotioneel meer betrokken bij de Vlaamse dimensie. De francofone Brusselaar Jacquemotte, en vele (niet enkel Waalse
of Brusselse) partijleden met hem, erfde een emotionele band met het unitaire België van zijn socialistische familie. De VKP was Vlaams, maar de
KPB bleef in wezen een Franstalige partij. Van bij de stichting in 1921 bleef de Franstalige dominantie in het ledenbestand overdonderend groot: in
1939 telde de partij circa tienduizend leden, maar slechts 1700 onder hen woonden in Vlaanderen. Niet enkel de externe (buitenlandse) contacten
van de KPB verliepen in het Frans, ook de interne teksten waren, een uitzondering niet te na gesproken, in het Frans. De meeste Franstalige
partijleden waren Nederlandsonkundig.
Het internationale communisme heeft in zijn stalinistische vorm geleid tot een gelijkschakeling van de identiteit van de communisten. De nationale
factor in België is in zekere mate een remmend element geweest in deze gelijkschakeling. Wellicht zijn de communisten tijdens het interbellum
precies op het terrein van de 'nationale gevoeligheid' nog het meest kind geweest van hun tijd en hun land.




Een geschiedenis van mislukte ontmoetingen (periode 1945-1995)


De verhouding tussen de radicale linkerzijde en de V.B. werd nauwelijks bestudeerd. De marginaliteit van deze linkerzijde is hier natuurlijk niet
vreemd aan, maar verklaart niet alles. Tenslotte belette deze marginaliteit niet dat andere aspecten van radicaal links wél bestudeerd werden. Veel
heeft te maken met de ambivalente verhouding tussen radicaal links en de V.B., die zorgde voor wisselende aandacht voor en deelname aan acties
van de V.B. Daarom leek het ons interessant deze verhouding als uitgangspunt te nemen voor deze bijdrage.




Communistische vaderlandsliefde ondersteunt unitair België


In de naoorlogse periode hield de Kommunistische Partij (België-KPB) gedurende bijna 10 jaar een duidelijk patriottische koers aan. Deze
onderscheidde zich van de veel scherpere zwenkingen in het interbellum. Conform aan de politieke koers van de Komintern tussen 1928 en 1934
volgde de KPB een lijn van 'klasse tegen klasse'. In Vlaanderen werd in 1932 het 'Vlaamse blok' gevormd onder het motto "Vlaamse arbeiders- en
boerenregering". In de daaropvolgende Volksfrontperiode (vanaf 1936) opteerde men in de strijd tegen het fascisme eerst voor de verdediging van
de Belgische democratie, vervolgens voor het Vlaamse zelfbeschikkingsrecht (1938). De Waalse communisten bleven een Belgische koers
aanhouden maar in Vlaanderen werd De Rode Vaan tussen 1937 en 1939 omgevormd tot Het Vlaamsche Volk. Tijdens de periode vanaf
augustus 1939 (Duits-Sovjetrussisch niet-aanvalspact) tot de invasie van nazi-Duitsland in de USSR in 1941 benaderden de Kommunistische
Partijen in de door Duitsland en Italië bezette gebieden de wereldoorlog als een "interimperialistische oorlog". In het tijdschrift Uylenspiegel, dat de
linkse activist Victor-Jozef Brunclair uitgaf in opdracht van Jef van Extergem, werden de "ploetokratische" Engelse en Franse mogendheden
aangevallen. Terzelfder tijd namen echter heel wat militanten reeds vanaf dan deel aan de embryonale verzetskernen. De KP nam tot nader order in
het conflict een neutrale positie in "omdat de arbeidersklasse geen kamp moet kiezen voor het ene of andere imperialisme". Toen Nazi-Duitsland de
Sovjet-Unie binnenviel, bonden de communistische partijen de strijd tegen de nazi-bezetting aan. Opnieuw werd gekozen voor de strategie van het
volksfront, maar ditmaal versterkt met de patriottische dimensie van nationale bevrijding. Tegenover het fascisme en de Duitse bezetting werd het
vaderland België voorgesteld als de incarnatie van de vrijheid en de grondwet. De verzetsorganisatie waarin de KP een overheersende rol speelde,
het Onafhankelijkheidsfront (OF), ontwikkelde een alliantiepolitiek met veelal Franstalige liberalen en een kleine minderheid christen-democraten
van progressieve signatuur. De akkoorden van Yalta bezegelden de opdeling van Europa in invloedssferen waarbij in West-Europa de
communisten tot regeringen van nationale eenheid toetraden.
Bij zijn terugkeer uit Duitse concentratiekampen in 1945 getuigt Bert van Hoorick van de vaderlandslievende koerswijziging van de KP: "Ik
informeerde naar de Vlaamse Kommunistische Partij. Die is eenvoudigweg afgeschaft. Het geheel van de partij in België moet nu met vaste hand uit
één en hetzelfde centraal orgaan geleid worden." In België namen de communisten deel aan de regeringen van nationale unie, waarin ook
democratische burgerlijke krachten van liberale en christen-democratische strekking aanwezig waren. De KP wierp zich met succes op als politieke
vertegenwoordiger van de weerstand. Haar dominante rol in het OF en de verzwakking van de sociaal-democratie ten gevolge van het debacle van
1940 en de collaboratie-oproep van Hendrik de Man vergemakkelijkten dit. De KP trachtte zoveel mogelijk te steunen op de weerstand om zo
een belangrijker plaats te verwerven in het politieke bestel. Daarom wou men de alliantie met unitaristische en patriottischgezinde bondgenoten niet
hypothekeren met het Vlaamse nationaliteitenvraagstuk. Dit leidde soms tot bijzonder dubbelzinnige ordewoorden: zo droeg de resolutie van het
8ste congres in juni 1946 de titel "Voor de eenheid en onafhankelijkheid van België. Autonomie voor Vlaanderen en Wallonië".
Een verklaring voor deze patriottische koers wordt in de partijgeschiedenis toegeschreven aan het diskrediet van de toenmalige V.B. die met
collaboratie en fascisme werd vereenzelvigd. De internationale politieke conjunctuur voegt hier een andere verklaring aan toe. De
volksfrontstrategie impliceerde immers dat de bestaande instellingen, inclusief de dynastie, moeilijk konden betwist worden. Het duurde trouwens
vrij lang vooraleer de KP tijdens de Koningskwestie een republikeins standpunt innam en de eis van federalisme werd niet in de politieke agitatie
betrokken.
Begin de jaren 1950 kende de KP een massale terugval van haar leden van 100.000 naar 20.000, wat binnen de KP-leiding voor hevige
opschudding zorgde. Wat de oorzaken van deze crisis betreft beperken we ons hier enkel tot een aantal hypotheses. Vooreerst dient erop gewezen
dat naoorlogs succes en terugval van de KP in Vlaanderen minder fel waren. De KP had tijdens de verkiezingen van 1946 vooral stemmenwinst
geboekt in het arrondissement Aalst (15%), terwijl ze in Antwerpen het tweede hoogste percentage behaalde (6%). Sommige KP-kaderleden
wijten de relatief zwakke doorbraak aan het 'patriotardisme' van de partij. Volgens Jef Turf "verloor de partij er één van haar wortels in de volkse
bodem" door. Terzelfder tijd isoleerde de KP zichzelf van een andere in Wallonië belangrijke stroming, het Renardisme. Deze stroming had haar
wortels in de Luikse socialistische metaalvakbond, die reeds op het einde van de jaren 1930 een Waals-federalistische oriëntatie was beginnen
ontwikkelen. De regeringsdeelname van de KP (1944-1947) en de steun voor het herstel van de burgerlijke rechtsstaat enerzijds, het Belgisch
chauvinisme van de KP anderzijds stonden hier haaks op. Deze strategie impliceerde ook het intomen van de sociale spanningen. Hoewel de
sociale spanningen in België minder scherp waren dan in Frankrijk, waar dit tot botsingen met de eigen syndicale achterban leidde, bleef de KP hier
in België eerder afzijdig en namen anarcho-syndicalistische stromingen het voortouw. De Mouvement syndical unifié (MSU) van André Renard had
bovendien een niet onaanzienlijke bijdrage geleverd in het verzet, onder meer door frequente werkstakingen en sabotageacties. Wanneer de
restauratie voltooid was, kon de sociaal-democratie gaandeweg haar hegemonie over de syndicale beweging herstellen. Dit deed ze via de
oprichting van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie. Hierdoor kwamen de radicalere vakbonden BVES, MSU en ASOD in een
minderheidspositie terecht. Tijdens de koude oorlog vanaf het begin van de jaren 1950 legde de KP zich veel meer toe op een strijd tegen de
'vazalisering' van België door het Amerikaans imperialisme.
De snelle achteruitgang van de KP was de katalysator van het congres van Vilvoorde in 1954. Dit congres vond plaats twee jaar voor het
twintigste congres van de KPSU en wordt doorgaans vereenzelvigd met een vroegtijdige destalinisering van de KPB. De vooral Franstalige leiding
met voormannen Jean Terfve en Edgar Lalemand werd immers opzijgeschoven en tegelijkertijd werd afstand genomen van een aantal stellingen en
praktijken. Naast het hernieuwd gebruik van de notie van "Vlaamse volk" verscheen in de politieke woordenschat ook deze van het "Waalse volk".
In de politieke actie veranderde evenwel zeer weinig tot de Leuvense studentenrevolte in 1966 (onderwijs).

De impact van 1960-1961 op de Vlaamse kwestie


Enkele jaren na de staking van 1960-1961 werd in 'Links' een debat gevoerd over het nationaliteitenvraagstuk in België en over de eisen van
democratisch federalisme en antikapitalistische structuurhervormingen. De protagonisten van dit debat waren de redacteur van Links Mark de
Kock, de linkse flamingant Antoon Roosens en François Vercammen, die toen actief was bij de socialistische studenten en later een van de
medeoprichters van de trotskistische RAL (Revolutionaire Arbeiders Liga) zou worden. Het debat volgde op een artikelenreeks van Ernest
Mandel, getiteld "België tussen kapitalisme en socialisme". Op een bijzonder didactische wijze zette hij de evolutie van België uiteen als een land
met twee volkeren en één Franstalige burgerij waarin Wallonië en Vlaanderen op ongelijktijdige wijze geïndustrialiseerd werden. De originaliteit van
Mandels analyse ligt in de verbinding van het nationaliteitenvraagstuk met het sociale vraagstuk of de klassenstrijd. De achterstand van het
socialisme in Vlaanderen verbond hij immers met de socialistische afkerigheid ten aanzien van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, dit zowel om de
alliantie met franskiljonse liberalen voor het algemeen stemrecht te vrijwaren als wegens de voorrang die ze aan de sociale strijd verleenden. Terwijl
de Belgische Werkliedenpartij de succesrijke uitbouw van een katholieke massabasis trachtte te bestrijden met een uitbreiding van sociale
netwerken en coöperaties, slaagden de katholieke arbeiders- en boerenorganisaties erin via culturele en taaleisen een organische verbinding te
behouden met de ontluikende V.B., en dit ondanks het unitarisme van de hoge geestelijkheid en de burgerij. De taalwetten van 1932 hadden
volgens Mandel de culturele onderdrukking grotendeels opgelost (taalwetgeving). Hij zag het politiek evenwicht onvermijdelijk naar Vlaamse kant
overhellen dankzij het demografisch overwicht (demografie). Opnieuw bracht hij het nationaliteitenvraagstuk in relatie met het sociale vraagstuk
door de Brusselse Franstalige holdingburgerij met de Société Générale op kop een grote verantwoordelijkheid te geven in de achterstand van de
naoorlogse Waalse economie.
De discussie in de kolommen van Links bouwde voort op een reeks evoluties die in de loop van de tweede helft van de jaren 1950 waren tot
ontwikkeling gekomen. Vooreerst was er de actieve rol die de tendensbladen Links en La Gauche zelf speelden in de Parti socialiste belge (PSB)
sinds het einde van de jaren 1950. Zij vertolkten het ongenoegen omtrent de opties van de toenmalige Belgische Socialistische Partij-PSB: het
bestrijden van de katholieke invloed via een onderwijshervorming die in een schoolkwestie uitmondde en een alliantie met de liberale partij die tot
immobilisme op sociaal vlak leidde. In deze context wist de socialistische linkerzijde, politiek mede gestuwd door het entrisme van de trotskisten (id
est militeren in de traditionele organisaties van de arbeidersbeweging met behoud van eigen structuren), aan invloed te winnen in de Franstalige
Jeune Garde socialiste en de syndicale linkerzijde. Mandel lag mee aan de basis van het rapport Holdings en economische democratie van het
congres van het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) van 1956 waarin de strategie van structuurhervormingen werd uitgewerkt. De algemene
werkstaking tegen de eenheidswet gedurende de winter van 1960-1961 bracht het land in een prerevolutionaire situatie. Na enkele weken was in
Wallonië de staking algemeen in de openbare en privé-sector, terwijl in Vlaanderen voornamelijk de socialistische centrales van de grootindustrie
en de openbare diensten in de actie betrokken waren. Naast de actieve boycot van het Algemeen Christelijk Vakverbond van Gust Cool stond het
nationale ABVV van Louis Major ook op de rem. In dit relatief machtsvacuüm nam André Renard het initiatief de staking een Waalse leiding te
geven, die de eisen van democratisch federalisme en antikapitalistische structuurhervormingen populariseerde. De staking van 1960-1961 mondde
in Wallonië uit in de oprichting van de Mouvement populaire wallon uit een splitsing binnen de socialistische arbeidersbeweging. Uit deze Waalse
federalistische massabeweging ontstond later het Rassemblement wallon.
Dat het unitaire België voortaan vanuit beide landsdelen werd betwist, had een belangrijke impact op de V.B. Voor de linkerzijde werd het
duidelijk dat een progressieve doorbraak en een maatschappelijke omwenteling ook een institutionele dimensie omvatte. De discussie in de
kolommen van Links liet dit duidelijk zien. Nadat Brussel het toneel was geweest van verschillende Vlaamse marsen voor de vastlegging van de
taalgrens en tegen de Olievlek, organiseerde de Vlaamse Volksbeweging op 10 november 1963 te Antwerpen voor het eerst een nationale
betoging "Voor federalisme, controle der holdings en economische democratie". Niet toevallig juichte Mandel in La Gauche deze betoging toe als
een "draai naar links van de Vlaamse federalisten".
In navolging van Mandels artikel zette De Kock, verantwoordelijke van de Liga van de Rechten van de Mens, in een driedelige reeks in Links
(1964) zijn standpunten uiteen over een strategische heroriëntatie van de socialistische arbeidersbeweging. Teruggrijpend naar de beginselverklaring
van Links stelde hij dat de linkerzijde de sociaal-economische kwestie in de V.B. moest introduceren en aldus vermijden dat de V.B. zich zou
beperken tot taalflamingantisme. De economische achterstand moest verbonden worden met een strijd tegen de overheersing van de economie
door de hogere Franstalige holdingbourgeoisie. Deze stellingname was niet evident voor de linkse tendens in Vlaanderen: "We stonden enerzijds in
Wallonië voor een eis tot federalisme, gevormd door mensen met wie we ons ideologisch nauw verbonden voelden (...) terwijl we in Vlaanderen af
te rekenen hadden met een eis tot federalisme uitgaande van een groep die voor een groot deel aan konservatief-nationalistische motiveringen
beantwoordde." De vlottende houding die daaruit volgde, moest volgens De Kock beëindigd worden. Hij pleitte daarom voor een samenwerking
met Vlaamse progressieven, om samen in de schoot van het Vlaams Aktiekomitee te ijveren voor een verlinksing, tegen een Vlaams front dat zich
beperkte tot minimumeisen op linguïstisch vlak. Naast de contacten met de wallingantische linkerzijde zou het eisen van federalisme en
antikapitalistische structuurhervormingen dit concreet mogelijk maken. De angst voor een minorisering in een autonoom Vlaanderen beantwoordde
De Kock door te wijzen op de groeiende radicalisering van de Vlaamse jeugd -- en dit twee jaar voor de Leuvense kwestie (onderwijs) -- en van
katholieke arbeidersorganisaties zoals de Kristelijke Werknemersbeweging (KWB). De objectieve voorwaarden voor een 'doorbraak' -- het
woord viel toen voor het eerst -- waren dus aanwezig. Enige weken later werden deze stellingen betwist door François Vercammen. Vooreerst
stelde hij dat de strijd tegen de unitaire staatsvorm niet automatisch een anti-kapitalistische strijd was: "Men mag niet over het hoofd zien dat een
gedeelte van ons patronaat nog typisch regionalistisch is en een ander gedeelte in belangrijke mate geïncorporeerd is in het internationaal
monopolisme. (...) Bovendien is er een stijgende inmenging in ons ekonomisch en dus politiek leven van de buitenlandse kapitalisten." Steunende op
de voorbeelden van de Verenigde Staten, Zwitserland, Canada stelde Vercammen dat de bourgeoisie zich zeer goed federalistisch kan opstellen.
Het feit dat ze in België hardnekkig de unitaire staatsvorm verdedigde, was volgens hem te wijten aan de sociale basis die de grote bureaucratische
staatsapparaten haar opleveren en had anderzijds te maken met het desintegrerende effect van de federalistische stroom. Indien de druk te groot
werd, zou de burgerij het federalisme trachten in te kapselen en te beperken tot culturele en politieke aspecten. Enkel het economische federalisme
mét een antikapitalistische inhoud was onverzoenbaar met de belangen van de burgerij. Maar volgens Vercammen was dit federalisme een
onderdeel van de structuurhervormingen in antikapitalistische zin, namelijk "collectivisatie van de sleutelindustrieën, arbeidersbeheer, afschaffen van
de holdings, met andere woorden de sociale revolutie zelf". De 'doorbraak' moest zich bijgevolg naar de arbeiders richten, op basis van een
socialistisch programma.
De polemiek werd echter bijzonder complex gezien De Kock eveneens pleitte voor een combinatie van federalisme met antikapitalistische
structuurhervormingen. Dit laatste was bovendien geen onbelangrijke formulering aangezien men de term van structuurhervomingen ook gebruikte in
de betekenis van een kapitalistische rationalisatie. Waar het juist om ging, werd duidelijk wanneer Vercammen zich uitsprak "tegen een willekeurig
bondgenootschap met mensen wier ideeën misschien op bepaalde punten de onze benaderen doch niet veel meer dan zichzelf vertegenwoordigen".
Erkennend dat "(...) federalisme misschien de Waalse arbeiders wel kan mobiliseren (...), dan blijft het een feit dat het begrip bij de arbeidersklasse
in Vlaanderen een traditionele smet draagt die men absoluut niet moet onderschatten. Het federalisme stoot er arbeiders af, of laat hen op zijn minst
onverschillig." Los van het feit dat hij de toenmalige federalistische overtuiging van de Waalse arbeiders enigszins miskende, werd duidelijk dat
Vercammen vooral vreesde dat federalisme in Vlaanderen het ontluikende klassenbewustzijn zou afremmen. Bijgevolg moet Links zich volgens
Vercammen toeleggen op "een aantal eisen zoals zetelaanpassing, eigen taal in eigen streek, universiteit te Antwerpen", zonder het federalisme te
bekampen maar door uit te leggen dat deze eisen slechts in een socialistisch België zouden opgelost worden. "Arbeiderszelfbeheer in heel België"
betekende volgens hem een socialistische oplossing van de sociale taalbarrière.
Roosens onderschreef (in zijn tribune in Links) de stelling dat de bourgeoisie zich internationaliseerde, maar trok daaruit absoluut niet hetzelfde
besluit. De toenmalige steun van het Vlaams Economisch Verbond aan het decentralisatiebeleid van de regering was volgens hem juist het gevolg
van de bewustwording van de intelligentste kringen van de bourgeoisie die zeer goed begrijpen dat de decentralisatie het beste middel is om de
unitaire structuur in stand te houden zonder enige autonomie te moeten verlenen aan Vlaanderen en Wallonië. De bourgeoisie verdedigde de unitaire
structuur omdat haar politieke macht hiermee verbonden was. In België betekende het federalisme daarom een verlies van politieke macht. Deze
burgerij wist handig in te spelen op de verschillen; ze "kan via de door haar gecontroleerde en/of gekorrumpeerde politieke partijen steeds een
wisselmeerderheid vinden om te beletten dat de druk of de directe actie van de Vlaamse of Waalse massa zou uitmonden in een politieke
overwinning van deze massa in het parlement. De strijd om de eenheidswet en de strijd om de jongste taalwetten zijn twee voorbeelden."
In tegenstelling tot Vercammen bepleitte Roosens echter niet alleen de noodzaak om naast de structuurhervormingen ook van het democratisch
federalisme een specifiek ordewoord te maken, maar stelde hij bovendien dat de eenheid van Vlaamse en Waalse arbeiders niet mogelijk zou zijn:
"De wet van de ongelijkmatige ontwikkeling schept steeds nieuwe divergenties tussen Vlaamse en Waalse gewesten." Dit was in het debat
natuurlijk een nieuw element, dat duidelijk haaks stond op alle voorgaande stellingen van Mandel, De Kock en Vercammen, die de eenheid van
Vlaamse en Waalse arbeiders over de taalgrens heen verdedigden. Het raakte ook aan een meer theoretische discussie waarin objectivistische en
subjectivistische opvattingen over de arbeidersklasse elkaar tegenspreken. Daarbij geldt de sociale eenheid, ook deze binnen de arbeidersklasse,
nooit als een gegeven, maar wordt de concurrentie tussen arbeidskrachten integendeel door de arbeidsmarkt gestructureerd. De wording van een
klasse is een politiek proces, het product van sociale tegenstellingen. Net zomin als sommige categorieën van arbeiders (zoals seizoenarbeiders,
laaggeschoolden, vrouwen of migranten ) spontaan deel uitmaken van de arbeidersklasse is de eenheid tussen Waalse en Vlaamse loontrekkers een
spontaan gegeven.
Gedurende dezelfde periode (1958-1965) bleef de KPB inzake aandacht voor de Vlaamse kwestie en gezamenlijke actie met Vlaamse
progressieven zeer voorzichtig. Onder meer daarom was het vooral de socialistische linkerzijde die een bijdrage leverde tot een vernieuwende visie
op deze problematiek in linkse middens. Het ontluiken van de Mouvement populaire wallon, gedragen door een belangrijk segment van de
arbeidersbeweging, zette de Franstalige vleugel van de nog unitaire KPB echter onder druk. In navolging van de staking van 1960-1961 en de
Marsen op Brussel werd de Waalse eis van federalisme en structuurhervormingen overgenomen. De KP hanteerde vanaf dan peuple Wallon en
"Vlaamse volk" op symmetrische wijze. Voor het overige werden de discussies binnen de KPB toen vooral gepolariseerd door de pro-Chinese
dissidentie van Jacques Grippa, die een deel van de Brusselse federatie achter zich kreeg.
We mogen dus besluiten dat de sociale revolte van 1960-1961 een diepgaande invloed heeft uitgeoefend op de Belgische politieke situatie.
Onrechtstreeks heeft dit conflict ook de V.B. beïnvloed. Het bestaan van een Waalse federalistische eis met wortels in de arbeidersweging heeft de
V.B. naar links doen evolueren en stuurde tegelijkertijd links (via haar radicale vleugel) in de richting van federalisme en Vlaamse ontvoogding. We
hebben kunnen vaststellen dat de toenmalige discussie in Links opties impliceerde waarvan men sporen terugvindt in de latere discussies rond het
Het Sienjaal. Sommige opties veranderden nauwelijks ofschoon de maatschappelijke context wel degelijk evolueerde.

Van 'Leuven Vlaams' naar 'alle macht aan de arbeiders' (van België)


De Leuvense kwestie vormde zowel voor de V.B. als voor de radicale linkerzijde een belangrijk moment. Het protest oversteeg zeer snel de eis
"Walen buiten" en groeide uit tot een revolte tegen het dictaat van Leuven-Frans. De bewuste expansieve verfransingspolitiek werd immers ervaren
als een arrogante aanfluiting van de Vlaamse gevoeligheid bij de studenten en als een kaakslag voor de democratie. Na een eerste protestweek in
januari 1968 kwamen ook elders in Vlaanderen universiteiten en scholen in actie. In heel Vlaanderen was een jeugdradicalisering op gang gekomen
tegen het dictaat van kerk en kapitaal met de democratie als motor. Enerzijds werd de beweging gestuwd door een eis voor inspraak -- gezien de
Leuvense universiteit voor 90% door staatssubsidies werd gefinancierd -- en anderzijds groeide de verzuchting van een democratisering van het
universitair onderwijs. Beide impliceerden het bestrijden van de triptiek Kerk, unitaire Belgische Staat en Kapitaal. Uit dit bewustzijn ontsproot
eveneens een alternatief voor een "fabriek die kaders voor de monopolistische industrie afleverde", namelijk een universiteit "van en voor het volk",
die kinderen van arbeiders- en boerengezinnen de gelegenheid zou geven kritisch maatschappelijk inzicht en kennis te verwerven. Leuven-Frans
moest dus uit Leuven verdwijnen en overgeheveld worden 'naar het hart van Wallonië' in de nabijheid van waar het volk werkte en leefde en dus
niet naar Ottignies. Het studentenverzet hanteerde een steeds duidelijker democratisch federalistisch en antikapitalistisch vertoog. Tijdens de
januarirevolte van 1968 werden gaandeweg ook contacten gelegd met de mijnwerkers van de Limburgse mijnen en met de arbeiders van Herstal
en Cockerill te Luik. Langs Franstalige kant reageerde een groep Luikse intellectuelen positief op de eis de universiteit over te hevelen naar 'het hart
van Wallonië'. Banden met Waalse federalistische middens werden gelegd en Franstalige studenten van de Université libre de Bruxelles kwamen
hun solidariteit uiten met de democratische eisen en de strijd tegen de repressie.
Het is niet overdreven te stellen dat toen een nieuwe politieke generatie het licht zag. Deze generatie vertoonde een zekere sociale en ideologische
homogeniteit. Het merendeel van de studentenleiders in Leuven was afkomstig uit de katholieke zuil en had ouders die actief waren in de
Boerenbond, de Kristelijke Werknemersbeweging en de Christelijke Volkspartij. De meesten waren flamingant en revolteerden tegen de autoritaire
kerkelijke structuren, het episcopaat, dat verstrengeld was met het Hof, en tegen de franskiljonse bourgeoisie. De protestbeweging van 1966 had
een eerste politieke ervaring opgeleverd, maar was toen onvoldoende krachtig om de eis voor overheveling hard te maken. Twee jaar later deed
het onbegrip van de kerkelijke macht haar op een veel diepgaander en breder protest botsen.
Hoe waren ondertussen de contacten verlopen tussen deze democratische en flamingantische jeugdradicalisering en de toenmalige radicale
linkerzijde? Deze linkerzijde bestond toen uit drie componenten: Links, de KPB en de rotskistische stroming. Deze laatste had zich in 1964 op het
Onverenigbaarheidscongres van de Parti socialiste belge laten uitsluiten. Het blad Links had gekozen om in de sociaal-democratie te blijven, maar
kon om sociologische redenen geen referentie zijn voor een jonge generatie afkomstig uit de "katholieke kerkprovincie" van Vlaanderen. Bovendien
had zij haar jongste militanten verloren aan de trotskistische afsplitsing, die toen enigszins versnipperd was. In 1965 werd de Socialistische
Beweging Vlaanderen (SBV) opgericht in een confederaal verband met de Parti wallon des Travailleurs (PWT) en de Union de la Gauche
socialiste (UGS) te Brussel. Deze stroming had een bruuske politieke draai naar het federalisme genomen. De editorialen van de Socialistische
Stem, het weekblad van de SBV, lieten in mei-juni 1966 een radicaal flamingant pro-federalistisch en antiklerikaal standpunt zien dat schril afstak
tegen het standpunt van Vercammen in 1964. Het trotskisme had eveneens weinig wortels in Vlaanderen en wist niet goed hoe deze revolte precies
te benaderen. Bovendien genoot ze met haar steun voor de verkiezingskandidatuur van de 95-jarige Camille Huysmans een weinig jeugdig profiel.
De KPB ondernam via haar gloednieuw, het in 1966 gestichte theoretische Vlaams Marxistisch Tijdschrift (VMT) en via het Frans
Masereelfonds verschillende pogingen om een brug te slaan naar de jeugdrevolte. Niet alleen hadden Jef Turf en Jan Debrouwere in 1966 en 1967
verscheidene artikels gepubliceerd over de relatie tussen de arbeidersbeweging en de Vlaamse kwestie, ook gaven zij de studentenleider Paul
Goossens een tribune. Ondanks het besef dat de arbeidersbeweging moeilijk uit de politieke impasse kon geraken indien zij zich niet wist te
verenigen met de progressieve intellectuelen en de groeiende jeugdrevolte in katholieke middens, zou de KPB er evenmin in slagen een fusie met de
opkomende politieke generatie tot stand te brengen. In juni 1968 trachtte Turf in het VMT nog de studentenorganisatie Verbond van Vlaamse
Studenten te overtuigen haar gauchisme en anti-syndicalisme achterwege te laten, maar toen hadden de gebeurtenissen van de Praagse lente en mei
1968 in Frankrijk zich reeds voltrokken. In het ene geval hadden de sovjettanks een democratische opstand verpletterd, in het andere geval
ondersteunden de Parti communiste français en de CGT de Grenelle-akkoorden met Charles de Gaulle en werden de 10 miljoen stakende
arbeiders aangezet tot werkhervatting.



In de jaren 1970 zouden jonge links-radicale flaminganten zich groeperen in de Werkgroep Arbeid (Vlaamse Socialistische Beweging),
een uitloper van het studentenprotest en de maatschappijkritiek van de jaren 1960. (advn)


De Groep van Leuven evolueerde dan ook steeds meer in maoïstische richting, waarbij in een eerste fase het antikapitalistisch flamingantisme en het
'tiersmondisme' belangrijke vectoren bleven. Vele studentenleiders van Leuven werden kaders van AMADA (Alle Macht aan de Arbeiders), later
de Partij van de Arbeid van België (PVDA). In tegenstelling tot wat het unitarisme van de latere PVDA laat vermoeden, waren de eerste groepen
van 'studentenmacht', 'arbeidersmacht' en 'mijnwerkersmacht' absoluut niet gekant tegen Vlaamse eisen. Hoe en waarom evolueerden zij van
radicaal-linkse flaminganten tot marxistisch-leninistische belgicisten? Een antwoord op deze vraag is tweevoudig. De oplaaiende en dikwijls
extrasyndicale arbeidersstrijd in het noorden en zuiden van België gaf aan de strategische optie van 'omverwerping van de burgerlijke staat' een
tastbaar karakter. In Limburg ontwikkelde de mijnwerkersrevolte van Zwartberg zich in anti-bureaucratische richting. De acties en de
stakingsleiders stonden niet afkerig tegenover een flamingantische ondertoon, maar democratische eisen kwamen in de verdringing. In eerste
instantie was de eis voor een democratisch federalisme niet operationeel, maar daarna werd hij zelfs een onderdeel van een verdeelstrategie.
Paradoxaal was natuurlijk dat een politieke generatie in haar radicalisering brak met wat haar oorspronkelijk tot actie aanzette.
Jonas De muynck is offline  
Oud 1 december 2002, 13:18   #4
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

Het Egmontpact en de aankondiging van "Het Sienjaal"


Hoe evolueerde deze bewustwording over het strategisch karakter van het nationaliteitenvraagstuk in de tien daaropvolgende jaren? De
gebeurtenissen tijdens de Egmontcrisis zijn een goede graadmeter voor de evolutie van radicaal-links terzake. Na jaren van toenemende politieke
polarisatie -- mede versterkt door de electorale groei van de Volksunie, het Front démocratique des Francophones en het Rassemblement wallon
-- ondernam het establishment een eerste poging om deze splijtzwam te neutraliseren. Het Egmont-Stuyvenberg-akkoord legde de basis voor een
asymmetrische federalisering van België (Gemeenschapspact). De loskoppeling van de persoons- en cultuurgebonden materies van de
'grondsgebonden' (eigenlijk economische) aangelegenheden maakte de vorming van specifieke gewestraden en gemeenschapsraden mogelijk, wat
een Vlaams en Waals staatsvormingsproces onmogelijk maakte. Begin 1978 werd het initiatief genomen tot de oprichting van een Komitee voor
een Demokratisch Federalisme (KDF). Dit trachtte naast het rechts nationalistisch Anti-Egmontkomitee een progressieve frontvorming tot stand te
brengen. Het uitgangspunt was zowel de "volstrekt ondemocratische wijze" waarop het akkoord totstandkwam als "het feit dat de voorgestelde
gewestvorming geenszins leidt naar een verdere democratisering van de gehele samenleving". In de oproep verwierp men onder meer het
Egmontpact "omdat het geen democratisch federalisme met twee inhoudt en omdat het niet kan leiden tot waarachtig politiek en economisch
zelfbestuur van het volk". Zonder zich aan te sluiten bij een eenzijdig taalgericht en eng cultureel verzet beklemtoonden de initiatiefnemers vooral hun
wil een band te leggen tussen de staatshervorming, de culturele ontvoogding en de sociale strijd. Als alternatief stelden de initiatiefnemers van het
KDF een werkelijk democratische staatshervorming voor, waarbij culturele en sociale ontvoogding samen met zelfbeheer verwezenlijkt zouden
worden. Ze kantten zich evenzeer tegen "de machtshonger van Vlaamse elites die tot elk compromis met de oudere economische en financiële
oligarchieën bereid waren". Met betrekking tot de kwestie Brussel stelde men: "De eigen problemen van deze grote agglomeratie waarin
verschillende nationaliteiten samenwonen kan slechts een duurzame en sociaal verantwoorde oplossing vinden indien men uitgaat van de
fundamentele erkenning van het bestaan van twee volkeren in België en van de verplichtingen van de hoofdstad hiertegenover en indien men gelijke
sociale, politieke en culturele rechten toekent aan alle bevolkingsgroepen in deze agglomeratie. Het toekennen van privilegies aan Franstalige
villabewoners in Vlaanderen staat in schrille tegenstelling tot het verwaarlozen van de buitenlandse arbeiders in de hoofdstad."
Het KDF werd gedragen door een breed links en democratisch front met militanten en kopstukken van de Revolutionaire Arbeiders Liga-RAL
(Eric Corijn, Bob Spaenhoven, Alain Meynen), het Frans Masereelfonds (toen voorgezeten door Antoon Roosens), de KP (Roel Jacobs, Edwin
de Schepper, Jef Turf, Jan Debrouwere), Brusselse kringen van de Socialistische Partij, linkse flaminganten (Roger Bourgeois, Jan Olsen),
progressieve christenen van het Algemeen Christelijk Vakverbond en de Kristelijke Werknemersbeweging (KWB) (onder anderen Jef Ulburgs,
Guy Tissen, Toon Mondelaers, Reej Masschelein, Omer Mommaerts), kunstenaars en intellectuelen (Daniël Robberechts, Herman Deconinck,
Jaap Kruithof). De maoïstische AMADA (Alle Macht aan de Arbeiders) nam niet deel aan het politiek front. Dit laatste was niet zozeer een uiting
van sectarisme dan wel van een veranderende opstelling terzake. Vanuit geografisch oogpunt had het KDF haar zwaartepunt in het Brusselse en in
de Brusselse Rand, maar een breed vertakt netwerk in Leuven, Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen illustreerde dat er zich een kleine maar
reële bundeling van krachten had voorgedaan. Vooral binnen de christelijke arbeidersbeweging had zich een radicalisering voorgedaan. Het
onvoltooid en het ondemocratisch pact dat met de steun van de top van het Algemeen Christelijk Werk(nem)ersverbond totstandkwam, werd de
aanleiding voor een duidelijk ideologische afbakening ten voordele van een culturele ontvoogding, die in combinatie met een sociale strijd diende uit
te monden in een democratisch arbeiderszelfbestuur. Ondanks een brede weerklank zou het KDF een zeer kort leven beschoren zijn. Tijdens een
protestactie tegen het Egmontpact te Dilbeek in maart 1978 werden de KDF deelnemers door de Vlaamse Militanten Orde en Voorpost manu
militari geweerd. Terwijl de militanten ook nog volop actief waren in andere syndicale, feministische en ecologische actiefronten, slaagde het KDF
er niet in wortel te schieten op haar eigen actieterrein. Het Vlaams Blok stelde haar machtspositie desnoods met fysiek geweld veilig. Bijgevolg
verdween reeds vrij snel de initiële dynamiek uit het KDF.
In 1984 werden opnieuw Vlaamse en Franstalige vleugels binnen de KP opgericht met een belangrijke autonomie. Dit werd in Vlaanderen onder
impuls van de eurocommunistische stroming bereikt. Ze ondernam een aantal acties zoals een bloemenhulde in mei 1985 aan de Pax-poort in
Diksmuide, waar ze verjaagd werd door Voorpost. In de jaren 1980 nam de Franstalige KP een wallingantische bocht en riep zij op om voor José
Happart te stemmen in het kader van een "anti-monopolistisch front". Vanaf deze periode werd in de KP-literatuur de notie 'Vlaamse
gemeenschap' gehanteerd als entiteit waarvoor autonomie diende nagestreefd te worden. De klassieke eisen van federalisering van België en
Vlaams pluralisme werden aangevuld met de eis van "controle vanwege de Vlaamse gemeenschap op de bestedingen van openbare gelden teneinde
een doeltreffende strijd te voeren tegen de werkloosheid en de verarming; een Vlaams milieubeleid; het opruimen, in wederzijdse dialoog, van alle
sociale en menselijke gevolgen van de repressie en van de naweeën van de oorlog; de actieve verdediging en ontwikkeling van onze eigen Vlaamse
cultuur in haar Europese omgeving, open voor andere culturen maar afwijzend tegen elk vreemd cultureel imperialisme". Dit politiek
actieprogramma van de Vlaamse KP kon vanuit flamingantisch perspectief aangezien worden als een expliciet linkse variant van de eigen agenda.
Via het aanknopen met het linkse verleden van het activisme en met Jef van Extergem trachtte de KP aldus opnieuw banden te smeden met de
V.B. Deze had de ontwikkeling van een linkse stroming gekend waarmee de KP sinds enige tijd samenwerkte. Deze stroming ontstond in de
schoot van De Witte Kaproenen. In 1969 hadden ze het collectief essay Kolonialisme in Vlaanderen gepubliceerd. Vanuit een kritiek op het
kapitalisme, onder meer op het vlak van de territoriale of ruimtelijke onderwerping van volkeren, naties en sociale groepen werd een lans gebroken
voor een Vlaamse socialistische zelfbestuurde republiek. Vlaanderen was een semi-kolonie van de Brusselse franskiljonse bourgeoisie en het
multinationaal kapitaal, kende zelf geen burgerij en "de strijd voor de nationale vrijheid moet één worden met de strijd voor het democratisch
socialisme". Samen met anderen (Het Pennoen) hebben De Witte Kaproenen de bedding gegraven van een kleine maar nog steeds bestaande
progressieve flamingantische stroming, waarvan leden als Joost van Dommele, Christian Dutoit, Bourgeois vandaag terug te vinden zijn in de
redactie van het tijdschrift Meervoud.



Het Pennoen probeerde in de jaren 1970 Vlaams-nationalisme met een linkse politieke stellingname te verzoenen. Het kloeg de
laakmoedigheid aan die in Vlaams-nationalistische middens tegenover uiterst-rechtse uitingen bestond. (amvc)


Terwijl andere stromingen binnen radicaal-links zich gedurende de jaren 1980 eerder afgekeerd hebben van de Vlaamse kwestie, oriënteerde de
KP zich duidelijk in een Vlaamse richting.
Hoe kunnen we deze KP-evolutie verklaren? De wijzigingen in de houding ten aanzien van de Vlaamse kwestie dienen geplaatst te worden tegen
de achtergrond van de internationale ontwikkelingen binnen het communisme zelf. Tot 1934 gold in de Komintern de politieke lijn van "klasse tegen
klasse" en werd de sociaal-democratie als belangrijkste hindernis voor de socialistische revolutie aangezien. De nazi-terreur kreeg echter de
overhand en van een massale toevloed van de arbeiders naar de KP was geen sprake. De consolidatie van nazi-Duitsland vormde zowel een
bedreiging voor de Sovjet-Unie als voor de Europese mogendheden en zette Stalin ertoe aan via een alliantiepolitiek de communistische partijen uit
het isolement te halen. Vanaf 1935 werd de Volksfrontpolitiek uitgewerkt om een dam op te werpen tegen het oprukkende fascisme. De
consolidatie van deze alliantie ter bescherming van de burgerlijke democratie diende voorrang te krijgen op de klassenstrijd. De strategie werd
echter niet louter vanuit democratische overwegingen maar ook vanuit sociaal-economisch oogpunt gelegitimeerd. De noodzaak om de strijd tegen
de monopolies en de holdings aan te binden, impliceerde ook dat bepaalde economische sectoren, gericht op consumptie, potentiële bondgenoten
waren. Deze heroriëntatie en de bijbehorende alliantie werd geschraagd door een toenemende identificatie met de natie. In deze optiek werden de
staat en de natie instrumenten van strijd tegen de monopolies. De natie diende als het ware bevrijd te worden van de monopolies en de
prerogatieven, die in handen van de holdings terecht waren gekomen, dienden terug opgenomen te worden in de natie. De 'natie' moest opnieuw
"beschikking hebben over het geld dat eruit wordt gezogen".
De groeiende identificatie met de eigen natie werd in de hand gewerkt door de theorie van het socialisme in één land dat dus het socialisme van de
natie werd. In dit opzicht kreeg het internationalisme de betekenis van één natie die een andere te hulp komt. De communistische wereldbeweging
verbrokkelde hierdoor. Het geleidelijk weggroeien van het 'tweede vaderland' en een multicentrisme was er het gevolg van. Het eurocommunisme
was een uitloper van deze ontwikkelingen. Deze stroming nam immers het meeste afstand tegenover de KPSU, getuige hiervan de evolutie van de
Italiaanse en Spaanse communistische partijen. In België stelde dergelijke evolutie natuurlijk een zwaar probleem. Met welke natie diende men zich
hier te identificeren? Naarmate het nationaliteitenvraagstuk haar plaats opeiste in het naoorlogse België, ontwikkelde de KP, onder impuls van
kaders als Debrouwere en Turf, een pro-Vlaamse opstelling. Later zou de eurocommunistische stroming, ondanks de vroegtijdige destalinisering
van de KP tijdens het congres van Vilvoorde, vleugellam gemaakt worden door een meer stalinistische stroming die vooral bij Antwerpse arbeiders
een basis vond. Deze orthodoxe stroming hanteerde een andere analyse en gaf voorrang aan de toen opflakkerende sociale strijd (vrijdagstakingen
in 1977 en opeenvolgende stakingsgolven in de openbare diensten tussen 1983 en 1986). We vinden deze opstelling terug bij de PVDA. Deze
maostalinistische stroming was voorstander van een "unitair en ondeelbare republiek waar alle demokratische rechten van Nederlandstaligen,
Franstaligen, Duitstaligen en van de bevolkingen van buitenlandse afkomst volop gegarandeerd zijn". Zich tegen elke vorm van federalisme kantend
verdedigde de PVDA "het multinationale België als unitaire staat, als school van internationalisme waar werkers met verschillende talen hun
gemeenschappelijke klassenbelangen bepalen tegen hun gemeenschappelijke uitbuiters".
Ondertussen ondernam de RAL een koerswijziging naar de fabrieksarbeiders toe én een politieke herprofilering. Herdoopt tot Socialistische
Arbeiderspartij-SAP (1982-1984) profileerde ze zich tot 1988 in verkiezingen als 'écht socialistische' partij en hoopte aldus de politieke
uitdrukking te worden van een radicalisering van de syndicale sociaal-democratische achterban. Ofschoon ze haar vroegere analyses van het
nationaliteitenvraagstuk behielden, werd dit aspect niet meer in de politieke agitatie opgenomen. De 'communautaire kwestie' fungeerde als
bliksemafleider voor de sociale spanningen van 1983-1986 en leidde uiteindelijk in 1987 tot een regeringswissel van rooms-blauwe naar
rooms-rode coalitie. Onder deze coalitie ebden de spanningen tussen de Christelijke Volkspartij en de christelijke arbeidersorganisaties weg,
terwijl de regeringsdeelname van de Socialistische Partij (SP)/Parti socialiste geen electorale verschuiving naar links maar wel naar uiterst-rechts tot
gevolg had (rechts-radicalisme). Ondanks fundamentele verschillen op politiek vlak stelde de SAP zich inzake het nationaliteitenvraagstuk niet
fundamenteel anders op dan de Partij van de Arbeid (ex-AMADA). Georganiseerd op Belgisch niveau werd de eenheid van alle werkers
benadrukt als internationalistisch antwoord op het toenemende racisme en de communautaire centrifugale dynamiek. Einde de jaren 1980 bracht
onder andere het Regenboog-experiment, ontstaan toen Ulburghs van de Europese SP-lijsten werd geweerd, de SAP terug in contact met de KP,
linkse christenen en radicale groenen. Ten aanzien van de derde fase in de staatshervorming werd opnieuw een radicaal democratische kritiek geuit.
Deze kloeg het centralistisch keurslijf ervan aan, onder meer op het vlak van de financieringswet van de gemeenschappen en het onvolmaakte
karakter van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Door het mislukken van deze experimenten om het spectrum links van SP en AGALEV te
herschikken, belandden SAP en KP uiteindelijk in een marginale positie.




Epiloog: in de schaduw van "Het Sienjaal"


Het project Maurits Coppieters-Norbert de Batselier mondde in 1996 uit in de publicatie van een collectief boek, Het Sienjaal genaamd, dat een
politieke vernieuwing in Vlaanderen betrachtte. De aanzet van het project was, na de politieke aardbeving van 24 november 1991, een 'Beieren
aan de Noordzee' te vermijden. De recente staatshervorming had Vlaanderen een autonomie toegekend, waarbij de vorming van een nieuw Vlaams
Parlement en een Vlaamse Executieve een duurzame centrumrechtse machtswissel mogelijk maakte. Als antwoord hierop streefde Het Sienjaal
een samenwerking van de Socialistische Partij (SP), het Algemeen Belgisch Vakverbond, AGALEV, het Algemeen Christelijk
Werk(nem)ersverbond en de Volksunie na. Met het uitblijven van de electorale verruiming van de Vlaamse Liberalen en Democraten en het
behoud van de SP tijdens de verkiezingen in 1995 verdween de objectieve bestaansreden van het project. De redactieraad van Het Sienjaal
bestond onder anderen uit een reeks intellectuelen met eurocommunistisch verleden (Koen Raes, Ludo Abicht) met eenzelfde opstelling als
Coppieters inzake de Vlaamse kwestie. Dit uitte zich in een federalistische opstelling binnen een gedemocratiseerd België (federalisme). Deze
gematigde opstelling werd bekritiseerd vanuit een links-flamingantische hoek en meer bepaald door het tijdschrift Meervoud. De protagonisten van
deze kritiek zijn geen politieke nieuwkomers: Antoon Roosens, Jef Turf, Geert Orbie, Joost van Dommele... Kortom, we vinden hier de bundeling
van de vroegere Werkgroep Arbeid en De Witte Kaproenen met bepaalde eurocommunisten zoals Turf. Hun kritiek op Het Sienjaal verduidelijkt
welke strategische opstelling zij wel ondersteunen. De keuze voor een onafhankelijkheid van Vlaanderen wordt noodzakelijk geacht om de
bestaande klassen- en culturele verhoudingen binnen de Belgische staat te veranderen. Daarenboven verwijt men Het Sienjaal de kritiekloze
aanvaarding van de Europese eenmaking en het verdrag van maastricht. Tegen de mondialisering en de overheersing van multinationals via de
Europese constructie dient de natie als belangrijkste tegenmacht aangezien te worden. Deze natie is niet de Belgische staat maar de Vlaamse
gemeenschap waarvan de zelfstandigheid tot vandaag gefnuikt wordt door een ondemocratische staatshervorming en Europese eenmaking. In deze
opvatting worden de sociale tegenstellingen binnen het Vlaamse volk totaal ontkend en verdwijnt de Vlaamse burgerij en haar inschakeling in het
multinationaal kapitaal uit de analyse. Roosens van zijn kant vervoegt de stelling van De Witte kaproenen van 1969: een Vlaamse burgerij bestaat
niet. Daarnaast wordt de natie of het volk ook niet meer als heterogeen en evoluerend fenomeen aanzien: "Het nationalisme (...) wordt een
progressieve kracht, indien de politieke leiding binnen de natie in handen komt van een nieuwe hegemonische klasse, die het nationalisme
uitdrukkelijk in perspectief stelt van de herovering van de hefbomen van de economische macht uit de handen van de ondemocratische en vreemde
supranationale technocratieën, ten einde binnen de natie een vreedzame en demokratische samenleving te herstellen waarin werk en welvaart wordt
geboden aan de brede bevolkingslagen." Onder "hegemoniale klasse" verstaat hij niet de klasse van loontrekkers, maar 'het volk', de natie zelve.
De vraag naar de invulling van deze natie is bijgevolg niet overbodig wil men de juiste draagwijdte van deze opstelling begrijpen. Volgens Roosens
kan enkel een culturele eenheid de natie de nodige coherentie geven, die het mogelijk maakt "het algemeen belang na te streven"; het nationalisme
"levert een gevoel van verbondenheid tussen mensen die met eenzelfde taal en cultuur samenleven op eenzelfde grondgebied". In deze opvatting
bestaan er geen dominante en gedomineerde naties meer, alle naties zouden vandaag onderdrukt worden door het 'multinationaal kapitalisme'. Het
feit dat de interkapitalistische concurrentie zowel de loontrekkenden als de staten of regio's in een dynamiek van sociale dumping betrekt, wordt
duidelijk genegeerd. Het gebruik van de communautaire kwestie als breekijzer voor de ontmanteling van de verzorgingsstaat, die uitgebouwd werd
op Belgisch niveau, is vandaag immers duidelijk aanwijsbaar. Zolang er geen uitbouw plaatsgrijpt van een sociaal Europa, zal een streven naar
zelfstandigheid overheerst worden door een neoliberale logica, zelfs indien "splitsen gezond zou wezen" (dixit Turf). Hieruit blijkt dat ook deze
linkse nationalistische stroming nog geen afstand heeft genomen van een etnicistische begripsvorming van de 'natie'. Pas indien zij deze inruilt voor
een benadering die zich laat inspireren door de Franse revolutie -- waarbij de natie als politiek en sociaal contract ook ruimte laat voor een cultureel
pluralisme -- zal zij in staat zijn het racisme en het etnocentrisme van uiterst rechts te bestrijden.



Literatuur:


A. Mommen, De Belgische Werkliedenpartij. Ontstaan en ontwikkeling van het reformistisch socialisme, 1980;
J. Moulaert, De vervloekte staat. Anarchisme in Frankrijk, Nederland en België 1890-1914, 1981;
id., Rood en zwart. De anarchistische beweging in België, 1880-1914, 1995;
G. Deneckere, Sire, het volk mort. Sociaal protest in België 1831-1918, 1997.
Vlamingen in strijd voor de vrijheid, 1937;
G. van den Boom, Voor een vrij volk in een vrij Vlaanderen. Verslag uitgebracht op het stichtingscongres van de V.K.P. te Gent, 1937;
G. van den Boom, Vlaanderen marcheert! Onze eerste landdag, z.j. (1937);
Memorandum van het Vlaamsche Blok voor Zelfbestuur en Demokratie, zj. (1938);
G. Dimitroff, De eenheid van de arbeidersklasse in de strijd tegen het fascisme, 1936;
'La fondation du Parti Communiste de Belgique. Documents présentés et commentés par Claude Renard', in Cahiers Marxistes (1971);
L. Reyntjens, 'De eerste kommunistische groepen in België en hun fuzie tot de kommunistische eenheidspartij', in Vlaams Marxistisch Tijdschrift,
jg. 6 (december 1971);
M. Sertyn, 'Avondlandstemming bij de jonge avant-garde in Vlaanderen na 1918: de inspiratiebron voor purito-flaminganten en marginale
wereldverbeteraars', in BTNG, jg. 5, nr. 3-4 (1974), p. 547-580;
H. van Velthoven, 'Onenigheid in de Belgische Werkliedenpartij: de Vlaamse kwestie wordt een vrije kwestie (1894-1914)', in BTNG, jg. 5, nr.
1-2 (1974), p. 123-165;
Thèses, manifestes et résolutions adoptés par les 1e, 2e, 3e et 4e Congrès de l'Internationale Communiste (1919-1923), 1975;
R. van Doorslaer, De Kommunistische Partij van België en het Sovjet-Duits niet-aanvalspact (1939-1941), 1975;
'Dossier Jef Van Extergem', in Vlaams Marxistisch Tijdschrift, jg. 10, nr. 1 (1976), p. 7-87;
M. Sertyn, 'Het socialistisch aktivisme tijdens de Eerste Wereldoorlog', in BTNG, jg. 7, nr. 1-2 (1976), p. 169-195;
B. Reimeringer, 'Un communisme régionaliste? Le communisme alsacien', in C. Gras en G. Livet (red.), Régions et régionalisme en France du
XVIII siècle �* nos jours, 1977, p. 361-392;
N. de Beule, Het Belgisch Trotskisme. De geschiedenis van een groep oppositionele kommunisten, 1925-1940, 1980;
C. Dutoit, Jef Van Extergem en de Vlaamse Beweging, 1983;
J. Gotovitch, Du Rouge au Tricolore. Parti Communiste et résistance, 1992;
J.-W. Stutje, 'Paul de Groot in Antwerpen. De jeugdscharen van een oproerkraaier, 1900-1923', in BEG, jg. 1, nr. 1 (1996), p. 105-140;
J. Gotovitch en R. van Doorslaer, 'Les communistes et la question nationale, 1921-1945', in BEG, nr. 3 (november 1997), p. 257-276.
Witte Kaproenen, De Januari-Revolte te Leuven, 1968;
Witte Kaproenen, Het Kolonialisme in Vlaanderen, 1969;
G. Madjarian, Conflits, Pouvoirs et société �* la Libération, 1979;
B. van Hoorick, In tegenstroom, 1979;
25 jaar Links, Vooruitlopend op het Vlaams Nationalisme, 1980;
A. Roosens, De Vlaamse Kwestie. "Pamflet" over een onbegrepen probleem, 1981;
J. Turf, Kanttekeningen bij een bewogen geschiedenis, 1982;
K. Merckx en L. Martens, Dit was Mei '68, 1978, 19882;
J. Gotovitch, Le Parti Communiste Belge pendant la guerre, 1994;
E. Witte, J. Craeybeckx en A. Meynen, Politieke Geschiedenis van België, 1997;
J. Turf, 'Rode klaprozen in Vlaamse grond', in De Rode vaan (11/07/85);
A. Roosens, 'Federalsime en arbeidersbeweging', in Links (04/07/64);
Dagboek van de januari-revolte te Leuven, 1968;
Paul Goossens, 'De leuvense revolte, een katalysator voor de demokratische praxis in Vlaanderen en Wallonië', in Vlaams Marxistisch
Tijdschrift, jg. 1 (september 1966), p. 13;
F. Vercammen, 'Federalisme?' in Links (27/06/64);
E. Mandel, 'België tussen kapitalisme en socialisme', in Links (04/04/64);
J. Turf, 'Splitsen is gezond', in Meervoud (augustus 1966);
J. Debrouwere, 'Over arbeidersbeweging en Vlaamsgezindheid', in Vlaams Marxistisch Tijdschrift, jg. 12, nr. 3, (1978);
W. Courteaux, 'Reacties op het Sienjaal', in Meervoud (augustus 1996);
L. Martens, 'De Nefaste weg vn het federalisme', in Solidair, (13 mei 1998).


Auteur(s):


Luc Vandeweyer;Rudi van Doorslaer;Stephen Bouquin
Jonas De muynck is offline  
Oud 27 mei 2003, 17:23   #5
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

Tacitus, plaats hier uw bericht over de PVDA en de Vlaamse kwestie...
Jonas De muynck is offline  
Oud 27 mei 2003, 18:56   #6
GC
Minister-President
 
GC's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 16 juni 2002
Berichten: 4.609
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Jonas De muynck
Tacitus, plaats hier uw bericht over de PVDA en de Vlaamse kwestie...
Ligt het aan mij of is die tekst die Tacitus plaatste over de PVDA hier verdwenen? Zoja, kan ik me daar alleszins niet mee akkoord verklaren. Waarom een tekst van een linkse partij censureren?
__________________
Linkse Socialistische Partij
GC is offline  
Oud 27 mei 2003, 19:35   #7
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

Helemaal niet censureren! Er zijn echter al genoeg threads over dat onderwerp van de verhouding tussen links en de Vlaamse beweging dus vraag ik om ze in één thread te steken in plaats van in 10 verschillende.

Daarom dus de vraag om de tekst in deze thread te steken.

Waarom zou ik nu willen censureren?
Jonas De muynck is offline  
Oud 27 mei 2003, 19:39   #8
Dimitri
Perm. Vertegenwoordiger VN
 
Geregistreerd: 5 november 2002
Berichten: 12.386
Standaard

Jonas, nu je er weer over begint, wij hebben hierover ergens nog een discussie openstaan...
Dimitri is offline  
Oud 27 mei 2003, 20:00   #9
GC
Minister-President
 
GC's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 16 juni 2002
Berichten: 4.609
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Jonas De muynck
Helemaal niet censureren! Er zijn echter al genoeg threads over dat onderwerp van de verhouding tussen links en de Vlaamse beweging dus vraag ik om ze in één thread te steken in plaats van in 10 verschillende.

Daarom dus de vraag om de tekst in deze thread te steken.

Waarom zou ik nu willen censureren?
Het was maar een vraag hé. Ik dacht een PVDA-tekst gezien te hebben die hier gepost werd door Tacitus. Vergis ik me en was die thread niet op dit onderdeel van het forum geplaatst? Dat was mijn enige vraagje
__________________
Linkse Socialistische Partij
GC is offline  
Oud 27 mei 2003, 22:17   #10
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

Aah, ik dacht al dat je mij van stalinistische praktijken aan het beschuldigen was...
Jonas De muynck is offline  
Oud 27 mei 2003, 22:18   #11
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

Citaat:
Jonas, nu je er weer over begint, wij hebben hierover ergens nog een discussie openstaan...
Dimitri uit Nederland?
Getver, dat klopt, was ik al vergeten. Ik zal eens kijken waar die thread staat en zal dan alsnog met enige vertraging antwoorden...
Jonas De muynck is offline  
Oud 28 mei 2003, 12:19   #12
Pelgrim
Secretaris-Generaal VN
 
Pelgrim's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2002
Locatie: Bankrijk
Berichten: 49.945
Standaard

EEN TPOIC NAAR MIJN HART met ik zeggen. U sterkt mij weer in mijn geloof, Jonas.
__________________
pri via opinio, ne prelegu.
pri alies opinioj, nepre legu!
Pelgrim is offline  
Oud 28 mei 2003, 16:08   #13
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

Graag gedaan, de tekst is wel schandalig lang voor een forum, maar bevat toch info die je moeilijk elders kan vinden (het komt oorspronkelijk uit de encyclopedie van de Vlaamse Beweging).

De tekst is geschreven door Jan Debrouwere, zelf jarenlang lid geweest van de Kommunistische Partij van België.

Wel spijtig dat de tekst van de PVDA hier niet onder staat, want dan zou je zien hoe ze zorgvuldig de KPB doodzwijgen...
Jonas De muynck is offline  
Oud 28 mei 2003, 18:56   #14
Patriot!
Secretaris-Generaal VN
 
Patriot!'s schermafbeelding
 
Geregistreerd: 6 oktober 2002
Locatie: België - Belgique - Belgien - Belgium
Berichten: 21.353
Stuur een bericht via ICQ naar Patriot! Stuur een bericht via MSN naar Patriot!
Standaard

Stel dat er in heel België dertig dagen lang geen bussen zouden rijden...



De staatsstructuren worden steeds verder uitgebouwd op een nationalistische grondslag die de mensen scheidt. De structuren worden ook ingewikkelder en ongrijpbaarder.


Meer dan dertig jaar staatshervormingen hebben geleid tot de triomf van het nationalistisch gedachtengoed van Vlaams Blok en de Volksunie. Alle politieke partijen splitsten op volgens taal, de vakbonden hangen nog maar slapjes aaneen. De arbeidersstrijd werd ernstig bemoeilijkt door de inrichting van een tweeledig federalisme.

Het Lambermontakkoord en het akkoord over Brussel zetten de tendens verder. Zij zijn het resultaat van toegevingen die de Vlaams nationalisten konden afdwingen. Om fiscale autonomie te krijgen en de ‘gegarandeerde Vlaamse aanwezigheid’ in Brussel op te voeren, chanteren de Vlaamse partijen de Franstaligen wiens onderwijs in zware geldnood zit. Er is geen intentie om aan alle kinderen degelijk onderwijs te geven; men geeft alleen geld voor het Franstalige onderwijs om de eigen positie te versterken. Degelijk onderwijs bieden aan alle kinderen kan alleen door het onderwijs te hernationaliseren.

De georganiseerde apartheid met afzonderlijke Franstalige en Nederlandstalige lijsten bij de verkiezingen voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad blijft bestaan. Nederlandstaligen en Franstaligen kunnen geen gezamenlijke lijst indienen bij deze verkiezingen. Om de samenleving verdraagzamer te maken is in Brussel, net zoals in heel België, een beleid nodig dat de actieve kennis van de twee grote landstalen bevordert. Maar dat is zelfs geen beleidsoptie, niet bij de Franstaligen en niet bij de Nederlandstaligen, omdat men alles zet op de uitbouw van de ‘eigen taalgemeenschap’. Het actief bevorderen van de tweetaligheid in alle openbare diensten en instellingen (met toekennen van degelijke premies en de mogelijkheid om gratis tijdens de werkuren lessen in de tweede landstaal te volgen) is een essentiële voorwaarde om elke taaldiscriminatie weg te werken in Brussel.

Pesterijen tegen Franstaligen in de Brusselse Rand en de onwil en onkunde om Nederlands te spreken bij sommige Brusselse diensten moeten onmogelijk worden. De federalisering en communautarisering moeten ongedaan gemaakt worden omdat ze de eengemaakte strijd van de werkers verzwakken.

Federalisme voedt nationalisme en separatisme

De PVDA komt op voor de afschaffing van de Vlaamse Raad, de Franstalige Gemeenschap, de Waalse Raad en de huidige Brusselse Raad. De tweeledige staatsstructuur sleept België al 40 jaar mee op een weg van toegenomen nationalisme en separatisme. Niet voor niets zien de ultra’s aan beide zijden van de taalgrens in hun Waalse en Vlaamse parlementen de voorafspiegeling van ‘grondwetgevende’ Vlaamse en Waalse instellingen die de onafhankelijkheid kunnen uitroepen.

Alle bevoegdheden zoals economie, leefmilieu, onderwijs, gezondheid, gemeentewet, wetgeving op verkiezingen, buitenlandse handel, ontwikkelingssamenwerking, enz. dienen opnieuw op nationaal vlak beheerd te worden. De provinciestructuren moeten opnieuw een grotere rol krijgen als tussenliggend bestuursniveau voor die zaken die beter op het provinciale of regionale vlak worden beslist.

De democratie kan in Brussel in de allereerste plaats een dienst worden bewezen door aan alle mensen die vijf jaar in België verblijven onmiddellijk volledige politieke rechten toe te kennen. Zo komt er meteen een einde aan de politieke uitsluiting van ruim 35 procent van de Brusselse inwoners. Geen apartheid. Daarom geen taalgesplitste lijsten bij verkiezingen: men moet lijsten kunnen indienen die Nederlandstalige en Franstalige Belgen en migranten verenigen. Een verantwoorde, democratische vertegenwoordiging van Nederlandstaligen en Franstaligen in het Brusselse Gewest kan alleen gerealiseerd worden door de huidige beperking van het Brusselse Gewest tot de grenzen van de 19 gemeenten te doorbreken. De oprichting van een groot Brussels Gewest dat rekening houdt met de economische, sociale en culturele rol van Brussel (en dat reikt ruim verder dan de huidige 19 gemeenten) biedt een democratische uitweg. Er komt dan een logische, sociaal-economisch geïnspireerde structuur waarbij de taal van ondergeschikt belang is. (Brussel en de huidige randgemeenten met faciliteiten krijgen dan een bijzonder tweetalig statuut binnen het grote Brusselse Gewest waarvan ook eentalig Vlaamse en Franstalige gemeenten deel uitmaken.)

De wereld één dorp, in België opdeelwoede

De centrale bekommernis van de PVDA, die als enige politieke partij in België zowel Franstaligen als Nederlandstaligen verenigt, is niet de versterking van een ‘Vlaamse’ of een ‘Franstalige’ positie. Voor de PVDA gaat het erom alle werkers meer democratische rechten te geven, meer verdraagzaamheid, samenwerking en solidariteit, meer welvaart en welzijn. Hoe meer democratie, hoe minder verdeeldheid, hoe beter de strijd voor het socialisme kan gevoerd worden. Daarom moeten Vlaamse, Waalse en Brusselse werkers niet onder mekaar ruziën, maar samen opkomen voor de verdediging van hun belangen

De nationalistische ophitserij en verdeeldheid verzwakken de slagkracht van de arbeidersklasse. De strijd van de leraars speelde zich in de jaren negentig gescheiden af in Vlaanderen en Wallonië. Dat was één van de redenen van de machteloosheid om een nationale herfinanciering van het onderwijs af te dwingen. Bij de leraars in Vlaanderen en Wallonië is de jongste tijd het bewustzijn gegroeid over de nationale herfinanciering van het onderwijs. Het nieuwe akkoord komt hieraan niet tegemoet. Volgens OVDS (Oproep voor een Democratische School) is een herfinanciering nodig van nationaal 180 miljard frank indien men opnieuw 7 procent van het bruto binnenlands product aan het onderwijs wil besteden en de dramatische snoei-operaties in het onderwijs ombuigen. OVDS stelt: “Wat men ons belooft, is geen herfinanciering. Het gaat opnieuw om tien jaar nauwelijks gematigde bezuinigingen.”1

Bij de staking van de Waalse buschauffeurs zou men moeten bedenken welk effect dergelijke actie zou hebben als in heel België dertig dagen lang geen bussen zouden rijden. De impact van nationaal gevoerde klassenstrijd is veel groter en leidt sneller tot resultaten.

Terwijl de wereld hoe langer hoe meer één dorp vormt en de grote kapitaalgroepen over de hele wereld samenwerken, woedt in België een nationalistische opdeelwoede. De verdeling van het verzet door het aanwakkeren van taaltwisten is voor de burgerij in België een handig middel om buiten schot te blijven. Terwijl de politieke structuren in de voorbije dertig jaar werden aangepast, verhuisde tegelijk 10 procent van het nationale inkomen van de werkers naar de patroons en de kapitaalbezitters!

België krijgt een uitermate ingewikkelde, voor de gewone mensen onbegrijpelijke structuur. Ons land telt nauwelijks evenveel inwoners als Londen. Toch hebben wij zes regeringen, zeven parlementen, tien provincieraden. De verdeling gebeurt op basis van taalaanhorigheid. Denk maar aan de eentalige identiteitskaarten in Brussel, gesplitste kieslijsten bij verkiezingen, aparte Nederlandstalige of Franstalige scholen, alleen gratis openbaar vervoer voor Vlaamse senioren in Brussel. Een sportvereniging moet zich bekennen tot een of andere taal omdat ze anders geen subsidies kan krijgen. Sommige sociale tegemoetkomingen gelden alleen voor inwoners in Vlaanderen en niet bij verzorging in Waalse instellingen, enzovoort.

In plaats van een meer democratische structuur en een beter en doorzichtiger beleid, loopt deze staatsstructuur uit op een ingewikkeld kluwen van administraties. De Belgische burgerlijke staatsstructuur staat mijlenver af van de gewone man en vrouw in de straat. De vervreemding tussen staat en straat is compleet.

1. OVDS, Persmededeling, 18 oktober 2000.

De volledige tekst van dit dossier vindt u op www.solidair.org. Mail uw reacties naar [email protected]. In de 1 Meitoespraak van de PVDA-voozitter van 1998 vindt u tal van argumenten om in te gaan tegen het nationalisme. Bestel de cd-rom van Solidair van dat jaar.

Foto - Mogen Vlamingen en Walen straks nog op dezelfde bus??? (Foto Vincent Chiavetta)

Patriot! is offline  
Oud 28 mei 2003, 18:57   #15
Patriot!
Secretaris-Generaal VN
 
Patriot!'s schermafbeelding
 
Geregistreerd: 6 oktober 2002
Locatie: België - Belgique - Belgien - Belgium
Berichten: 21.353
Stuur een bericht via ICQ naar Patriot! Stuur een bericht via MSN naar Patriot!
Standaard

De Vlaamse kwestie
Danny Vandenbroucke en Mohammed Ali Hassan

Dit artikel pretendeert niet van een volledige analyse te geven van de geschiedenis van de Vlaamse beweging. We hebben ook niet de bedoeling om alle actuele gebeurtenissen en feiten van de nationalistische hetze te ontleden. We willen wel ingaan op drie cruciale vragen. Vooreerst. Wat zijn de kenmerken van de Vlaamse kwestie? Gaat het wel om een nationale kwestie vanuit marxistisch oogpunt? Twee. Was de Vlaamse beweging een ‘progressieve beweging’? Hoe was de situatie in het begin van deze eeuw? Ging het om een ontvoogdingsstrijd zoals sommigen beweren? Wie had de leiding ervan? Drie. Is de Vlaamse kwestie nu nog aan de orde? Hoe komt het dat na het verdwijnen van de discriminaties tegen de Vlamingen en hun taal het Vlaams nationalisme niet is uitgedoofd? Waaraan kunnen we ons de komende jaren verwachten?

1. De Vlaamse kwestie: nationale kwestie of taalkwestie?

Stelt de Vlaamse kwestie zich als een nationale kwestie of gaat het om een gewone democratische taalkwestie? Deze vraag is belangrijk omdat ze de beoordeling bepaalt die we maken van de geschiedenis van de Vlaamse beweging en van de houding die sociaal-democraten* moesten aannemen. Het is ook van belang om de evolutie beter te begrijpen en om een antwoord te formuleren op de Vlaamse kwestie vandaag.

1.1. Het ontstaan van België: een progressieve stap in de geschiedenis

In 1830 ontstaat België door zich af te scheuren van de Nederlanden. De oprichting van België was een stap vooruit in de overgang van feodalisme naar kapitalisme. De afrekening met het feodalisme was er reeds ingezet op het einde van de 18e eeuw en zou zich ook na 1830 nog verder zetten. In de loop van de 19e eeuw ontwikkelde zich in België een moderne industrie, voornamelijk in het Zuiden van het land. Vlaanderen was in hoofdzaak nog agrarisch. De textielindustrie was er nog ambachtelijk en zou zich slechts op het einde van de eeuw in snel tempo moderniseren.

Wat moest de fundamentele houding van de sociaal-democratische beweging zijn? De kwestie was niet om zich af te vragen of het ontstaan van België een ‘ongelukje’ uit de geschiedenis of een ‘beslissing’ van de grootmachten was. In het artikel "Natie en nationalisme" van Thomas Gounet en Mohammed Ali Hassan in dit nummer van Marxistische Studies wordt uitvoerig aangetoond dat naties nooit ‘natuurlijke’ producten zijn, maar worden gemaakt door bepaalde mensen op precieze momenten in de geschiedenis. Daarom vinden vandaag communisten het ook niet belangrijk of deze of gene grens ‘juist’ of ‘natuurlijk’ is. Lenin stelde in het begin van de 20e eeuw dat de belangrijkste Westerse staten reeds lang gevormd waren en dat de nationale kwestie voor deze landen daarmee dan ook tot het verleden behoorde.

Toch dient hier gezegd te worden dat België, samen met Zwitserland, onder de moderne West-Europese staten een beetje een speciaal geval was. België bestond immers uit een Nederlandstalige en Franstalige bevolking. In Zwitserland waren er zelfs drie nationaliteiten: Fransen, Duitsers en Italianen. België en Zwitserland waren (en zijn) de enige multinationale West-Europese staten. Lenin onderscheidt in zijn analyse van de nationaliteiten in West-Europa drie soorten staten: 1. Staten die voor de nationale kwestie ‘zuivere’ staten zijn, de staat en de natie vallen samen. 2. Staten waar relatief belangrijke minderheden wonen. 3. Echte multinationale staten waarvan er dus maar twee zijn in West-Europa.

Dat brengt ons bij de volgende vraag. Werd Vlaanderen en de Nederlandstalige bevolking ‘onderdrukt’? Werden zij tegen hun wil in ‘ingelijfd’ of leefden zij ‘onder de knoet’ van Franstalig België of van buitenlandse mogendheden? Dit is van belang om te weten of we over een Vlaamse nationale kwestie kunnen spreken. Roosens, één van de progressieve intellectuelen die de Vlaamse beweging heeft geanalyseerd, zegt daarover: "Economisch, en dus ook sociaal en politiek, was het gewicht van de Waalse bourgeoisie heel wat groter dan dat van de Vlaamse. Doch er bestond geen relatie van het koloniale type tussen Vlaanderen en Wallonië. De Vlaamse industrie was zwakker en minder ontwikkeld dan deze van Wallonië. Maar zij was financieel en technisch niet afhankelijk van Wallonië. Het was pas vanaf 1870 dat de Vlaamse economie, zoals trouwens ook de Waalse, onder de controle zou komen van het Brussels financieel kapitaal."1 Hieruit kunnen we concluderen dat er noch economisch, noch politiek sprake was van onderdrukking van Vlaanderen door Wallonië. Er was wel sprake van een ongelijke ontwikkeling van de beide regio’s. Dit is een fenomeen dat we in alle kapitalistische landen terugvinden. De situatie in België was perfect verklaarbaar. De allereerste zware industrie had zich in het Zuiden van het land ontwikkeld rond de steenkoolgebieden en dichtbij belangrijke rivieren die zorgden voor de aan- en afvoer van producten via binnenschepen.

Er was evenmin sprake van ‘buitenlandse overheersing’. Roosens schrijft hierover: "Vlaanderen was sinds 1815 niet meer gedomineerd geweest door de heersende klasse van een vreemde natie."2 Ook andere auteurs die de geschiedenis van de Vlaamse beweging bestudeerd hebben, zoals Els Witte in haar boek "Politieke geschiedenis van België", bevestigen deze feiten.

Lenin schreef in 1912 een interessante bijdrage over nationaliteitenkwestie in West-Europa. Over de situatie in België zegt hij: "Men dient erop te wijzen dat niettegenstaande de diversiteit van de nationale samenstelling van deze staten (België en Zwitserland, nvdr) er geen sprake is van onderdrukking van naties. Volgens de grondwet van deze twee staten hebben de nationaliteiten dezelfde rechten. In België bestaat de ongelijkheid van rechten wat betreft de Vlamingen, die nochtans de meerderheid van de bevolking uitmaken, maar zij is onbeduidend in vergelijking met hetgeen de Polen in Duitsland hebben moeten ondergaan of de Ieren in Engeland."3 Lenin maakt dus een duidelijk onderscheid. Er is geen sprake van onderdrukking, maar in België, in tegenstelling met Zwitserland, is de gelijkheid tussen Vlamingen en Walen nog geen feit. Er bestaat ongelijkheid en discriminatie.

De Vlaamse kwestie gaat dus niet om een nationale kwestie, maar wel om een democratische kwestie, namelijk het recht om de eigen taal te mogen spreken, onderwijs in de eigen taal te krijgen, enz. Dit betekent dat we deze kwestie historisch, maar ook vandaag, zoals elke ander democratische kwestie moeten behandelen. De democratische kwestie zoals alle andere democratische kwesties kon (en kan) perfect opgelost worden binnen het kader van België. Het voorbeeld van Zwitserland toont dit trouwens aan.

1.2. De houding van de Vlaamse bourgeoisie in de Vlaamse kwestie

Hoe komt het dat er dan toch een Vlaamse beweging ontstaan is? Het antwoord ligt in de eerste plaats bij de houding van de Vlaamse bourgeoisie. Vlaanderen was economisch veel minder snel ontwikkeld dan Wallonië. We hadden dan ook te maken met een veel zwakkere Vlaamse bourgeoisie. Om zich als sociale elite te doen erkennen en snel een deel van de kapitalistische taart te kunnen opeisen, zijn zij bewust de Franse taal gaan ‘lenen’. We zien dit fenomeen ook in de koloniale geschiedenis. In India bijvoorbeeld bestond reeds lang de Bengaalse taal en schrift. Ruim 200 miljoen Indiërs hebben de Bengaalse nationaliteit. Maar een deel van de Bengaalse bourgeoisie heeft zich snel het Engels van de kolonisator eigen gemaakt om zich te kunnen onderscheiden als klasse en een rol van betekenis te kunnen spelen. Het gebruik van het Frans was een bewuste en vrije keuze van de Vlaamse bourgeoisie. Roosens schrijft hierover: "Voor de Vlaamse burgerij was de Franstaligheid van de staat daarom een bewust nagestreefd politiek doel. Zij wou haar politieke functie in het Frans uitoefenen, omdat zij zich aldus kon onderscheiden van de onderliggende politieke sociale klassen."4

Maar de Vlaamse bourgeoisie speelde een belangrijke bijkomende rol. Zij was ook een ‘administratieve bourgeoisie’. Zij zorgde voor de administratieve band met de bevolking. Door haar kennis van de beide talen (en de verschillende Vlaamse dialecten) was ze de enige die deze functie voor haar rekening kon nemen. Dit was één van haar voorrechten. Uiteraard wilde zij deze positie vrijwaren. Om dit te bereiken moest de Vlaamse burgerij het democratiseringsproces blokkeren. Zij weigerde niet alleen dat de bevolking de eigen taal gebruikte, maar zij remde ook de ontwikkeling van de democratische rechten af. Het recht op onderwijs in de eigen taal, maar ook de invoering van het stemrecht, heeft in België bijvoorbeeld veel langer geduurd dan in andere kapitalistische landen.

In de loop van de tweede helft van de 19e eeuw komt een steeds groter deel van de kleinburgerij op de arbeidsmarkt. Zij kennen de Franse taal, maar zij vinden geen job, ook niet in de administratie. De Franssprekende Vlaamse burgerij blokkeert hen immers de toegang. Verschillende intellectuelen uit deze nieuwe kleinburgerlijke elite zullen actief worden in de Vlaamse beweging. Eén van de meest gekende voorbeelden is Albrecht Rodenbach. Op het moment dat hij aan het Klein Seminarie van Roeselare gaat studeren kent hij nauwelijks Nederlands. Hij zal in die periode de Vlaamse beweging leren kennen en er een belangrijke voortrekker van worden.

De Vlaamse beweging was tijdens gans de 19e eeuw echter nog relatief zwak. Tot 1870 kon men zelfs niet spreken van een noemenswaardige beweging.5 Wel waren voor 1850 vooral letterkundigen, schrijvers, dichters en filologen actief tegen de ‘verfransing’. Deze periode is gekend als de periode van het ‘taalflamingantisme’ en wordt het zogenaamde ‘cultuurflamingantisme’ als de beweging zich verder ontwikkeld. De kleinburgerij begint zich te identificeren met ‘het volk’ en de ‘cultuur van het volk’. Van een strijd voor het recht op het gebruik van de eigen taal, wordt de Vlaamse beweging een strijd voor ‘het volk’ en ‘haar cultuur’. De klassentegenstellingen worden dus niet of amper gezien. Roosens wijt dit aan het feit dat de Vlaamse beweging zich niet interesseerde voor de sociale miserie van de werkers. Daarnaast was er de sociaal-democratische beweging van de tweede helft van de 19e eeuw waarin dat aspect centraal stond in de debatten en de activiteiten. Onder leiding van Marx en Engels streed zij tegen het kapitalisme dat deze miserie voortbracht en voor een nieuwe maatschappij. Het recht op goed onderwijs in de eigen taal kon daarvan een deelstrijd zijn. Het moet trouwens opgemerkt dat in die periode nog helemaal geen goed basisonderwijs voor de bevolking bestond!

1.3. Van taalflamingantisme naar cultuurflamingantisme

Naar het einde van de 19e eeuw wordt de Vlaamse beweging meer en meer een strijd voor het recht op de ‘eigen cultuur’, veel ruimer dan het ‘recht op het gebruik van de eigen taal’. Het wordt een reactionaire strijd. Waarom? Volgens het marxisme is in een natie geen sprake van één volkscultuur, ook niet in het geval van Vlaanderen. In elke natie zijn er niet één, maar twee culturen zeggen de marxisten. Een cultuur van de werkende klasse en één van de bezittende klasse. Het recht op het gebruik van de eigen taal is daarentegen een essentiële kwestie, ook voor het proletariaat. Zo kan het proletariaat beter zijn rechten verdedigen. Indien de werkers in België de kans gekregen had de twee landstalen te leren, dan was dat vooral voordelig geweest voor het proletariaat. De Belgische bourgeoisie heeft dat precies willen beletten.

De houding van de Vlaamse beweging voor een eigen ‘Vlaamse cultuur’ is te vergelijken met wat binnen sociaal democratische beweging door de Oostenrijkers Bauer en Springer6 als ‘culturele autonomie’ werd verdedigd. Bauer schrijft: "Een natie is een groep van mensen die verbonden zijn in een karaktergemeenschap en delen in een gemeenschappelijk lot."7 Bauer dicht de natie nationale karaktertrekken toe en maakt ze volledig los van de plaats waar de mensen wonen. Hij vormt de natie om tot een onzichtbare, op zichzelf staande kracht met mystieke, onveranderlijke en bovennatuurlijke eigenschappen. Hij verwart de natie met de stam, met iets etnografisch. Marxisten denken nu net niet in termen van ‘stam’ of ‘ras’.

Bauer werkte voor Oostenrijk het model van de nationale culturele autonomie uit. Vertrekpunt zijn de naties binnen de staat en het inbouwen van een samenwerkingsmodel die de relaties tussen de naties binnen deze staat regelt. Bauers theorie is zeer vergelijkbaar met wat we vaak in België horen: "De staat kan zich niet veroorloven tot stilstand gebracht te worden door het vervelende vraagstuk van de taal, of door eender welke schermutseling tussen geëxciteerde mensen over een taalgrens, of over elke nieuwe school die opgericht wordt."8 En hoe wil Bauer deze vervelende situatie dan wel vermijden? Daarvoor lanceert Bauer het ordewoord van de nationale culturele autonomie. Wat houdt dit ordewoord in?

Springer en Bauer willen de mensen organiseren op basis van nationaliteit. Maar hoe zal de natie dan georganiseerd zijn? Hoe kan men bepalen tot welke natie een individu behoort? Springer: "Nationaliteit zal bepaald worden dor middel van certificaten, elk individu dat in een regio woont moet zijn aanhankelijkheid tot één of andere nationaliteit verklaren."9 "Op basis hiervan moeten nationale registers aangelegd worden." Bauer wil de mensen organiseren volgens de nationale cultuur over de klassen heen om zo alle mensen van eenzelfde nationaliteit één te maken en te verenigen in een "nationaal-culturele gemeenschap".10 Zien we hier niet het principe dat reeds van toepassing is in Brussel, een multinationale stad van 1 miljoen mensen waar men zijn aanhankelijkheid moet uitdrukken aan de Franse of Vlaamse Gemeenschap? Bauer projecteert dit principe op het toekomstige socialisme. "Het socialisme zal de mensen indelen in nationale gemeenschappen."11

De hele idee van de nationale autonomie is tegengesteld aan de geschiedenis van de naties! In de realiteit zien we dat in de huidige fase van het kapitalisme, zich een proces inzet van verspreiding van naties en nationaliteiten. Hele groepen mensen maken zich los van naties, ze gaan om economische of politieke redenen op zoek naar andere regio’s om er zich te vestigen. In de loop van dit proces verliezen zij hun oude banden en zij smeden nieuwe banden in hun nieuwe omgeving. Zij kweken van generatie tot generatie nieuwe gewoonten, nieuwe smaken en zij gaan zelfs een nieuwe taal leren.

"Maar de eenheid van de oude naties vermindert niet alleen door de migratie. Ze vermindert ook door interne oorzaken. In de vroege stadia van het kapitalisme kan men nog spreken van een ‘gemeenschappelijke cultuur’ van het proletariaat en de bourgeoisie. Maar door de ontwikkeling van de grootschalige industrie en door de klassenstrijd, begint deze ‘gemeenschappelijke cultuur’ weg te smelten en kunnen we hiervan niet meer spreken."12 We hebben dus nu in de eerste plaats te maken met een proletarische cultuur en geen ‘nationale cultuur’. Wat wil trouwens "het behoud van de specifieke eigenschappen van de mensen, de nationaliteiten", van hun nationale cultuur en gewoonten zeggen? "Betekent dit het behoud van de waarden en de gewoonten zoals de zelfgeseling bij de Tataren?", vraagt Stalin zich af.

We kunnen dus stellen dat Bauer en Springer de natie boven de sociale klassen plaatsen. Zij maken er iets onveranderbaar, onwrikbaar van. De naties worden eens en voor altijd gedefinieerd en blijven ook onder het socialisme bestaan. Het historisch karakter van de natie verdwijnt. De natie is niet meer verbonden met het kapitalisme. Het nationalisme wordt een ‘eeuwige’ ideologie waarmee dient rekening gehouden te worden en is niet langer een burgerlijke ideologie zoals in het artikel "Natie en nationalisme" aangetoond werd. Tegenover deze ‘eigen cultuur’ van de natie, verdedigen de communisten de vorming van één proletarische cultuur die een internationale cultuur is. Een cultuur die van elke cultuur leent wat vooruitstrevend is en die alle reactionaire elementen ervan verwerpt. Op deze manier ontstaat een vermenging van culturen zoals we dat trouwens vandaag meer dan ooit zien gebeuren.

Het is deze idee van de culturele autonomie die de basis zal vormen van de Vlaamse beweging. Het is deze idee die vanaf de jaren zestig in het federaal staatsmodel zal worden gegoten.

1.4. Conclusie

Wat moeten we als marxisten besluiten? Ten eerste is het ontstaan van België een historisch feit. Het gebeurde in de ontwikkelingsperiode van het kapitalisme die leidde tot het ontstaan van verschillende moderne kapitalistische staten in West-Europa. De creatie van België was een stap vooruit in de overgang van feodalisme naar kapitalisme. Ten tweede moeten we de Vlaamse kwestie niet als een nationale kwestie, maar als een democratische kwestie beschouwen. Vlaanderen werd niet onderdrukt door Wallonië, of tegen haar wil ingelijfd door een vreemde mogendheid. Ten derde volgt uit deze feiten ook dat het principe van ‘het zelfbeschikkingsrecht der naties’ niet van toepassing was en is. De Vlaamse kwestie stelt zich wel als een democratisch recht, met name het recht op het gebruik van de eigen taal, het krijgen van onderwijs in de eigen taal, enz. Tenslotte, dat de Vlaamse beweging, nog relatief zwak op het einde van de 19e eeuw, zich van een kleinburgerlijke beweging ontwikkelt tot een beweging voor een in wezen reactionair cultuurnationalisme dat het Vlaamse volk en de Vlaamse cultuur boven de klassen stelt.

2. De Vlaamse beweging bij het begin van de eeuw en tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog

De Vlaamse beweging van het begin van deze eeuw wordt dikwijls voorgesteld als een antwoord van de gewone soldaten, boeren en arbeiderszonen, die tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de IJzer, aangevoerd door Franstalige officieren (die zij nauwelijks konden verstaan) naar de slachtbank werden geleid. De Vlaamse strijd was dan een strijd voor de vrede en het recht op een eigen taal. Ook vele progressieven in Vlaanderen zeggen dat de socialistische beweging de Vlaamse beweging tot de hare had moeten maken. Hoe moest de socialistische beweging reageren en hoe moeten we die periode nu beoordelen? Deze verwarring heeft veel te maken met het feit dat de Vlaamse beweging geen monolithisch blok was. Verschillende militanten van de socialistische partij rekenden zich tot de Vlaamse beweging. Zij bevonden zich er in het gezelschap van anarchisten, pacifisten en… extreem-rechtse krachten. Deze laatsten hadden echter wel duidelijk de leiding vanaf het begin van deze eeuw en tijdens de twee Wereldoorlogen.

2.1. Het reactionair nationalisme van de leiding van de activisten

Bij het begin van deze eeuw leeft de Vlaamse beweging op. Wat waren de ideeën van de leiding van deze beweging? Wat waren de programmapunten? "Op dat moment is er in Vlaanderen een reactionaire opkomende burgerij" zegt Ludo Martens in zijn artikel over de Eerste Wereldoorlog en de Belgische Werkliedenpartij. "Reactionair wil zeggen: meer semi-feodaal dan modern, liberaal en democratisch. De clerus in Vlaanderen is traditioneel extreem-rechts. Hij streed tegen de Franse Revolutie van 1789. Vlaanderen heeft in die tijd al een ontwikkelde burgerij die Frans spreekt om zich van ‘haar’ arbeiders te onderscheiden. Maar er is ook een opkomende kleine burgerij die qua denkbeelden eerder reactionair is dan progressief en die hoopt een grote Vlaamse burgerij te worden die kan concurreren met de Franstalige burgerij."13 Het is een burgerij, dat wil zeggen dat de strijd voor het socialisme niet op haar agenda staat, noch de concrete strijd tegen de schrijnende miserie van de arbeiders en de boeren.

De Vlaamse beweging wordt van voor de oorlog voorbereid. Het is de Friese dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard, de neef van de beroemde socialist, die reeds in 1903 naar Gent was gekomen op vraag van hoogleraar geschiedenis Paul Frederick, die de kar zal trekken. Nieuwenhuis wierp zich op als woordvoerder van de pan-Germaanse liga. De Duitse groot-industrieel Krupp leidt deze liga. Krupp en een aantal andere grote kapitalisten zoals Thyssen willen de annexatie van wat zij ‘traditioneel Germaanse gebieden’ noemen. Het gaat om Nederland, de Vogezen, Noord-Frankrijk tot aan Normandië en… uiteraard België. In september 1914 wordt in deze kringen beslist België tot militair protectoraat van het Duitse Rijk te maken. België moet een zogenaamde ‘zelfbesturende kolonie’ worden en strikt volgens de taalgrens gescheiden worden. Nieuwenhuis komt dus in naam van deze pan-Germaanse liga naar België en zal er de Vlaamse beweging in zijn beginperiode leiden. Onder zijn impuls wordt ‘Vrij Vlaanderen’ gesticht met een aantal jonge, reactionaire, meestal katholieke Vlamingen. Zij zullen de geschiedenis ingaan als de ‘activisten’ die van de bezetting – en met steun van de bezetter – gebruik zullen maken om te ijveren voor een ‘onafhankelijk Vlaanderen’.14

Waarvoor stonden deze jonge leiders van de activisten? Wat is er meer over te zeggen dan de retoriek over de Vlaamse taal en de romantiek van het Vlaamse land? Ten eerste, – en dit is slechts door weinigen geweten – waren zij voorstander van het ‘zuiveren’ van het Vlaamse grondgebied. In een rapport van de activist Lode Maesfranckx lezen we: "De gemeenten moesten verplicht worden lijsten aan te leggen van wie in Wallonië was geboren en gerangschikt met het oog op de gebeurlijke verplaatsing van deze personen naar Waals grondgebied."15 Ook de in Brussel recent ingeweken Walen moesten binnen de termijn van 2 maanden een uitwijzingsbevel krijgen. De terugwijzing zelf moest door de bezetter gebeuren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zullen de collaborateurs in samenwerking met de nazi’s duizenden Joden, communisten, enz. op dezelfde wijze ‘in kaart brengen’ en afvoeren naar de concentratiekampen. August Borms, één van de vele figuren waarmee het Vlaams Blok ook vandaag nog dweept, schrijft in 1917: "We eisen dat de macht die in onze handen berust, aangewend wordt voor het verwijderen van elementen die op Vlaamsgezind gebied ongewenst zijn en op algemeen zedelijk terrein daardoor niet anders dan ongezond kunnen zijn."16 Marcel Van de Velde, een andere activist zegt het nog duidelijker: "Iedereen die ons nu nog weerstreeft: de grens over. Wallonië zij zijn woonst! Weg met alle franskiljons. Weg met allen die ons weerstaan. Wij moeten meten met de christelijke Vlaamse maat: die niet met ons is tegen ons! De grote zuiveringsdag breekt aan in al zijn wrede rechtvaardigheid."17 We kunnen dus zonder meer stellen dat belangrijke leiders van de activisten voor een zuiver, elitair Vlaanderen ijverden. In nazi-Duitsland zullen we gelijkaardige zaken horen tegen de joden, zigeuners, communisten en homo’s in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog.

Ten tweede was de Vlaamse beweging in woorden wel voor ‘onafhankelijkheid’, maar in de realiteit voor aansluiting bij Duitsland. De groep ‘Vrij Vlaanderen’ zal in januari 1917 de ‘Raad van Vlaanderen’ oprichten. Op 4 februari houden zij te Brussel hun eerste Vlaams Nationale Landdag met 200 medestanders. Zij eisen dat Vlaanderen zich zelfstandig mag ontwikkelen, en dat deze ontwikkeling kan gebeuren in de eigen taal. De ‘Raad van Vlaanderen’ wordt beschouwd als de Vlaamse regering in wording. Zij willen de Vlaamse onafhankelijkheid uitroepen en gaan daarvoor steun zoeken bij de Duitse bezetter. Daarvoor trekt een delegatie onder leiding van Tack en Borms naar Berlijn. Zij houden er een toespraak voor de Duitse kanselier: "De Vlamingen in België eisen de onafhankelijkheid en de volledige en totale autonomie. Wij vragen dat men deze wensen zo vlug mogelijk zou realiseren, want het is slechts onder de bezetting dat wij erin zullen slagen de overheersing van de Waalse cultuur en van het Waalse kapitalisme te breken."18 Tack en Borms komen dus openlijk uit voor collaboratie met de Duitsers. De formele "onafhankelijkheid" wordt zo tot een feitelijke aanhechting bij Duitsland. De Duitsers zullen het bezoek aangrijpen om te "bewijzen" dat de Vlamingen zelf hun bescherming hebben gevraagd. De zaken volgen elkaar dan snel op. Op 21 maart wordt de bestuurlijke scheiding van Vlaanderen en Wallonië voltrokken. Namen wordt tot hoofdstad van Wallonië uitgeroepen, Brussel tot die van Vlaanderen. In de maanden die daarop volgen zullen alle centrale ministeries één voor één opgesplitst worden. Op 22 december stemt de "Raad van Vlaanderen" een motie voor de ‘politieke zelfstandigheid van Vlaanderen. En reeds op 19 januari 1918 krijgen ze van de Duitse Zivilverwaltung de bevestiging dat ze tot de proclamatie van een zelfstandig Vlaanderen kunnen overgaan. Hiervoor zullen volksraadplegingen georganiseerd worden. De leiders van de Vlaamse beweging, die zich zo graag voor democraten uitgeven en waarvan vele progressieven dat nu nog denken, zullen een zorgvuldige selectie maken van zij die mogen deelnemen aan deze raadplegingen. Vlaanderen is volgens hen immers een "ziek land" dat eerst moet genezen alvorens de bevolking het recht tot deelname aan de wetgeving toe te vertrouwen. Vanaf dat ogenblik zal de "Raad van Vlaanderen" grote ‘volksfeesten’ opzetten. Maar er is zoveel tegenreactie van de bevolking dat sommige evenementen in mineur moeten doorgaan. In Antwerpen zal op 3 februari een "volksacclamatie" plaats vinden in de vorm van een grote optocht. Maar zelfs daar wordt het een debacle niettegenstaande er enkele duizenden marcheerders opdagen. Zelfs de activist Ger Schmook moest toegeven dat het net was of heel Antwerpen was uitgelopen om tegen te betogen.

In juni 1918 stelt de "Raad van Vlaanderen" een proclamatie op die zeer expliciet zijn gehechtheid aan Duitsland weergeeft. "Overgeleverd aan Frankrijk, aan Engeland en aan de VS geraakt ons volk in verval, zijn karakter wordt verbasterd". Neen aan de grootmachten Frankrijk, Engeland en de VS, maar ja … aan de grootmacht Duitsland. "Economisch, politiek en strategisch ligt Vlaanderen aan de poorten van Duitsland. Het weet dat zijn autonomie een garantie vormt voor Duitsland, maar ook dat zijn autonomie maar kan verwezenlijkt worden dankzij Duitse hulp."19 De belangrijkste leiders van de Vlaamse beweging zijn dus in de realiteit niets anders dan waterdragers van het Duits imperialisme. Onder het mom van autonomie geven zij Vlaanderen in handen van Duitsland. Het ‘autonome’ Vlaanderen vormt zelfs een garantie voor Duitsland. Want aan de zijde van Duitsland willen zij dat Vlaanderen vecht tegen de ‘onnatuurlijke’, de ‘vijandelijke’ imperialistische mogendheden. Er moet onderstreept worden dat dit alles gebeurde onder de noemer van ‘het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’. Duitsland gebruikt deze tactiek om relatief kleine nationaliteiten los te scheuren van hun land en om ze vervolgens onder Duitse heerschappij te brengen, zogezegd om hen te beschermen. Dit gebeurde in de Oekraïne, in de Balkan en bij ons. Dit zou ook later, voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog gebeuren. In juli 1918 zal Duitsland echter zijn handen aftrekken van de Vlaamse beweging. Niet omdat ze die politiek niet meer wilden volgen. Zij zien dat de nederlaag en de definitieve overgave er aankomt en trekken zich daarom tactisch terug.

Ten derde. De Vlaamse beweging was in het geheel niet progressief want zij waren niet enkel voor een ‘zuivere’, ‘autonome’ staat onder leiding van Duitsland, maar zij hadden zelf imperialistische ambities. Reeds in 1917 zegt Tack, de voorzitter van de ‘Raad van Vlaanderen’: "Zijn grote vruchtbaarheid geeft aan het Vlaamse volk het recht op kolonisering. Het grondgebied voor die kolonisering moet gevonden worden in Congo, in Wallonië en in het noorden van Frankrijk."20 Dat sommige van de Vlaamse activisten ijverden voor het recht op kolonisering mag dan op zich misschien niet zoveel verwondering opwekken, maar de Waalse activisten – die waren er ook, maar veel minder – deden daar niet voor onder. Zij debatteerden tijdens de oorlog in de Vlaamse pers over het ‘overwicht’ dat de Vlamingen hadden in Congo. Dit was dus niets meer dan een discussie onder nationalisten over de verdeling van de koloniale taart! En in maart 1918 geeft het ‘Comité de Défense de la Wallonie’ een manifest uit tot de verdediging van het Waalse ras (!) tegen de Vlaamse dominantie. Ook later zal, in de aanloop naar en tijdens de Tweede Wereldoorlog het recht op kolonisering terugkomen. Verschillende andere ‘helden’ van het Vlaams Blok waren daarin heel duidelijk. Staf Declerck, de leider van het VNV, stelt reeds in 1940 een memorandum op voor de Duitse bezettingsadministratie: "Wallonië leegmaken, zodat huizen en boerderijen aan de koloniserende Vlamingen kunnen geschonken worden. De uitgedreven Walen kunnen verplaatst worden naar de dunbevolkte zuidelijke departementen in Frankrijk."21 En de ‘sociaal bewogen’ priester dichter Cyriel Verschaeve is nog duidelijker: "…dat in Vlaanderen geen zuiver volk meer woonde omdat het besmet was met vreemd bloed, namelijk de ontelbare vreemde cellen der verfranste huisgezinnen" en "dat was de schuld van België, een onnatuurlijk gevormde staatsmacht die onder de ‘Vlaamse bloedmacht’ opnieuw ademruimte kan krijgen door meer lebensraum te scheppen in Frans Vlaanderen."22 Ook hij ijvert voor het leegmaken van Wallonië en de deportatie van de bevolking naar Frankrijk. "Dat de Walen er heen gaan. Er is plaats te over en voor ons komt hun plaats open volgens de simpele wetten van leven en dood."23 Wie zei er iets over het recht op zelfbeschikking? Het recht om zich los te scheuren, zich aan te sluiten bij Duitsland en andere naties te koloniseren, delen van naties op hun beurt los scheuren en in te lijven bij een pan-Germaans Rijk, dit alles onder het mom van ‘het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’!

2.2. De Vlaamse beweging was niet volledig extreem-rechts en pro-Duits

Niet alle Vlaamse nationalisten waren voorstander van de aanhechting bij Duitsland of voor de verdrijving van Franstaligen of de inlijving van Wallonië. Maar deze Vlaams nationalisten hadden niet de leiding in de beweging. Sommigen, zoals Van Cauwelaert en Cyriel Buysse hadden hun toevlucht gezocht in Nederland. Zij publiceerden een manifest om de onafhankelijkheid te eisen van de Vlaamse beweging tegenover Duitsland. Het zou de ondergang betekenen van de Nederlandse taal en van de Vlaamse beschaving! Ook anderen die wel in België verbleven, waaronder Vermeylen, Huysmans, Van den Woestijne,… protesteerden bij de Duitse bezetter en wezen de ‘Duitse gunsten’ af. Sommigen onder hen waren pacifisten, anderen waren lid van de liberale of de socialistische partij. De socialistische partij, noch de andere traditionele partijen hadden zich tegen de oorlog verzet in tegenstelling tot de bolsjewieken van Lenin in Rusland. Integendeel, het was mede dankzij de steun van de BWP dat de oorlogskredieten werden goedgekeurd. Hetzelfde gebeurde trouwens in Duitsland, Frankrijk, enz.

Sommigen onder hen, zoals de katholiek Van Cauwelaert, waren pro-Engels. Hij probeerde steun te vinden bij Engeland door hen ervan te overtuigen (hetgeen niet echt moeilijk was) dat het absoluut noodzakelijk was dat de Noordzee-kust in handen was van pro-Engelse Vlaams-nationale krachten. Hij vraagt Engeland steun voor zijn fractie van de Vlaams nationale beweging en krijgt die ook. Het is het vermelden waard dat het Vlaams Blok in haar programmadocumenten Van Cauwelaert met een dubbel gevoel bekijkt. Enerzijds vinden ze hem niet radicaal genoeg en noemen ze hem de ‘zoetwaterflamingant’. Anderzijds bewonderen ze hem en zijn gelijkgezinden omdat ze ‘toch nog Brussel opeisten als Vlaamse grond’.

Nog anderen staan met één been in de Vlaamse beweging. Meestal ging het om intellectuelen die ijverden voor de gelijkberechtiging van de Vlaamse taal. Zij uitten hun afkeer voor de Belgische staat die in naam van het ‘zelfbeschikkingsrecht’ de oorlog was ingegaan. Eén van de bekendste is wel Paul Van Ostayen. We kunnen hem zeker niet rekenen tot de harde kern van de Vlaams nationale beweging en hij deelde evenmin de extreme ideeën van de leiding van de activisten. Toch liet hij zich gedurende een periode op sleeptouw nemen door hen. Zo is van hem geweten dat op het moment dat Staf De Clerck wegens ‘onvaderlandse activiteiten’ in oktober 1915 als leraar wordt ontslagen, hij een protestmotie ondertekent. Waarom hij dit deed is niet geweten. Waarschijnlijk was het ook een reactie tegen de reactionaire Belgische staat. Van Ostayen was er ook bij tijdens de volksacclamatie van 3 februari 1918, en niet langs de kant van de tegenbetogers. Hij zou later samen met de activisten nog deelnemen aan verschillende acties tegen symbolen van de Belgische staat. Bij de capitulatie van Duitsland zal hij in het kielzog van zo’n 200 ‘harde’ activisten België verlaten en zich evenals hen in Duitsland gaan vestigen. Hij zou, voor zover bekend, echter niet meer deelnemen aan hun activiteiten en zelfs aansluiting zoeken bij de Spartakisten.24 Knack-redacteur Reynebeau haalt als één van de redenen van de betrokkenheid van heel wat progressieven bij de activisten aan dat toen heel wat jongeren hun afkeer voor het bestaande systeem zagen in termen van generatieconflicten dat burgerlijk, ouderwets, corrupt, oorlogszuchtig,… was en waardoor zij bijna als vanzelf bij de anti-Belgicistische krachten kwamen. Maar daar de Vlaamse beweging in handen van reactionaire krachten was, verbonden zij zich met wat in de feiten een uiterst reactionaire strijd was.

2.3. Wat moest de houding van de revolutionairen in die periode zijn?

Men kan zich dan de vraag stellen. Was de Belgische Franstalige burgerij dan geen vijand? Was er misschien geen reden om de discriminatie van de taal aan te klagen? Toch wel. Maar communisten moeten dit altijd in perspectief plaatsen van de strijd voor het socialisme. Zij moesten gebruik maken van de oorlog en de crisis om zich te keren, niet alleen tegen de oorlog zelf, maar ook tegen ‘hun’ bourgeoisie. Deze strijd kon zeer concreet gemaakt worden. Er waren twee zaken prioritair aan de orde. Ten eerste de strijd tegen de voorbereiding van de Eerste Wereldoorlog en tegen deze barbaarse oorlog zelf. In de periode voor de Eerste Wereldoorlog en tijdens de oorlog waren verschillende imperialistische grootmachten in strijd voor het veroveren of behouden van strategische posities in de wereld en vooral voor het behouden of veroveren van kolonies. De Eerste Wereldoorlog was dan ook in de eerste plaats een oorlog voor de herverdeling van de wereld. Communisten en progressieven mogen zich nooit voor de kar laten spannen van welk imperialistisch land dan ook. Daarom alleen al mochten zij zich niet laten leiden door de reactionaire Vlaamse kleinburgerij die zich wilde verbinden met Duitsland. Maar tegelijkertijd moesten zij zich ook afbakenen en afzetten tegen de politiek van Engeland, Frankrijk of de VS. Daarom ook mochten zij niet kiezen voor ‘hun’ bourgeoisie in haar strijd met Duitsland.

Ten tweede moesten de revolutionairen en progressieven opkomen tegen de miserie die overal heerste in Europa, ook in België. Er waren 700.000 werklozen, meer dan 3,5 miljoen mensen leefden van de openbare onderstand. De werk- en leefomstandigheden waren verschrikkelijk. Dit was zo voor de werkers uit Vlaanderen, Brussel en Wallonië! In Rusland heeft Lenin de arbeiders gemobiliseerd tegen dit kapitalisme dat oorlog en honger veroorzaakt met twee ordewoorden: ‘Brood’ en ‘Vrede’. De socialisten in België hadden hiervoor ook moeten vechten samen met alle progressieven. De kwestie van de verdrukking van de eigen taal was inderdaad ook een probleem. Iedereen moest het recht hebben om zijn taal te kunnen spreken, maar deze eis kwam maar na de hierboven beschreven centrale eisen. De vraag naar onderwijs aan de universiteiten of in de scholen in de eigen taal bijvoorbeeld was correct. Maar de eis om tijdens de oorlog geleid te worden door Nederlandstalige officieren gaf reeds toe aan de gruwel van de oorlog zelf en was dus fout. De socialistische beweging had de arbeiders moeten mobiliseren om niet meer naar het front te gaan en hun woede moeten keren tegen hun bourgeoisie die mee aan de basis van deze oorlog lag.

Het recht op het gebruik van de eigen taal is zoals we gezien hebben een louter democratische eis, zoals het stemrecht. Elke revolutionair moest het geheel van democratische rechten verdedigen, maar steeds binnen het kader van de strijd voor een andere maatschappij.

2.4. Besluiten

Voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog en tijdens de periode tot en met de Tweede Wereldoorlog was de Vlaamse beweging duidelijk in handen van reactionaire krachten. De gerechtvaardigde democratische eisen voor de gelijkberechtiging van de Nederlandse taal stonden niet langer centraal. De Vlaamse beweging schreef zich meer en meer in in de geopolitieke strategie van de grootmachten. Van de eis voor een autonoom Vlaanderen belandden we bij de verdediging van de aanhechting bij imperialistisch Duitsland. De harde kern van de activisten verdedigden bovendien het recht op het koloniseren van Wallonië, Congo en Noord-Frankrijk. Hier stelde zich dan wél de nationale kwestie!

Er waren ook niet pro-Duitse krachten actief. Maar die waren zwak in het geheel van de Vlaamse beweging. Bovendien reikten zij de progressieve krachten geen alternatief aan zoals Lenin en zijn bolsjewieken in Rusland dat wel hadden gedaan door de woede van de werkers te richten tegen de smerige oorlog en de miserie die mee door ‘hun’ bourgeoisie was veroorzaakt. Eén van de hoofdredenen hiervoor was dat de BWP door de oorlogskredieten goed te keuren de keuze voor het kapitalisme bevestigde en volledig meeging in de oorlogslogica in naam van ‘het zelfbeschikkingsrecht der volkeren’.

3. Waarom leefde het nationalisme terug op vanaf de jaren zestig?

Na de Tweede Wereldoorlog krijgt de nationalistische beweging in Vlaanderen een flinke klap. De Vlaams-nationalisten hebben gecollaboreerd met Duitsland. De Vlaamse beweging wordt daardoor gebrandmerkt zodat ook diegenen die niet gecollaboreerd hebben, zich moeten koest houden. Daarbij komt dat de partizanen – onder leiding van de KPB – die een belangrijk aandeel hadden in de bevrijding, een enorme steun genoten onder bevolking. Het communisme in het algemeen had in aanzien gewonnen doordat de Sovjet-Unie nazi-Duitsland beslissende slagen had toegebracht. In die omstandigheden is het niet moeilijk te begrijpen dat de Vlaamse beweging het zeer moeilijk heeft.

Hoe is de Vlaamse beweging dan terug opgekomen? Hoe is het te verklaren dat – ondanks de gebeurtenissen tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog en naarmate er meer en meer rechten werden toegekend aan de Nederlandstaligen en Vlaanderen zijn achterstand ook economisch ingehaald had –, het nationalisme niet afnam, maar eerder toenam en tot op de dag van vandaag crescendo gaat?

Wij zien hiervoor vier redenen.

1. Het Vlaams nationalisme ging hand in hand met de eis voor een economisch sterker Vlaanderen. De Vlaamse bourgeoisie eist haar plaats op de wereldmarkt op.

2. Het nationalisme, - en het federalisme is één van zijn mogelijke staatsvormen-, dient daarbij in de eerste plaats om de arbeidersklasse te verdelen.

3. Het nationalisme past binnen het kader van Europa: omdat het steunt op de noden van de multinationals die de regio’s tegen elkaar willen uitspelen om de meest gunstige voorwaarden te scheppen voor investeringen in die regio’s.

4. Het nationalisme dient tenslotte om terug te kunnen vallen op de fascisten als laatste reddingsmiddel voor het kapitalisme in tijden van verscherpte crisis.

3.1. De Vlaamse beweging eist een economisch sterk Vlaanderen

De Tweede Wereldoorlog had enorme gevolgen voor de werkers: miljoenen doden, er heerste miserie, Europa was een puinhoop. Maar snel na de oorlog wordt dankzij de enorme offers van de werkers en met de hulp van de VS ook België weer opgebouwd. Een deel van het productieapparaat was echter nog intact gebleven (bv. de haven van Antwerpen was min of meer ongeschonden). Een deel van de zware industrie in Wallonië is nog steeds relatief sterk, maar begint toch al serieuze moeilijkheden te krijgen. Vooral de steenkoolmijnen waarvan er reeds eind van de jaren vijftig verschillende zullen sluiten. Ook de staalsector krijgt het moeilijk op een zeer concurrentiële markt. Maar alles samen genomen gaat het nog relatief goed. De Waalse industrie blijft vragende partij voor extra Vlaamse arbeiderskrachten. Heel wat boeren en arbeiders vertrekken dan ook om zich in Wallonië te vestigen.

In de nasleep van de staking van 1960-61, waar door Renard25 het federalisme op de politieke agenda geplaatst wordt, begint de Vlaamse beweging zich te roeren. Zij herneemt de oude eisen rond het wegwerken van de discriminatie van de Nederlandse taal maar voegen daar een aantal economische eisen aan toe. Die zullen dan ook centraal staan op de twee marsen op Brussel in oktober 1961 en oktober 1962. Op de eerste mars, op 29 oktober 1961 was de centrale slogan "Tegen verfransing en broodroof". Tijdens de tweede mars op Brussel, op 14 oktober 1962 wordt de slogan gelanceerd: "Vlamingen baas in Vlaamse fabrieken". Eén van de concrete eisen is een staalfabriek in Zelzate, wat later Sidmar zal worden. De opleving van de Vlaamse beweging gaat dus hand in hand met de opgang van de Vlaamse burgerij. De ontwikkeling van de economie zal inderdaad een economisch weefsel scheppen dat voordien in Vlaanderen nauwelijks bestond. Naast enkele grote fabrieken (zoals Sidmar, later ook Ford-Genk en de petrochemie in de Antwerpse haven als antwoord op de sluiting van een deel van de mijnen en de economische expansie), zal vooral het havenpatronaat profiteren van de kapitaalsinjecties in Vlaanderen en zal de befaamde KMO-structuur verder ontwikkeld worden.

Het zijn enkele jonge politieke krachten die in de jaren zestig de beweging domineren en zij zullen later tot de leidende elite van het land behoren. Wilfried Martens, later CVP-voorzitter en premier van België leidt op dat ogenblik de Vlaamse Volksbeweging (VVB). Naar aanleiding van de eerste mars op Brussel schrijft hij een brief naar de BSP: "Hebt gij de polsslag van uw volk gevoeld? Gij kunt ervoor zorgen, samen met de christelijke arbeidersorganisaties, dat Vlaanderen op elk ogenblik de beslissende mars op Brussel inzet. Hoe lang gaat gij de Vlaamse arbeiders het juk van vernedering, verachting en broodroof nog laten dragen? Aan welke zijde staat gij: aan de zijde der conservatieve franskiljons of aan de zijde der flaminganten die iedere dag vechten voor werk en welvaart in Vlaanderen?"26 De oproep was gericht aan de BSP omdat deze had geweigerd deel te nemen aan de mars op Brussel. Martens wilde een duidelijk front over de partijgrenzen heen voor de belangen van het Vlaams (en Belgisch) patronaat. Hierbij schuwt hij de demagogische tactiek niet. De strijd is een goede - want progressieve strijd - tegen het (Franstalig) establishment dat de arbeiders hun job niet gunt. Het zou echter maar 15 jaar duren of Martens maakte zelf deel uit van het ‘establishment’ en hij zou samen met hen in de achtereenvolgende regeringen meer dan duizenden jobs doen sneuvelen en de arbeiders zware besparingen opleggen. Een pamflet dat mobiliseert voor de betoging is nog duidelijker: "Zij zullen niet ophouden vooraleer zij de scholen, de gemeenten en de steden verfranst hebben om baas te kunnen blijven en te heersen over de Vlaamse mensen zoals in de 19e eeuw. Deze Brusselaars, Walen en franskiljons moeten overal thuis zijn, onthaal genieten, de baas spelen. Zij kopen gronden op om villa’s te bouwen, zij dwingen onze buitenmensen, onze gemeentebesturen, onze scholen en onze kerken. Zij zullen de Vlaamse burgemeesters uit hun gemeentehuizen verjagen, het brood van onze gemeentelieden ontstelen, de toekomst van de Vlaamse kinderen kapot maken…"27 Alle Walen en Brusselaars worden de wreedste dingen toegedicht, dé Vlamingen zijn de grote sukkelaars (ook de Vlaamse patroons?). De Franstaligen heersen over Vlaanderen, zijn rijk en maken de eenvoudige Vlamingen kapot.

Het is ook in deze periode dat de VU haar rol ten volle zal beginnen spelen. De VU werd opgericht door een aantal flaminganten die uit de CVP stapten. In 1954 haalden zij hun eerste verkozenen. In 1961 zetelt zij reeds met 7 vertegenwoordigers in het Belgisch Parlement met als hoofddoel de Vlaamse beweging op de politieke agenda te plaatsen. En wat belangrijk is, de VU zal dienen als toevluchtshuis voor de oude fascisten die tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreerden en die toen al voor de ‘Vlaamse zaak’ vochten. Voordien zaten deze als duikboten in de CVP zelf.

In de ‘gouden’ jaren zestig haalt de economie van Vlaanderen al snel die van Wallonië in. Het Belgisch én internationaal kapitaal wil een deel van haar productieapparaat naar het Noorden van het land verhuizen of daar nieuwe dingen opstarten. Dit heeft onder meer te maken met het toenemend belang van de havens waardoor grote bedrijven goedkoper kunnen exporteren. In een economie die zich steeds meer internationaliseert en die handel drijft met steeds verder afgelegen landen winnen de havens steeds meer aan belang. Daardoor is het ook te verklaren dat bijvoorbeeld de Antwerpse haven stap voor stap de grootste industriële zone is geworden. Het heeft ook te maken met de traditie van strijd in de zware industrie van Wallonië die door het patronaat als blok aan het been wordt ervaren. Zij hopen dat de ‘simpele’ Vlaamse werkers kneedbaarder zullen zijn. In Vlaanderen zijn de grote bedrijven er ondertussen gekomen en het beschikt dan ook over een moderner productieapparaat. De bourgeoisie zal vanaf dan de weg van het federalisme bewandelen. De bourgeoisie ervaarde de steeds terugkerende ‘stammentwisten’ rond bijvoorbeeld de taalkwesties als hinderlijk. Het federalisme bood de mogelijkheid om deze twisten zonder veel nadelen voor de bourgeoisie ‘te regelen’, zonder ze in de feiten op te lossen. In 1968 was met de beweging ‘Leuven Vlaams’ nog een regering gevallen.

In 1970 begint de eerste fase in de staatshervorming. Vanaf dan zal België jaar na jaar hervormd worden tot het federale model dat we nu kennen. (Zie tabel 2) Het zijn de traditionele partijen, inclusief de socialistische en later de groene partijen die dit federalistisch staatsmodel zullen uitwerken en/of ondersteunen. Ondertussen slaat in 1974 de kapitalistische crisis hard toe. Vanaf dan krijgt de zware industrie, ook de staalindustrie het harder en harder te verduren in Wallonië. Ook de Vlaamse werkers worden getroffen, onder meer door de herstructurering van de scheepsbouw, de textiel- en de mijnsector. Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig komen terug de sociale problemen aan de orde (voordien waren reeds de eerste mijnen gesloten, onder meer die van Zwartberg wegens ‘niet rendabel’). Toch zal het vooral de zware industrie zijn die in het Zuiden van het land lijdt onder de herstructureringen. Meer dan 200.000 jobs zullen verloren gaan in Wallonië over een periode van ongeveer 20 jaar. Voor de extreem-rechtse krachten lijkt het moment gekomen om terug boven water te komen. Eerst nog via mantelorganisaties zoals TAK en Voorpost (dat steeds een onafhankelijk Vlaanderen als centraal ordewoord in haar acties naar voren zal schuiven) en vanaf 1979 met de oprichting van het Vlaams Blok. Vanaf dan zal het Vlaams Blok, het voortouw nemen in de Vlaamse beweging. Zij zullen voor een groot stuk de nationalistische politieke agenda bepalen.

3.2. Het Vlaams nationalisme om de Vlaamse en Waalse werkers tegen elkaar op te zetten en het Europa van het kapitaal te realiseren

Komen we terug op de vraag die we stelden in het begin van het hoofdstuk. Waarom wordt het nationalisme steeds verder aangewakkerd? Er is geen discriminatie meer van de taal in België. Er zijn Nederlandse onderwijsinstellingen – universitaire en niet-universitaire, middelbare. De Nederlandse en de Franse taal worden op gelijke voet behandeld in de administratie (op enkele incidenten na – maar die bestaan ook in omgekeerde richting). De Vlaamse werkers worden al lang niet meer achteruit gesteld. Toch wordt de roep harder om meer dingen apart te doen, om zelfs elk een eigen weg te gaan. Waarom zal de Belgische burgerij en vooral haar Vlaamse fractie aansturen op nationalistische maatregelen met het gevaar dat dit tenslotte leidt tot het uiteenspatten van het land. Heeft de bourgeoisie daar wel belang bij?

Een eerste deel van het antwoord heeft zoals we in de voorgaande paragraaf zagen, te maken met de economische situatie. Vlaanderen is Wallonië economisch voorbijgestoken. Wallonië zelf heeft het zeer moeilijk. Om de herstructureringen in haar eigen industrie op te vangen en een groter deel van de koek binnen te halen zal de Vlaamse bourgeoisie meer en meer gebruik maken van het nationalisme om de Vlaamse werkers op te zetten tegen de Waalse en buitenlandse werkers. Denken we maar aan de hetze die alle traditionele partijen en het Vlaams patronaat maakten over de bodemloze Waalse (staal)putten waarin al het zuurverdiende ‘Vlaamse’ geld verdween. Dat dit geld in de zakken van kapitalist Albert Frère terechtkwam die zo zijn internationaal imperium kon opbouwen, zegden ze er niet bij. De demagogie van de ‘bodemloze putten’ zouden ze trouwens later tegen de ‘Limburgse’ mijnwerkers gebruiken om zo te proberen de solidariteit te breken tussen alle werkers in Vlaanderen en Wallonië!

De Vlaamse bourgeoisie wil van Vlaanderen één van de economisch meest welvarende regio’s maken. Zij zal alles in het werk stellen om de voorwaarden te scheppen die het mogelijk maken investeringen aan te trekken en eigen initiatieven uit de grond te stampen. Het nationalistische discours zal daartoe, ingebakken in de Europese logica, het ideale middel blijken.

Vanaf de jaren ’80 en ook nog in de jaren ’90 zit Vlaanderen economisch inderdaad nog steeds in de lift, in tegenstelling tot Wallonië. Het Vlaams bruto binnenlands product (BBP) stijgt spectaculair. Vlaanderen en zijn leiders voelen zich sterk. Maar zij willen meer. Een deel van de burgerij wil van het feit dat zij in Vlaanderen werkzaam is gebruik maken om nog een groter deel van de markt in handen te krijgen. Het gaat zowel om multinationale bedrijven, als om kleinere bedrijven en KMO’s. Het kapitaal in het noorden van het land wil groeien en daarvoor is Wallonië een blok aan het been. Laat ons dit duidelijk maken met enkele voorbeelden. Raf Vermeire is voorzitter van de CVP-jongeren en bedrijfsleider van de transportonderneming Stokata in Lokeren. Het bedrijf heeft een omzet van 500 miljoen, waarvan 30% in Wallonië. Hij bepleit het beruchte Belfort-model dat door alle traditionele partijen wordt aangehangen. Volgens hem maakt de Economische en Monetaire Unie een nieuwe staatshervorming noodzakelijk. "De Europese Commissie beveelt België aan om meer regionale accenten te leggen in het arbeidsvoorwaardenbeleid, meer concreet de lonen. De commissie pleit – en dat is een trendbreuk – voor meer regionale verschillen in het arbeidsvoorwaardenbeleid." En: "De centralistische instelling van die vier landen (Duitsland, Italië, Spanje en België nvdr) belet, zegt de Commissie, dat de economische schokken – sluitingen van fabrieken, ontslagen, verval van de infrastructuur, achterstand van de scholing – optimaal worden opgevangen." Het probleem van België is dat Wallonië niet past in de dynamiek die het Vlaams patronaat aan de dag wil leggen. "De Waalse economie kan of wil minder soepel reageren door de ‘Belgische’ omkadering van haar loon- en arbeidsvoorwaardenbeleid. Zij zou beter af zijn met een beleid dat haar werkelijkheid weerspiegelt. Dus, lagere lonen en soepelere voorwaarden, wat automatisch zal leiden tot meer banen, eventueel, en misschien zelfs in de eerste plaats vanuit Vlaanderen. Pas op, ik pleit als Vlaming niet voor een goedkoop arbeidsreservoir in Wallonië. (…) Wij willen sneller en efficiënt vooruitgaan in Vlaanderen. Wij hebben keihard gepleit voor werknemersparticipatie. (…) De mensen zijn vandaag medewerker en willen op een verantwoordelijke, persoonlijke manier samenwerken en overeenkomstig, volgens hun inzet, vergoed worden.28 Hier spreekt uiteraard meer de patroon dan de politicus. Ten eerste wordt de Europese Unie precies gebruikt waarvoor zij bestemd is, namelijk om een kader te creëren voor het patronaat om meer flexibiliteit in te voeren, de loonkost omlaag te halen, enz. Het gezag van de EU wordt gebruikt om de politiek die men in Vlaanderen (en eigenlijk ook in Wallonië) wil voeren, erdoor te krijgen. Ten tweede. Vlaanderen wil sneller gaan. Lees: sneller naar lagere of variabele lonen, sneller naar verdoorgedreven flexibiliteit, enz. Daarvoor is er nu al een goede relatie met de werknemers aldus Vermeire. Het zijn geen arbeiders of bedienden meer maar ‘medewerkers’ die ‘op een verantwoordelijke wijze’ willen meewerken aan het project van het patronaat. Ten derde. Als Vlaanderen en Wallonië meer regionale accenten gaan leggen, dan betekent dit voor de Waalse werkers extra inlevering. Interessant voor Vermeire, want hij heeft ook activiteiten in Wallonië. Niemand die hem natuurlijk gelooft dat hij niet wil profiteren van het ‘goedkope arbeidsreservoir’ in Wallonië. Met deze ‘bekentenis’ vatten we perfect de strategie van de burgerij in het Noorden van het land samen. De gevolgen voor de werkers in Vlaanderen en Wallonië zijn wel dezelfde!

Ook andere partijen denken en werken in dezelfde richting. We zullen verder zien dat ook in het Zuidelijke landsgedeelte dergelijke strategie zal gevolgd worden ‘om de achterstand in te halen’. Het nationalisme is dan ook niet alleen een ideologisch wapen van de burgerij om de arbeidersklasse te verdelen, maar biedt haar ook een aantal objectieve voordelen, om afhankelijk van de situatie en van het verzet, er maatregelen door te krijgen, eerst in Vlaanderen, dan in Wallonië, of omgekeerd.

Ook Karel Vinck, patroon van de Union Minière en voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond (VEV), ontwikkelde deze ideeën reeds enkele jaren geleden. "Als de politici de staat niet verder hervormen, dan zal de economische diversiteit van de regio’s, bedrijfstakken en ondernemingen in Europa hen daar wel toe verplichten. Waarom kan Vlaanderen zijn bedrijfsvriendelijk klimaat niet beter als een troef uitspelen?"29 Meer Vlaanderen dus, want dan winnen we van onze concurrenten. Zo komen we echter in een helse spiraal waarvan de werkende bevolking het slachtoffer is. Twee jaar voordien had de VEV-topman gedreigd CAO’s af te sluiten op het niveau van Vlaanderen alleen, omdat volgens hem niet genoeg schot in de zaak kwam op federaal niveau: "Op federaal vlak als het kan, met Vlaanderen alleen als het moet." En Vinck vervolgt: "We moeten afstappen van het conflictmodel. Bij de top van de vakbond is dat al gebeurd, bij het middenveld nog niet."30 In Vlaanderen hoopt het patronaat op snelle doorbraken en vooral op weinig verzet. Uiteraard wil Vinck die als internationaal kapitalist denkt en handelt hetzelfde resultaat in Wallonië! Inlevering met medewerking van de vakbonden.

3.3. Het Vlaams nationalisme en de fascisering gaan hand in hand

Naast de economische redenen voor de verdere opgang van het nationalisme is er ook een politieke. Het kapitaal houdt de fascistische krachten ‘in reserve’ om als de crisis scherper wordt en de nood het hoogst is, het wapen van het nationalisme verder uit te spelen. Daartoe kan het Vlaams Blok als joker ingezet worden. Het is trouwens zeer opvallend hoe in de Vlaamse kwestie de reactionaire krachten die eerst nog verdoken in de CVP, later in de VU en nog later vanuit het Vlaams Blok, de Vlaams nationale dans leiden.

Sinds het einde van de jaren ’70 is het Blok op het politieke toneel verschenen. Zij zijn een echte gangmaker voor de burgerij in heel wat moeilijke dossiers. Vanaf hun ontstaan hebben zij de onafhankelijkheid van Vlaanderen geëist als enige consequente politiek. De traditionele partijen zitten met een probleem. Gans hun redenering verschilt in het niets van die van het Vlaams Blok. En we moeten constateren dat het Vlaams Blok in zijn voortrekkersrol slaagt. De traditionele partijen voeren eigenlijk stap voor stap delen van het nationalistisch programma uit. Het optreden van Van Den Brande op de televisie waarbij zijn hond een Waalse haan in de muil neemt zou 15 jaar geleden niet mogelijk geweest zijn. Het nationalisme is dan ook één van de inrijpoorten naar het fascisme.

Ook de patroons erkennen de voortrekkersrol van het Vlaams Blok. Dezelfde Karel Vinck zegt in mei 1999, net voor de verkiezingen van 13 juni: "Ja, het Vlaams Blok zal waarschijnlijk enkele procenten winnen, maar daarom gaat de hele democratie nog niet door de knieën. De huidige coalitiepartners boeren inderdaad achteruit, maar het zou best kunnen dat de verkiezingsuitslag de politici tot wat meer krachtdadigheid zal aanzetten."31 Het patronaat erkent dus openlijk de positieve rol van het Vlaams Blok om de traditionele partijen wat achter de veren te zitten en te komen tot waar het patronaat wil komen. Hiermee is nog niet gezegd dat het VEV voor een scheiding van de Belgische staat is, maar een stap is gauw gezet.

Maar wat is nu het programma van het Vlaams Blok? Hoe zien we concreet dat zij de politieke agenda bepalen? Het Vlaams Blok heeft een heel duidelijk project, namelijk het laten uiteen spatten van de Belgische staat. Als we hun programma bekijken valt op hoe rond verschillende deelaspecten de traditionele partijen, of het nu gaat om de SP, de CVP, de liberalen of de VU, hen voor wat betreft de basisideeën beetje bij beetje achternalopen (Zie kader).

Vlaams Blok als wegbereider voor een splitsing van België

De basisfilosofie van het Blok

Vlaanderen vormt één volk, één cultuur en dus één natie. Er moet dus een aparte staat gevormd worden. De staatsgrenzen zijn etnisch bepaald, door het ‘anders zijn’ van de bevolking, door een ‘homogeen aangevoelde etnie’. In haar fundamenteel programma zegt het Blok: "In het onderscheid dat wordt gemaakt tussen een harde en een zachte interpretatie van een natie-staat verhouding staat het Vlaams Blok dus aan de kant van de harde interpretatie, namelijk aan de kant van de staat die een sterke etnische samenhang vertoont en waarin één etnie op een optimale wijze haar belangen kan beneerstigen."32 Zij benadrukken dat het federalisme nooit kan lukken: want in België zijn centrifugale krachten werkzaam. De ‘volkeren’ groeien uiteen.

Is dat niet één van de centrale thema’s van zowel de CVP, de VU, de SP, de VLD en zelfs Agalev? We worden (zijn) te verschillend. We hebben een eigen cultuur, een eigen realiteit. Het Vlaams Blok steunt de idee van Lode Claes die dan de volgende stap zet: "Waarom zouden we moeten vasthouden aan dit federalisme, dat ons geen macht geeft en onze machteloosheid bestendigt."33 Als we toch nog weinig gemeen hebben, waarom gaan we dan niet elk onze eigen weg, en dit kan alleen maar consequent in een eigen staat waar ‘we’ zelf de macht hebben. Gerolf Annemans constateert echter met voldoening dat de stap in de staatshervorming die het Vlaams Parlement oprichtte goed was want "het kan de separatistische dynamiek alleen maar versnellen"34. De nieuwe situatie laat toe, aldus het Vlaams Blok, een politiek van de voldongen feiten voeren, net zoals gebeurde in Litouwen. Daarom, zeggen zij zeer demagogisch, zal de afscheiding niet per definitie bloedig moeten verlopen! Het Blok wil een voldongen-feiten-politiek voeren. Juist de laatste fase van de staatshervorming liet dit toe. En dezelfde voldongen-feiten-politiek werd toegepast door Van Den Brande en De Batselier, onder meer door de volgende stap in de staatshervorming – die zij gewild hadden vanaf 1999 – zelf in gang te zetten, zonder overleg met de Waalse partijen!

Ook op het vlak van Europa en de vrije markt verdedigt het Blok exact hetzelfde als de traditionele partijen en kunnen zij er hun bondgenoot in vinden: "Ieder volk heeft zijn culturele eigenheid. Een Europees Cultureel Handvest moet volgens het Vlaams Blok bepalen wat precies deze culturele eigenheid is. (…) Op die manier komen wij tot een volkeren-Europa, een Europa met een gemeenschappelijke beschaving. Een Europa waarin de staten wegebben. Deze nationalistische visie (...) wijst ieder gelijkstellend denken af dat overigens één van de wortels is van het marxisme. Het Vlaams Blok (…) bestrijdt de idee van het marxisme als zou er slechts één basisstructuur zijn, namelijk die van de economische uitbuiters en de economisch uitgebuiten."35 Op economisch vlak gaat het Blok uit "van de vrije markteconomie als economisch model. De wetten en reglementen waarbinnen het economisch gebeuren zich zal afspelen dienen zo Europees mogelijk te zijn." En: "Het Blok is een solidaristische partij. Het uitgangspunt is de wederzijdse solidariteit van het individu met zijn eigen volksgemeenschap." Ook hier geen verschil met de traditionele partijen, voor Europa en haar ‘vrije markt’, en tegen het marxistisch gelijkheidsdenken.

Maar het Blok wil inderdaad nog verder gaan. Wat bij een scheiding? Vraag is of zij er zullen in slagen de traditionele partijen mee te krijgen op deze weg van de nationalistische waanzin. Over een aantal zaken wordt blijkbaar wel al gediscuteerd en ‘nagedacht’ in de hoofdkwartieren van de traditionele partijen en in die van het patronaat. Vooreerst enkele van de ideeën van het Blok. 1. Bij een scheiding zullen de activa van de Nationale Bank verdeeld worden volgens de verdeling van het BBP van de laatste 10 jaar. 2. Naar solidaristisch model heeft Vlaanderen recht op een volksgebonden stelsel van sociale zekerheid. (3) De luchthaven van Brussel-nationaal ligt op Vlaams grondgebied en dus is er ‘geen enkele reden om Waalse zeggenschap te dulden’. 4. Gemengde overheidsbedrijven zoals Sabena waarvan de activiteiten uitsluitend lokaliseerbaar zijn in één landsdeel worden integraal toegewezen aan dat landsdeel. 5. Gemengde overheidsbedrijven zoals Cockerill Sambre, maar niet lokaliseerbaar in één landsgedeelte worden verdeeld in de mate van het mogelijke volgens de plaats van realisatie van de meerwaarde. 6. Overheidsschulden worden toegewezen aan diegene die ze heeft veroorzaakt. 7. Wallonië moet de transferten van de Belgische ‘oversolidariteit’ terugstorten aan Vlaanderen. Dit is maar een greep uit wat het Blok wil. Het is duidelijk dat het Blok een deel van de nationale rijkdom wil inpikken en de Waalse werkers nog meer wil doen bloeden.

Het lijkt ver weg en overdreven, maar sommige burgerlijke politici hebben al openlijk sommige van deze programmapunten bespreekbaar gemaakt. Zo is onze ‘progressieve’ jonge en dynamische SP’er Stevaert er al in geslaagd twee ervan ter sprake te brengen in de pers. Een eerste maal toen hij op het TV1-journaal zei dat de nationale luchthaven in feite een zaak van de Vlamingen was, want gelegen op Vlaams grondgebied! Een tweede maal toen hij zich als minister van transport en mobiliteit in de Vlaamse regering bekloeg over het gebrek aan dynamiek van de nationale NMBS. Hij dreigde er zelfs even mee de busmaatschappij De Lijn, waarvoor hij bevoegd is, een deel van de regionale spooractiviteiten te laten overnemen. Uit deze voorbeelden kunnen we dus zien dat sommige ideeën van het Vlaams Blok die op het eerste zicht ‘niet zoveel kans maken’ zoals sommige progressieven zeggen, toch bespreekbaar zijn. Hetzelfde is trouwens het geval voor de sociale zekerheid, althans voor sommige partijen.

De kwestie Brussel. Eén van de principes die met de staatshervorming vastgelegd zijn in de grondwet is het territorialiteitsprincipe. Dit houdt in dat de gewesten bevoegd zijn voor wat er op hun grondgebied gebeurt. Daar zijn bijvoorbeeld de taalwetten aan verbonden, enz. Het Blok past dit principe ruimer toe, ook in de kwestie Brussel. Van
Patriot! is offline  
Oud 28 mei 2003, 19:03   #16
Patriot!
Secretaris-Generaal VN
 
Patriot!'s schermafbeelding
 
Geregistreerd: 6 oktober 2002
Locatie: België - Belgique - Belgien - Belgium
Berichten: 21.353
Stuur een bericht via ICQ naar Patriot! Stuur een bericht via MSN naar Patriot!
Standaard

"Radicalisering naar links bij verkiezingen is niet uit te sluiten"

Dieter Lesage: PVDA is belangrijk in de strijd tegen separatisme
Dieter Lesage, ex-kabinetsmedewerker van Vlaams parlementslid Kathy Lindekens (SP), is bekend van zijn boek 'Onzuivere Gedachten - Over het Vlaanderen van de minister-president' waarin hij het extreme nationalisme van Luc Van den Brande onderuit haalt. Onlangs schreef hij in positieve zin over de rol van onze partij in de strijd tegen het separatisme.

Kris Merckx

Onder de titel 'Belgischgezinde Vlamingen raken politiek dakloos' publiceerde Dieter Lesage op 7 december een opiniestuk in De Standaard. Met de verkiezingen in het vooruitzicht onderzocht hij daarin wat de houding is van de politieke partijen tegenover het separatisme. Dieter Lesage stelde ondermeer:"De maskers vallen af. Een deel van de Vlaamse politieke elite volgt thans openlijk het separatisme dat tot voor kort alleen door het Vlaams Blok beleden werd. Op de bijeenkomst van het OVV (Overleg van Vlaamse Verenigingen) van 15 november was niet alleen het Vlaams Blok massaal present, ook leden van CVP, VLD, VU én Agalev-pretendent Ludo Abicht. Het wordt op die manier voor de Vlaamse bevolking, waarvan slechts een kleine minderheid het separatisme genegen is, een hachelijke onderneming om te weten voor wie zij dan nog wel kan stemmen. Indien men voorstander is van het versterken en optimaliseren van het Belgisch federalisme, dan zou er bij de volgende verkiezingen wel eens bitter weinig keuze kunnen zijn."
Een discussie op internet
In de Internet-uitgave van De Standaard reageerde ik op dit artikel met de vraag waarom Dieter Lesage de PVDA-PTB niet had vermeld als partij die ondubbelzinnig voor het Belgisch staatsverband opteert. Ik verwees daarbij naar een aantal passages uit de 1-Meitoespraak 1998 van Ludo Martens: 'Onder de vlag van het internationalisme. De strijd tegen het wereldkapitalisme en de taaltwisten in België' en besloot dat de Belgisch gezinde progressieven wel degelijk politiek onderdak kunnen vinden, met name bij de PVDA-PTB.
Dieter Lesage plaatste meteen volgend antwoord in de elektronische De Standaard: "Kris Merckx betreurt dat ik de kritiek van de PVDA op het separatisme niet vermeld heb in mijn opiniestuk. Ik moet hem gelijk geven. Bij het inkorten van mijn stuk is veel gesneuveld dat ik belangrijk vond, ook een verwijzing naar de PVDA. Ik 'publiceer' hieronder de integrale versie van mijn oorspronkelijke tekst. Hopelijk doe ik hiermee vooralsnog toch een beetje recht aan de betekenis van de PVDA in de strijd tegen het separatisme."
In de bewuste passage stelt Lesage: "Voor de voorstanders van de versterking van het Belgisch federalisme, doorstaan, onder de gevestigde partijen, alleen SP en Agalev enigszins de test en dan nog alleen maar als men niet al te streng is. We vergeten dan bijvoorbeeld even een aantal ongerijmdheden: Rondzendbrief-minister Leo Peeters behoort tot de SP en de separatist Ludo Abicht stelt zich kandidaat voor Agalev bij de verkiezingen voor het Vlaams Parlement, tenzij men bij de groenen in de komende dagen deze pijnlijke vergissing wil inzien. Want voor één Abicht zouden de groenen wel eens tien andere Vlaamse, maar federalistisch gezinde intellectuelen kunnen mislopen. Nochtans stemt de institutionele agenda van de SP en Agalev beter overeen met de opvattingen van de meerderheid van de Vlaamse bevolking en ik wil hopen dat zij de moed hebben om dit ook de kiezers duidelijk te maken. Zoniet mag men een radicalisering van links - waarover zelden gesproken wordt - bij de volgende verkiezingen zeker niet uitsluiten. De kritiek van de PVDA op het separatisme laat immers intussen niets aan duidelijkheid te wensen over."
Een aanmoediging om onze standpunten ter zake en dan vooral de tekst van de 1-Meitoespraak van kameraad Martens veel ruimer onder de progressieven te verspreiden dan we tot nu toe deden.
Patriot! is offline  
Oud 28 mei 2003, 19:03   #17
Patriot!
Secretaris-Generaal VN
 
Patriot!'s schermafbeelding
 
Geregistreerd: 6 oktober 2002
Locatie: België - Belgique - Belgien - Belgium
Berichten: 21.353
Stuur een bericht via ICQ naar Patriot! Stuur een bericht via MSN naar Patriot!
Standaard

Zo dat zijn er toch al een paar.
Patriot! is offline  
Oud 29 mei 2003, 13:44   #18
Jonas De muynck
Provinciaal Gedeputeerde
 
Jonas De muynck's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 juni 2002
Locatie: Schaarbeek
Berichten: 891
Standaard

Ik hoop dat iedereen het verschil tussen beide teksten heeft gezien?

De PVDA zwijgt dus COMPLEET de KPB dood! De Kommunistische Partij van België was namelijk de EERSTE federalistische partij van dit land.

Een volslagen waardeloze historische analyse dus deze van de PVDA-mensen...
Jonas De muynck is offline  
Oud 29 mei 2003, 18:00   #19
Pelgrim
Secretaris-Generaal VN
 
Pelgrim's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 30 april 2002
Locatie: Bankrijk
Berichten: 49.945
Standaard

1) De tijd dat ik als radicaal links mens nog geloof en belang hechte aan de schrijfsels en propaganda van het stalinistische Politburo van de PvdA is (god zij dank) al lang voorbij. Ik heb nu door dat zij niet echt de ideale revolutionaire partij zijn.
2)Ik kan er nog steeds niet bij dat diezelfde PvdA de staat België zou steunen, die IN DE EERSTE PLAATS een staat was opgericht DOOR de kapitalistische bourgeoisie. Alleen al om die reden zouden zij de waalse en vlaamse onafhankelijkheidsbeweging moeten steunen.
3)Diezelfde stalin-adepten gaan er ook nog steeds van uit dat al wie een beetje trots is op zijn vlaamse roots automatisch een racist of zelfs nazi is, die graag een apartheidsregime wil installeren waarbij Franstaligen niet meer op onze bussen mogen rijden. Wil ik even verwijzen naar Tibet, waar -onder het door hen zo geprezen Maoïsme- nog steeds een vorm van apartheid en onderdrukking bestaat? Wil ik even verwijzen naar hun broeders van de AEL die hier openlijk komen pleiten voor islamitische scholen?

M.a.w., wat de pvda betreft: amuseert u in uw partijlokaaltjes en speel nog wat de Grote Bevrijder van de onderdrukten. Met zo'n visies zal u nooit de kiesdrempel halen.
__________________
pri via opinio, ne prelegu.
pri alies opinioj, nepre legu!
Pelgrim is offline  
Oud 1 juni 2003, 23:56   #20
Bruno*
Banneling
 
 
Bruno*'s schermafbeelding
 
Geregistreerd: 12 oktober 2002
Locatie: Koninkrijk België - Royaume de Belgique-Königreich Belgien
Berichten: 8.868
Stuur een bericht via MSN naar Bruno*
Standaard

Citaat:
Ik kan er nog steeds niet bij dat diezelfde PvdA de staat België zou steunen, die IN DE EERSTE PLAATS een staat was opgericht DOOR de kapitalistische bourgeoisie. Alleen al om die reden zouden zij de waalse en vlaamse onafhankelijkheidsbeweging moeten steunen.
De PVDA beschouwt de Belgische omwenteling als een progressieve stap in de geschiedenis. Inderdaad, vanuit marxistisch oogpunt is de overgang van feodalisme naar kapitalisme een stap vooruit. Dat de flaminganten daarentegen terug naar 1302 willen, daar was ik al van op de hoogte hoor
Bruno* is offline  
 



Regels voor berichten
Je mag niet nieuwe discussies starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag niet bijlagen versturen
Je mag niet jouw berichten bewerken

vB-code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit
Forumnavigatie


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 13:58.


Forumsoftware: vBulletin®
Copyright ©2000 - 2024, Jelsoft Enterprises Ltd.
Content copyright ©2002 - 2020, Politics.be