Leo |
5 november 2009 17:32 |
Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door quercus
(Bericht 4424265)
Een zeer positieve en bemoedigende tekst. Heel wat anders dan de chagrijnige afbraak-epistels van de Belgicisten. Er is een stille evolutie aan de gang die onze tricolore "Brabançonne"-kwelers niet kunnen tegenhouden.
|
De aangehaalde tekst van Andries Postma lijkt me te dateren van vóór de strapatsen van België om ten gunste van Frankrijk nog te redden wat er te redden viel inzake het bankwezen.
Voor de rest valt het me op dat het alweer dezelfde minkukel is die zich interessant wil maken: hij is niet aan zijn proefstuk toe. Nog maar een paar dagen geleden verwees ik naar zijn reaktie op een artikel van Stan de Jong in HP/De Tijd dat aanleiding gaf tot de vermelde "Verklaring van Roosendaal" waarin negen verenigingen onder meer onomwonden stelden:
Citaat:
De negen reageerden met ongeloof, omdat België's Eerste Burger, die zich als liberaal politicus doorgaans graag een vrijzinnig en onkerkeiijk imago aanmeet, zich niet schroomt om gebruik te maken van argumenten, die de negentiende-eeuwse clerus in Vlaanderen destijds meende te moeten gebruiken tegen het zogenaamd protestantse Noorden.
De negen uitten afkeuring, niet alleen omdat de heer De Croo zich uitput in uitsluitend negatieve bewoordingen, die bol staan van vooringenomenheid en stereotiepen, maar evenzeer omdat hij in wezen valse informatie verspreidt over concrete hedendaagse knelpunten van economische en planologische aard, waarvoor bevoegde instanties in beide landen naar beste vermogen een oplossing proberen te vinden.
De negen ervaren vervolgens weerzin, omdat de voorzitter van een federaal parlement, die oog zou moeten hebben voor politieke schakeringen en identiteitsgevoelens binnen de deelstaten, uiterst ongenuanceerd platvloerse gemeenplaatsen debiteert over de culturele gemeenschappen die in onze landen wonen, werken en met elkaar leven, ook over staatsgrenzen heen. Door kleine culturele verschillen die er ontegensprekelijk bestaan tussen in wezen gelijkaardige, maar door een artificiële staatsgrens gescheiden mensen, op te blazen tot karikaturale en zelfs verwerpelijke tegenstellingen, ondergraaft De Croo in de grond immers alle goedbedoelde pogingen, die met het oog op de eenmaking van Europa ondernomen worden. Voeg daarbij tenslotte de op onwetendheid en onkunde gebaseerde geringschatting, die de kamervoorzitter aan de dag legt voor de ecologische problematiek in de grensgebieden, en het plaatje van een door een levensgrote generatiekloof van zijn jongere medeburgers gescheiden overjarige politicus is compleet.
De negen kunnen dan ook niet anders, dan de kortzichtigheid, de bekrompenheid en het gemis aan Europees staatsmanschap van de heer De Croo publiekelijk aanklagen. Allicht heeft hij met zijn platvloerse uitlatingen ook nog enig electoraal gewin beoogd bij het deel van zijn politieke achterban, dat mentaal nog midden in het tweede deel van de twintigste eeuw verkeert. Hij zal echter bedrogen uitkomen, want op de drempel van Euroland bouwen de jongeren zich een beeld op van een Europa, waarin geen plaats meer is voor de enge nationalismen van de voorbijgestreefde staatsvormen, maar waarin de regio's en de verenigde cultuurgemeenschappen steeds belangrijker zullen worden.
|
|