Franz Ritter Von Epp |
18 juni 2005 08:54 |
Alain de Benoist schreef hierover het volgende:
3.2. Tegen racisme, voor het recht op verschillend zijn
Racisme kan niet worden gedefinieerd als de voorkeur voor endogamie (d.w.z. de voorkeur om zich binnen de eigen groep voort te planten), want die volgt uit de keuzevrijheid van individuen en volkeren (zo heeft het joodse volk zijn voortbestaan te danken aan zijn afwijzing van het gemengde huwelijk). Nu we in debat te maken hebben met onverantwoorde vereenvoudigingen, propaganda en zedenprekerij, moeten we terug naar de eigenlijke betekenis van het woord: racisme is een theorie die stelt dat er tussen rassen hoedanigheidsverschillen bestaan, zodat men veralgemenend een onderscheid zou kunnen maken tussen 'meerwaardige' en 'minderwaardige' rassen, ofwel, dat de waarde van een individu volledig wordt bepaald door zijn raciale afkomst, dan wel dat ras op zich de kernfactor is in de verklaring van de geschiedenis van de mens.
Deze drie stellingen kunnen zowel tegelijkertijd of ieder apart worden onderschreven. Ze zijn alle drie onjuist. Rassen bestáán en op grond van een of ander statistisch geïsoleerd criterium verschillen ze van elkaar, maar er is geen sprake van absolute kwaliteitsverschillen. Er is bovendien geen enkel boven de mensheid hangend wetenschappenlijk paradigma voorhanden, waaraan wereldwijd een rangorde zou kunnen worden afgemeten. Het is tenslotte duidelijk dat een individu vooreerst zijn waarde ontleent aan zijn persoonlijke eigenschappen.
Racisme is geen geestesziekte die is ontkiemd uit vooroordeel of premodern bijgeloof (de liberale fabel dat gebrek aan verstand de bron van alle sociaal kwaad is). Het is een verouderde dwaalleer die voortvloeit uit het positivisme, waarvolgens men 'op wetenschappelijke wijze' in absolute zin de waarde kon bepalen van menselijke samenlevingen, en uit het sociaal-biologische misbruik van evolutietheorieën, die de geschiedenis van de mens proberen te beschrijven als een geheel bestaande uit 'fases' die overeenkomen met verschillende 'vooruitgangsstadia'. Sommige volkeren zouden dan voorlopig of voor altijd 'vooruitlopen' op andere.
Tegenover racisme staan enerzijds een antiracisme dat uitgaat van wereldwijd eenheidsdenken (universalisme) en een antiracisme dat uitgaat van het bestaan van verschillen (differentialisme). Eerstgenoemd antiracisme komt langs een omweg precies uit op het racisme dat het aanklaagt. Het is immers net zo allergisch voor onderscheid, erkent bij de volkeren alleen hun gemeenschappelijk behoren tot de mensheid en neigt ertoe hun eigenheid als vergankelijk of van secundair belang te beschouwen. Door het anderszijn naar allemaal-hetzelfde terug te voeren met de bedoeling iedereen aan elkaar gelijk te maken (assimilationisme) is het dus per definitie niet in staat iemands anders-zijn te erkennen en te respecteren voor wat het is.
Antiracisme dat uitgaat van de bestaande verschillen - en daarin bevinden wij ons - daarentegen, denkt dat de niet herleidbare verscheidenheid binnen de menselijke soort er juist de rijkdom van vormt. Wij willen weer zin aan het universele geven, niet door ons te weer te stellen tegen de verscheidenheid, maar door deze juist als vertrekpunt te nemen. Voor onze denkrichting houdt de antiracistische strijd noch ontkenning van het bestaan van rassen in, noch het streven om ze in een allegaartje te laten samenvloeien: wij verwerpen zowel uitsluiting als de assimilatie. Geen apartheid en geen melting pot: aanvaarding van de andere als van ons verschillend, in het vooruitzicht van een elkander verrijkende dialoog.
|