Meer belastingen voor Vlaamse bedrijven

[Spolpoel]

BRUSSEL - Bedrijven betalen beduidend meer belastingen in Vlaanderen dan in Wallonië of Brussel. Dat blijkt uit een studie door de KU Leuven naar de ,,feitelijke'' belastingdruk. Het Belgische gemiddelde bedraagt 26 procent, gelijk aan het percentage van de gemiddelde bedrijfsbelastingdruk in Wallonië. Vlaanderen zit daar met 27 procent boven en Brussel met 24 procent onder.



De studie werd uitgevoerd door drie onderzoekers van de KU Leuven en de Universiteit van Maastricht. Zij onderzochten de belastingfactuur van meer dan 12.000 bedrijven, over de periode 1993-2002. Al die bedrijven vallen onder de officiële aanslagvoet (op de vennootschapsbelasting) van 40,17 procent. De feitelijke belastingdruk (gemiddeld 26 procent) verschilt van bedrijf tot bedrijf en is het resultaat van legale of met de fiscus onderhandelde belastingfaciliteiten.

Eerste vaststelling: de officiële aanslagvoet op de vennootschapsbelasting werd in 2002 door de regering-Verhofstadt verlaagd tot 33,99 procent, maar in de voorafgaande jaren, tussen 1999 en 2002, was er sprake van een stijgende trend van de belastingdruk. Volgens de wetenschappers was die het gevolg van een verbreding van de belastbare basis, waardoor het budgettaire effect van de daling van het tarief ,,min of meer neutraal werd gehouden''.

Tweede vaststelling: het grote verschil in de feitelijke belastingdruk tussen de drie regio's. Dat verschil is het gevolg van een andere aanpak inzake bedrijfsbelastingen tussen de regionale overheden. De verklaring ligt volgens de wetenschappers in de ,,sterk verschillende economische situatie'' van de drie regio's. ,,De hogere werkloosheidscijfers in Wallonië plaatsen de Waalse overheid in een minder sterke onderhandelingspositie tegenover binnen- en buitenlandse bedrijven.'' Het gevolg is een regionale belastingsconcurrentie.

Derde vaststelling: de feitelijke belastingdruk verschilt sterk tussen de bedrijfssectoren. Tabaksproducenten, bouwbedrijven, autoverkopers en de IT-sector betalen meer dan het nationale gemiddelde van 26 procent. Voor de politiek weinig populaire tabaksbedrijven gaat het om meer dan 40 procent. Omgekeerd betalen ,,geliefde'' sectoren als toerisme en recyclage minder dan 20 procent belastingen. Dat geldt ook voor een sector met hoge onderzoeks- en ontwikkelingskosten als de telecom. De studie meldt ook dat ,,arbeidsintensieve bedrijven verhoudingsgewijs meer belastingen betalen dan kapitaalintensieve bedrijven''.

(jir)

www.econ.kuleuven.ac.be/licos/


29/05/2004 De Standaard

[Stratcat]

Oorspronkelijk geplaatst door Spolpoel

BRUSSEL - Bedrijven betalen beduidend meer belastingen in Vlaanderen dan in Wallonië of Brussel. Dat blijkt uit een studie door de KU Leuven naar de ,,feitelijke'' belastingdruk. Het Belgische gemiddelde bedraagt 26 procent, gelijk aan het percentage van de gemiddelde bedrijfsbelastingdruk in Wallonië. Vlaanderen zit daar met 27 procent boven en Brussel met 24 procent onder.



De studie werd uitgevoerd door drie onderzoekers van de KU Leuven en de Universiteit van Maastricht. Zij onderzochten de belastingfactuur van meer dan 12.000 bedrijven, over de periode 1993-2002. Al die bedrijven vallen onder de officiële aanslagvoet (op de vennootschapsbelasting) van 40,17 procent. De feitelijke belastingdruk (gemiddeld 26 procent) verschilt van bedrijf tot bedrijf en is het resultaat van legale of met de fiscus onderhandelde belastingfaciliteiten.

Eerste vaststelling: de officiële aanslagvoet op de vennootschapsbelasting werd in 2002 door de regering-Verhofstadt verlaagd tot 33,99 procent, maar in de voorafgaande jaren, tussen 1999 en 2002, was er sprake van een stijgende trend van de belastingdruk. Volgens de wetenschappers was die het gevolg van een verbreding van de belastbare basis, waardoor het budgettaire effect van de daling van het tarief ,,min of meer neutraal werd gehouden''.

Dit snap ik niet goed:
- men zegt hier dat de vennootschapsbelasting pas in 2002 verlaagd werd tot 33,99 %. Dat klopt, al merk ik wel op dat de wet tot verlaging van het tarief weliswaar dateert van 24 december 2002 (een kerstcadeautje ), maar pas van toepassing is vanaf het aanslagjaar 2004, in de meeste gevallen betekent dat vanaf inkomstenjaar 2003
-men zegt dat men 'in de voorafgaande jaren' een stijgende feitelijke belastingdruk heeft gekend. Dat wil ik best aannemen.
- MAAR.... hoe kan men nu de stijging van de belastingdruk in de periode 1999 verklaren door een verbreding van de belastbare basis, waardoor het budgettaire effect van de daling van het tarief ,,min of meer neutraal werd gehouden''? Er was in die periode geen daling van het tarief! Bovendien: hoe kan een stijging nu verklaard worden als gevolg van een min of meer neutraal budgettair effect? Een stijging van de belastingdruk die geen stijging is?

Ik zal de studie zelf eens lezen, ik denk dat de journalist hier twee zaken door elkaar haalt:
1. de stijging van de belastingdruk in de periode 1999-2002
2. het beoogde budgettair neutraal effect van de daling van het tarief vanaf het aanslagjaar 2004. De regering heeft overigens zowel in het regeerakkoord als in de Memorie van Toelichting van de Wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting uitdrukkelijk die budgettaire neutraliteit verkondigd. Dat sommige liberalen (Reynders notabene op kop) het nu willen laten uitschijnen dat die belastinghervorming een belastingverlaging is, is dan ook gelogen.

Tweede vaststelling: het grote verschil in de feitelijke belastingdruk tussen de drie regio's. Dat verschil is het gevolg van een andere aanpak inzake bedrijfsbelastingen tussen de regionale overheden. De verklaring ligt volgens de wetenschappers in de ,,sterk verschillende economische situatie'' van de drie regio's. ,,De hogere werkloosheidscijfers in Wallonië plaatsen de Waalse overheid in een minder sterke onderhandelingspositie tegenover binnen- en buitenlandse bedrijven.'' Het gevolg is een regionale belastingsconcurrentie.

Derde vaststelling: de feitelijke belastingdruk verschilt sterk tussen de bedrijfssectoren. Tabaksproducenten, bouwbedrijven, autoverkopers en de IT-sector betalen meer dan het nationale gemiddelde van 26 procent. Voor de politiek weinig populaire tabaksbedrijven gaat het om meer dan 40 procent. Omgekeerd betalen ,,geliefde'' sectoren als toerisme en recyclage minder dan 20 procent belastingen. Dat geldt ook voor een sector met hoge onderzoeks- en ontwikkelingskosten als de telecom. De studie meldt ook dat ,,arbeidsintensieve bedrijven verhoudingsgewijs meer belastingen betalen dan kapitaalintensieve bedrijven''.

De verbreding van de belastbare grondslag die de tariefdaling moet compenseren zal de regionale en sectoriële verschillen enkel nog vergroten: meer belastingdruk in Vlaanderen, meer belastingdruk voor de industrie. Dit vooral als gevolg van het niet langer aftrekbaar zijn van bepaalde gewestelijke belastingen, vooral de milieuheffingen, waarvan er in Vlaanderen meer zijn dan in Wallonië, en waarmee industriële bedrijven meer te maken krijgen dan dienstverlenende bedrijven.