Politics.be Registreren kan je hier.
Problemen met registreren of reageren op de berichten?
Een verloren wachtwoord?
Gelieve een mail te zenden naar [email protected] met vermelding van je gebruikersnaam.

Ga terug   Politics.be > Themafora > Maatschappij en samenleving
Registreer FAQForumreglement Ledenlijst

Maatschappij en samenleving Dit subforum handelt over zaken die leven binnen de maatschappij en in die zin politiek relevant (geworden) zijn.

Bekijk resultaten enquête: Moet de overheid cannabis gaan kweken en verkopen?
Ja 15 53,57%
Nee 13 46,43%
Weet niet / Geen mening 0 0%
Aantal stemmers: 28. Je mag niet stemmen in deze enquête

Antwoord
 
Discussietools
Oud 29 april 2013, 22:01   #1
BigF
Secretaris-Generaal VN
 
BigF's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 7 januari 2005
Berichten: 28.958
Standaard Overheid moet zelf cannabis gaan kweken en verkopen.

Eindelijk nog eens wat verstandige praat aangaande cannabis.

Onkelinx is wel te porren voor een proefproject. Ze gaat overleggen met deskundigen.

Na de massale stemmen die in Nederland opgaan over het legaliseren van cannabis en het door de staat kweken en verkopen is nu dus ook Belgie aan de beurt. Zelfs in Amerika (het voormalige centrum van de war on drugs) begint men in te zien dat dat nog niet zo'n gek plan is.

Probleem gaat natuurlijk zijn dat je een hoop onzin te horen gaat krijgen van mensen die er geen knijt van kennen. Dagenlang gezever over de stepping stone theorie bv. Een theorie die al jaar en dag ontkracht wordt maar dat houdt de believers natuurlijk niet tegen.
Of mensen die kost wat kost blijven geloven (of toch minstens blijven verkondigen) dat enkel een repressieve aanpak werkt. Een aanpak die tot op heden nergens ter wereld al iets heeft opgeleverd. Maar die men (in Antwerpen bv) toch blijft presenteren als het redmiddel.

In ieder geval: ik ben voorstander.
Wat jullie?
__________________
It's just a ride.
BigF is offline   Met citaat antwoorden
Oud 29 april 2013, 22:03   #2
Boyke
Banneling
 
 
Geregistreerd: 3 oktober 2012
Locatie: Rotselaar
Berichten: 1.187
Standaard

Is een te complex probleem om er toogpraat over te vertellen mijn gedacht !
Ik bedoel om er zo uit de losse pols je gedacht over te spuien!
Boyke is offline   Met citaat antwoorden
Oud 29 april 2013, 22:12   #3
alice
Secretaris-Generaal VN
 
Geregistreerd: 3 januari 2007
Berichten: 27.350
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door BigF Bekijk bericht
Eindelijk nog eens wat verstandige praat aangaande cannabis.

Onkelinx is wel te porren voor een proefproject. Ze gaat overleggen met deskundigen.

Na de massale stemmen die in Nederland opgaan over het legaliseren van cannabis en het door de staat kweken en verkopen is nu dus ook Belgie aan de beurt. Zelfs in Amerika (het voormalige centrum van de war on drugs) begint men in te zien dat dat nog niet zo'n gek plan is.

Probleem gaat natuurlijk zijn dat je een hoop onzin te horen gaat krijgen van mensen die er geen knijt van kennen. Dagenlang gezever over de stepping stone theorie bv. Een theorie die al jaar en dag ontkracht wordt maar dat houdt de believers natuurlijk niet tegen.
Of mensen die kost wat kost blijven geloven (of toch minstens blijven verkondigen) dat enkel een repressieve aanpak werkt. Een aanpak die tot op heden nergens ter wereld al iets heeft opgeleverd. Maar die men (in Antwerpen bv) toch blijft presenteren als het redmiddel.

In ieder geval: ik ben voorstander.
Wat jullie?
Ik ook, maar niet aan minderjarigen, en met registratie van wie koopt en hoeveel.
alice is offline   Met citaat antwoorden
Oud 29 april 2013, 22:24   #4
Boyke
Banneling
 
 
Geregistreerd: 3 oktober 2012
Locatie: Rotselaar
Berichten: 1.187
Standaard

Alice zegt wijze dingen !!!!!!!
Boyke is offline   Met citaat antwoorden
Oud 29 april 2013, 22:26   #5
Kameraad Mauser
Banneling
 
 
Geregistreerd: 15 april 2013
Locatie: Tachanka
Berichten: 3.435
Standaard

Legaliseren die handel.
Kameraad Mauser is offline   Met citaat antwoorden
Oud 29 april 2013, 22:35   #6
Boyke
Banneling
 
 
Geregistreerd: 3 oktober 2012
Locatie: Rotselaar
Berichten: 1.187
Standaard

En de internationale verdragen die die legalisering verbieden ? Opzeggen ? Is dat wel verstandig zonder internationaal overleg ? Ik denk maar luidop hoor !
Voor één keer geef ik hier dan de tekst van het Enkelvoudig Verdrag, het verdrag betreffende de verdovende middelen.
Het is lang, maar men mag hier niet in het luchtledige praten, net alsof dat verdrag niet zou bestaan!

Laatst gewijzigd door Boyke : 29 april 2013 om 22:47.
Boyke is offline   Met citaat antwoorden
Oud 29 april 2013, 22:40   #7
Boyke
Banneling
 
 
Geregistreerd: 3 oktober 2012
Locatie: Rotselaar
Berichten: 1.187
Standaard

Hier het zgn. Enkelvoudig Verdrag:

30 MAART 1961. - Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, 1961.

Artikel 1. Definities.
1. Behalve voorzover uitdrukkelijk anders is bepaald of waar het zinsverband een andere uitleg vereist, gelden in het gehele Verdrag de volgende definities :
(a) " Comité " betekent het Internationale Comité van Toezicht op verdovende middelen.
(b) " Cannabis " betekent de bloeiende of vruchtdragende toppen van de cannabisplant (met uitzondering van de zaden en bladeren indien deze niet vergezeld gaan van de toppen) waaruit de hars niet is geëxtraheerd, met welke naam ook aangeduid.
(c) " Cannabisplant " betekent iedere plant van het geslacht cannabis.
(d) " Cannabishars " betekent de afgescheiden hars, ruw of gezuiverd, verkregen uit de cannabisplant.
(e) " Cocaplant " betekent de plant van een der soorten van het geslacht erythroxylon.
(f) " Cocablad " betekent het blad van de cocaplant met uitzondering van een blad waaruit alle ecgonine, cocaïne en alle andere ecgonine alkaloïden zijn verwijderd.
(g) " Commissie " betekent de Commissie voor verdovende middelen van de Raad.
(h) " Raad " betekent de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties.
(i) " Verbouw " betekent de verbouw van papaper, cocaplant of cannabisplant.
(j) " Verdovend middel " betekent elk der stoffen genoemd in de lijsten I en II, hetzij natuurlijk, hetzij synthetisch.
(k) " Algemene Vergadering " betekent de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
(l) " Sluikhandel " betekent de verbouw van of de handel in verdovende middelen in strijd met de bepalingen van dit Verdrag.
(m) " Invoer " en " uitvoer " betekenen, al naar het zinsverband, de daadwerkelijke overbrenging van verdovende middelen van de ene Staat naar de andere, of, binnen dezelfde Staat, van het ene gebied naar het andere.
(n) " Vervaardiging " betekent alle bewerkingen, met uitzondering van produktie, waarbij verdovende middelen kunnen worden verkregen, met inbegrip van zowel zuivering als omzetting van verdovende middelen in andere verdovende middelen.
(o) " Medicinaal opium " betekent opium dat de bewerkingen heeft ondergaan die nodig zijn om het geschikt te maken voor geneeskundig gebruik.
(p) " Opium " betekent het gestremde sap van de papaver.
(q) " Papaver " betekent de plant van de soort Papayer somniferum L.
(r) " Bolkaf " betekent alle delen (met uitzondering van de zaden) van de papaver, na het maaien.
(s) " Preparaat " betekent een vast of vloeibaar mengsel dat een verdovend middel bevat.
(t) " Produktie " betekent de afscheiding van opium, cocabladeren, cannabis en cannabishars van de planten waaruit zij worden verkregen.
(u) " Lijst I ", " Lijst II ", " Lijst III " en " Lijst IV " betekenen de overeenkomstig genummerde lijsten van verdovende middelen of preparaten, die aan dit Verdrag zijn gehecht, zoals van tijd tot tijd overeenkomstig artikel 3 gewijzigd.
(v) " Secretaris-Generaal " betekent de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
(w) " Bijzondere voorraden " betekent de hoeveelheid verdovende middelen die in een land of gebied wordt aangehouden door de regering van dat land of gebied voor bijzondere regeringsdoeleinden en om het hoofd te bieden aan bijzondere omstandigheden; de uitdrukking " bijzondere doeleinden " wordt op overeenkomstige wijze uitgelegd.
(x) " Voorraden " betekent de in een land of gebied aangehouden hoeveelheden verdovende middelen die bestemd zijn voor :
(i) verbruik in het land of gebied voor geneeskundige en wetenschappeljke doeleinden;
(ii) gebruik in het land of gebied voor de vervaardiging van verdovende middelen en andere stoffen of
(iii) uitvoer;
doch omvat niet de in het land of gebied aangehouden hoeveelheden verdovende middelen;
(iv) door apothekers of andere daartoe gemachtigde kleinhandelaars en door instellingen of bevoegde personen die behoorlijk gemachtigd zijn tot de uitoefening van therapeutische of wetenschappelijke functies, of
(v) Als " bijzondere voorraden ".
(y) " Gebied " betekent ieder deel van een Staat dat, wat het in artikel 31 vervatte systeem van invoercertificaten en uitvoervergunningen betreft, behandeld wordt als een afzonderlijke eenheid. Deze definitie geldt niet voor de uitdrukking " gebied " zoals deze wordt gebruikt in de artikelen 42 en 46.
2. In dit Verdrag wordt een verdovend middel als " verbruikt " beschouwd, wanneer het is geleverd aan een persoon of onderneming voor afgifte in het klein, voor geneeskundig gebruik of voor wetenschappelijk onderzoek; de uitdrukking " verbruik " wordt op overeenkomstige wijze uitgelegd.

Art. 2. Stoffen onder toezicht.
1. Behalve wat betreft maatregelen van toezicht die beperkt zijn tot bepaalde verdovende middelen zijn de verdovende middelen van Lijst I onderworpen aan alle maatregelen van toezicht die van toepassing zijn op verdovende middelen die onder dit Verdrag vallen en, in het bijzonder, aan die maatregelen die zijn vervat in de artikelen 4 (c), 19, 20, 21, 29, 30, 31, 32, 33, 34 en 37.
2. De verdovende middelen van Lijst II zijn onderworpen aan dezelfde maatregelen van toezicht als de verdovende middelen van Lijst I, met uitzondering van de maatregelen voorgeschreven in artikel 30, leden 2 en 5, ten aanzien van de kleinhandel.
3. Andere preparaten dan die van Lijst III zijn onderworpen aan dezelfde maatregelen van toezicht als de verdovende middelen die zij bevatten, doch ramingen (artikel 19) en statistieken (artikel 20) die geen betrekking hebben op deze verdovende middelen zijn niet vereist, indien het dergelijke preparaten betreft; de bepalingen van artikel 29, lid 2 (c), en artikel 30, lid 1 (b) (ii), zijn dan niet van toepassing.
(4. De preparaten van lijst III zijn onderworpen aan dezelfde maatregelen van toezicht als de preparaten die de verdovende middelen van lijst II bevatten. De §§ 1, b en 3 tot 15 van artikel 31, alsook wat de aanschaffing en de aflevering ervan in 't klein betreft, alinea b van artikel 34 zijn echter niet noodzakelijk van toepassing en de voor de ramingen (art. 19) en de statistieken (art. 20) vereiste inlichtingen zijn beperkt tot de bij de vervaardiging van de genoemde preparaten gebruikte hoeveelheden verdovende middelen.) <V 25-03-1972, art. 1>
5. De verdovende middelen van Lijst IV zijn tevens opgenomen in Lijst I en onderworpen aan alle maatregelen van toezicht die van toepassing zijn op de verdovende middelen van laatstgenoemde Lijst, terwijl bovendien :
(a) een Partij alle bijzondere maatregelen van toezicht neemt die naar haar mening noodzakelijk zijn in verband met de bijzonder gevaarlijke eigenschappen van een aldus opgenomen verdovend middel;
(b) een Partij, indien zulks naar haar mening, gelet op de in haar land heersende toestanden, de meest aangewezen wijze van bescherming van de volksgezondheid en het openbaar welzijn vormt, de produktie, de vervaardiging, de uit- en invoer van, de handel in en het bezit of het gebruik van een dergelijk verdovend middel verbiedt behalve voorzover het hoeveelheden betreft die uitsluitend nodig zijn voor geneeskundig en wetenschappelijk onderzoek, daaronder begrepen klinische proeven met bedoelde verdovende middelen welke moeten worden uitgevoerd onder het rechtstreeks toezicht van de Partij of van zodanig toezicht en zodanige controle zijn onderworpen.
(6. Behalve aan de maatregelen van toezicht die van toepassing zijn op alle verdovende middelen van lijst I, is opium onderworpen aan de bepalingen van artikel 19, § 1, alinea f en van de artikelen 21bis, 23 en 24, cocabladeren aan die van de artikelen 26 en 27 en cannabis aan die van artikel 28) <V 25-03-1972, art. 1>
(7. De papaver, de cocaplant, de cannabisplant, bolkaf en cannabisbladeren zijn onderworpen aan de maatregelen van toezicht vervat in onderscheidenlijk artikel 19, § 1, alinea 20, § 1, alinea g, artikel 21bis en de artikelen 22 t/m 24; 22, 26 en 27; 22 en 28; 25 en 28) <V 25-03-1972, art. 1>
8. Partijen zullen alles in het werk stellen om op stoffen die niet onder dit Verdrag vallen doch die gebruikt kunnen worden bij de klandestiene vervaardiging van verdovende middelen, alle uitvoerbare maatregelen van toezicht toe te passen.
9. Partijen zijn niet verplicht de bepalingen van dit Verdrag toe te passen op verdovende middelen die gewoonlijk in de industrie worden gebruikt voor niet-geneeskundige of niet wetenschappelijke doeleinden, op voorwaarde dat :
(a) zij door daartoe geëigende denatureringsmethoden of op andere wijze verhinderen, dat de aldus gebruikte verdovende middelen worden misbruikt of een nadelige uitwerking hebben (artikel 3, lid 3) en dat de schadelijke stoffen in de praktijk kunnen worden teruggewonnen; en
(b) zij in de door hen verstrekte statistische gegevens (artikel 20) de hoeveelheden van elk aldus gebruik verdovend middel vermelden.

Art. 3. Wijzigingen in de omvang van het toezicht.
1. Indien een Partij of de Wereldgezondheidsorganisatie over inlichtingen beschikt die naar haar mening een wijziging van één der Lijsten noodzakelijk maken, doet zij daarvan mededeling aan de Secretaris-Generaal en verschaft hem alle inlichtingen ter ondersteuning van deze mededeling.
2. De Secretaris-Generaal geeft een dergelijke mededeling, alsmede alle inlichtingen die naar zijn mening terzake dienende zijn, door aan Partijen, aan de Commissie en, indien de mededeling wordt gedaan door een Partij, aan de Wereldgezondheidsorganisatie.
3. Indien een mededeling betrekking heeft op een stof die niet reeds is vermeld in Lijst I of Lijst II,
(i) onderzoeken Partijen in het licht van de beschikbare gegevens de mogelijkheid van een voorlopige toepassing op de desbetreffende stof van alle op de verdovende middelen van Lijst I toepasselijke maatregelen van toezicht;
(ii) kan de Commissie, in afwachting van haar beslissing als bedoeld in alinea (iii) van dit lid, beslissen, dat Partijen op de desbetreffende stof dienen toe te passen alle op de verdovende middelen van Lijst I toepasselijke maatregelen van toezicht. Partijen zullen die maatregelen dan voorlopig toepassen op de desbetreffende stof;
(iii) doet de Wereldgezondheidsorganisatie, indien zij van oordeel is, dat de stof aanleiding kan geven tot een soortgelijk misbruik en een soortgelijke nadelige uitwerking als de verdovende middelen van Lijst I of Lijst II of in een verdovend middel kan worden omgezet, daarvan mededeling aan de Commissie, die, overeenkomstig de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie, kan besluiten, dat de stof zal worden toegevoegd aan Lijst I of Lijst II.
4. Indien de Wereldgezondheidsorganisatie van oordeel is, dat een preparaat ten gevolge van de stoffen die het bevat geen aanleiding kan geven tot misbruik en geen nadelige uitwerking kan hebben (lid 3) en dat het verdovende middel dat het bevat niet gemakkelijk kan worden teruggewonnen, kan de Commissie, in overeenstemming met de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie, dat preparaat toevoegen aan Lijst III.
5. Indient de Wereldgezondheidsorganisatie van oordeel is, dat een verdovend middel van Lijst I in bijzondere mate aanleiding kan geven tot misbruik en tot een nadelige uitwerking (lid 3) en dat daartegenover geen aanzienlijke therapeutische voordelen staan die niet behoren tot de eigenschappen van niet op Lijst IV voorkomende verdovende middelen, kan de Commissie, in overeenstemming met de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie, dat verdovend middel in Lijst IV opnemen.
6. Indien een mededeling betrekking heeft op een verdovend middel dat reeds is opgenomen in Lijst I of Lijst II of op een preparaat van Lijst III, kan de Commissie, behalve de in lid 5 bedoelde maatregelen, in overeenstemming met de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganistaie elk der Lijsten wijzigen door :
(a) een verdovend middel over te brengen van Lijst I naar Lijst II of van Lijst II naar Lijst I, of door
(b) een verdovend middel of een preparaat, al naar het geval zich voordoet, van een Lijst af te voeren.
7. Elk door de Commissie ingevolge dit artikel genomen besluit wordt door de Secretaris-Generaal medegedeeld aan alle Lid-Staten van de Verenigde Naties, aan alle Staten die geen Partij bij dit Verdrag zijn, aan de Wereldgezondheidsorganisatie en aan het Comité. Een dergelijk besluit wordt ten aanzien van elke Partij van kracht op de datum van ontvangst van een dergelijke mededeling, waarbij Partijen alle maatregelen nemen, die krachtens dit Verdrag vereist zijn.
8. (a) De besluiten van de Commissie tot wijziging van de Lijsten kunnen op verzoek van een Partij door de Raad aan een hernieuwd onderzoek worden onderworpen, welk verzoek binnen negentig dagen na de ontvangst van de kennisgeving van het besluit moet worden ingediend. Het verzoek om een hernieuwd onderzoek wordt aan de Secretaris-Generaal toegezonden, vergezeld van alle terzake dienende gegevens waarop het verzoek om een hernieuwd onderzoek is gebaseerd.
(b) De Secretaris-generaal zendt afschriften van het verzoek om een hernieuwd onderzoek en van de terzake dienende gegevens toe aan de Commissie, de Wereldgezondheidsorganisatie, alsmede aan alle Partijen, met het verzoek binnen negentig dagen commentaar te leveren. Alle ontvangen commentaren worden aan de Raad ter bestudering voorgelegd.
(c) De Raad kan het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of herroepen; het besluit van de Raad is definitief. Kennisgeving van het besluit van de Raad wordt gezonden aan alle Lid-Staten van de Verenigde Naties, aan Staten die geen lid zijn van de Verenigde Naties, doch partij bij dit Verdrag, aan de Commissie, de Wereldgezondheidsorganisatie en aan het Comité.
(d) Gedurende de tijd dat het hernieuwd onderzoek plaatsheeft, blijft het oorspronkelijk besluit van de Commissie van kracht.
9. Door de Commissie overeenkomstig dit artikel genomen besluiten zijn niet onderworpen aan de in artikel 7 voorziene herzieningsprocedure.

Art. 4. Algemene verplichtingen.
Partijen nemen de wetgevende en administratieve maatregelen die nodig zijn om :
(a) de bepalingen van dit Verdrag op hun gebied in werking te stellen en uit te voeren;
(b) met andere Staten samen te werken bij de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag; en
(c) met inachtneming van de bepalingen van dit Verdrag de produktie, de vervaardiging, de uit- en invoer, de afgifte van, de handel in, het gebruik en het bezit van verdovende middelen uitsluitend tot geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden te beperken.

Art. 5. De internationale organen van toezicht.
Partijen, de bevoegdheid van de Verenigde Naties op het gebied van het internationale toezicht op verdovende middelen erkennende, komen overeen aan de Commisie voor verdovende middelen van de Economische en Sociale Raad en aan het Internationale Comité van Toezicht op verdovende middelen de werkzaamheden toe te vertrouwen, die ieder van hen krachtens dit Verdrag onderscheidenlijk zijn opgedragen.

Art. 6. De kosten van de internationale organen van toezicht.
De kosten van de Commissie en het Comité zullen door de Verenigde Naties worden gedragen op een door de Algemene Vergadering vast te stellen wijze. De Partijen die geen Lid zijn van de Verenigde Naties dragen aan deze kosten de sommen bij, die de Algemene Vergadering billijk acht en van tijd tot tijd na overleg met de regeringen van deze Partijen vaststelt.

Art. 7. Herziening van besluiten en aanbevelingen van de Commissie.
Behalve wat de krachtens artikel 3 genomen besluiten betreft, zijn alle door de Commissie overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag genomen besluiten of aangenomen aanbevelingen onderworpen aan goedkeuring of wijziging door de Raad of de Algemene Vergadering op dezelfde wijze als andere besluiten of aanbevelingen van de Commissie.

Art. 8. Werkzaamheden van de Commissie.
De Commissie is bevoegd alle vraagstukken die betrekking hebben op de doelstellingen van dit Verdrag in overweging te nemen; zij is in het bijzonder bevoegd om :
(a) de Lijsten overeenkomstig artikel 3 te wijzigen;
(b) de aandacht van het Comité te vestigen op alle vraagstukken die met de werkzaamheden van het Comité verband kunnen houden;
(c) aanbevelingen te doen ter uitvoering van de doelstellingen en bepalingen van dit Verdrag, met inbegrip van programma's voor wetenschappelijk onderzoek en de uitwisseling van wetenschappelijke of technische gegevens;
(d) de aandacht van Staten die geen Partij zijn bij dit Verdrag te vestigen op de door de Commissie krachtens dit Verdrag genomen besluiten of aangenomen aanbevelingen, ten einde te bereiken, dat deze Staten zullen overwegen maatregelen te nemen in overeenstemming met deze besluiten en aanbevelingen.

Art. 9. <V 25-03-1972, art. 2> Samenstelling en bevoegdheden van het Comité.
(1. Het Comité bestaat uit dertien leden, die door de Raad als volgt worden gekozen :
a) drie leden met geneeskundige, farmacologische of farmaceutische ervaring uit een door de Wereldgezondheidsorganisatie opgestelde voordracht van ten minste vijf personen;
b) tien leden uit een door de Leden van de Verenigde Naties en door Partijen die geen Lid zijn van de Verenigde Naties opgestelde voordracht.) <V 25-03-1972, art. 2>
2. De Leden van de Raad dienen personen te zijn die door hun kundigheid, onpartijdigheid en onbaatzuchtigheid algemeen vertrouwen genieten. Gedurende hun ambtstermijn mogen zij geen positie bekleden of werkzaamheden uitoefenen die bij de uitoefening van hun werkzaamheden afbreuk zouden kunnen doen aan hun onpartijdigheid. In overleg met het Comité treft de Raad alle maatregelen die nodig zijn om te verzekeren, dat het Comité in technisch opzicht volledig onafhankelijk zal zijn bij het verrichten van zijn werkzaamheden.
3. Zich baserend op het beginsel van billijke aardrijkskundige vertegenwoordiging, houdt de Raad rekening met het belang om in het Comité, in billijke verhouding, personen op te nemen die bekend zijn met de situatie op het gebied van verdovende middelen in de producerende landen, de fabrieks- en verbruikslanden, en die met deze landen een binding hebben.
(4. Onverminderd de overige bepalingen van dit Verdrag, beijvert het Comité zich in samenwerking met de Regeringen, om de verbouw, de produktie, de vervaardiging en het gebruik van verdovende middelen, de voor medische en wetenschappelijke doeleinden vereiste hoeveelheden te beperken, draagt er zorg voor dat daaraan voldaan wordt en ziet er op toe dat illegale verbouw, produktie, vervaardiging, handel en gebruik van verdovende middelen verhinderd wordt.) <Ingevoegd door V 25-03-1972, art. 2>
(5. De ter uitvoering van dit Verdrag door het Comité te nemen maatregelen moeten van zodanige aard zijn dat zij steeds de samenwerking tussen de Regeringen en het Comité bevorderen en een duurzame dialoog tussen de Regeringen en het Comité mogelijk maken ten einde elke doeltreffende actie van de Regeringen met het oog op de bewerkstelling van de doeleinden van dit Verdrag te steunen en te vergemakkelijken.) <Ingevoegd door V 25-03-1972, art. 2>

Art. 10. Ambtstermijn en salariëring van de leden van het Comité.
(1. De ambtstermijn van de leden van het comité is vijf jaar; zij zijn herkiesbaar.) <V 25-03-1972, art. 2>
2. De ambtstermijn van elk lid van het comité loopt af op de vooravond van de eerste bijeenkomst van het comité; de opvolger van dit lid kan die bijeenkomst rechtens bijwonen.
3. Een lid van het Comité dat drie opeenvolgende zittingen niet heeft bijgewoond, wordt geacht zijn ontslag te hebben ingediend.
(4. Op aanbeveling van het Comité kan de Raad een lid van het Comité ontslaan, indien dit lid niet meer voldoet aan de in § 2 van artikel 9 gestelde voorwaarden voor het lidmaatschap. Negen leden van het Comité moeten voor een dergelijke aanbeveling hebben gestemd.) <V 25-03-1972, art. 3>
5. Indien zich gedurende de ambtstermijn van een lid een vacature in het Comité voordoet, vervult de Raad deze vacature zo spoedig mogelijk en in overeenstemming met de van toepassing zijnde bepalingen van artikel 9, door voor de resterende ambtstermijn een ander lid te kiezen.
6. De leden van het Comité ontvangen een door de Algemene Vergadering vastgestelde passende vergoeding.

Art. 11. Reglement van orde van het Comité.
1. Het Comité kiest zijn eigen President en de door het Comité noodzakelijk geachte andere functionarissen en stelt zijn eigen reglement van orde vast.
2. Het Comité komt bijeen zo vaak als dit naar zijn mening voor de juiste uitoefening van zijn taak noodzakelijk is, doch ten minste twee maal per kalenderjaar.
(3. Het voor de bijeenkomsten van het Comité noodzakelijk quoroum is acht leden.) <V 25-03-1972, art. 4>

Art. 12. Toepassing van het stelsel der ramingen.
1. Het Comité stelt de datum of data vast waarop de in artikel 19 voorziene ramingen moeten worden ingediend, alsmede de wijze waarop dit dient te geschieden. Het schrijft de hiervoor te gebruiken formulieren voor.
2. Het Comité verzoekt, met betrekking tot landen en gebieden waarop dit Verdrag niet van toepassing is, de desbetreffende regeringen ramingen in te dienen overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag.
3. Indien een Staat met betrekking tot één of meer van zijn gebieden in gebreke blijft op de aangegeven datum de ramingen in te dienen, stelt het Comité deze ramingen zelf vast voor zover zulks mogelijk is. Bij het vaststellen van zulke ramingen werkt het Comité voor zover mogelijk met de betrokken regering samen.
4. Het Comité bestudeert de ramingen, de aanvullende ramingen daaronder begrepen, en kan, behalve met betrekking tot behoeften voor bijzondere doeleinden, betreffende een bepaald land of gebied ten behoeve waarvan een raming is ingediend om de noodzakelijk geachte gegevens verzoeken ten einde de raming volledig te maken of een daarin vervatte opgave toe te lichten.
(5. Ten einde het gebruik en de afgifte van verdovende middelen tot de voor medische en wetenschappelijke doeleinden vereiste hoeveelheden te beperken en er zorg voor te dragen dat daaraan voldaan wordt, bevestigt het Comité, zo spoedig mogelijk, de ramingen, de aanvullende ramingen daaronder begrepen; het kan deze ramingen ook wijzigen met toestemming van de betrokken Regering. In geval van onenigheid tussen de Regering en het Comité, heeft dit laatste het recht zijn eigen ramingen, de aanvullende ramingen daaronder begrepen, op te stellen, mede te delen en bekend te maken.) <V 25-03-1972, art. 5>
6. Behalve de in artikel 15 bedoelde verslagen verstrekt het Comité, op door het comité te bepalen tijdstippen, doch minstens eenmaal per jaar, die gegevens over de ramingen die naar zijn mening de uitvoering van dit Verdrag zullen vergemakkelijken.

Art. 13. 1. Het Comité bepaalt op welke wijze en in welke vorm statistieken worden ingediend als voorzien in artikel 20 en stelt de formulieren daarvoor vast.
2. Het comité bestudeert de statistieken met het doel vast te stellen, of een Partij of enige andere Staat zich aan de bepalingen van dit Verdrag heeft gehouden.
3. Het Comité kan om de door hem noodzakelijk geachte nadere gegevens verzoeken ten einde de in die statistieken vervatte gegevens volledig te maken of toe te lichten.
4. Het Comité is niet bevoegd vragen te stellen of een mening kenbaar te maken ten aanzien van statistieken betreffende verdovende middelen die voor bijzondere doeleinden nodig zijn.

Art. 14. Maatregelen van het Comité ter verzekering van de uitvoering der Verdragsbepalingen.
(1. a) Indien, op grond van de bestudering, van door de Regeringen aan het Comité krachtens de bepalingen van dit Verdrag overgelegde gegevens, of op grond van gegevens verstrekt door organen van de Verenigde Naties of door gespecialiseerde instellingen dan wel, hetzij door andere door Regeringen opgerichte organisaties, hetzij door internationale niet-officiële organisaties die terzake bevoegd zijn en die, krachtens artikel 71 van het Handvest der Verenigde Naties, een raadgevende taak vervullen bij de Economische en Sociale Raad of die een overeenkomstige taak waarnemen op grond van een bijzondere regeling met de Raad, het Comité objectieve beweegredenen heeft om te veronderstellen dat de doelstellingen van dit Verdrag ernstig in gevaar worden gebracht doordat een Partij, een land of een grondgebied in gebreke blijft de bepalingen van dit Verdrag uit te voeren, heeft het Comité het recht voor te stellen met de betrokken Regering in overleg te treden of haar om toelichting te verzoeken. Indien een Parij, een land of een grondgebied, niettegenstaande nakoming van de bepalingen van dit Verdrag, een belangrijk centrum van illegale verbouw, produktie, vervaardiging, handel of verbruik van verdovende middelen is geworden of indien daartoe duidelijk gevaar bestaat, heeft het Comité het recht voor te stellen met de betrokken Regering in overleg te treden. Onverminderd het recht van het Comité om de aandacht van Partijen, de Raad en de Commissie te vestigen op de in alinea d hieronder bedoelde aangelegenheid, behandelt dit een van een Regering krachtens deze alinea gedaan verzoek om gegevens of om toelichting dan wel een voorstel tot beraadslaging en de met een Regering gehouden beraadslagingen als vertrouwelijk.
b) Nadat het Comité maatregelen heeft genomen krachtens alinea a hierboven, kan het, indien het ervan overtuigd is dat zulks noodzakelijk is, de desbetreffende Regering verzoeken die maatregelen ter verzekering van de uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag te nemen, die onder de omstandigheden noodzakelijk kunnen blijken.
c) Het Comité kan, indien her ervan overtuigd is dat zulks noodzakelijk is om een in alinea a hierboven bedoelde aangelegenheid op te helderen, aan de betrokken Regering voorstellen, op haar grondgebied en op de volgens haar geschikte wijze, ter zake een onderzoek in te stellen. Indien de betrokken Regering besluit tot dat onderzoek te doen overgaan, kan zij het Comité verzoeken om verschaffing van technische middelen en de diensten van één of meer personen, die de vereiste bekwaamheid bezitten om de Regeringsambtenaren bij bedoeld onderzoek te helpen. De persoon of personen die het Comité van plan is ter beschikking te stellen van de Regering worden onderworpen aan de goedkeuring van deze laatste. Deze wijzen van het onderzoek en de termijn binnen welke het moet beëindigd zijn moeten worden vastgesteld na overleg tussen de Regering en het Comité. De Regering deelt het Comité de uitkomsten van het onderzoek mee en duidt de volgens haar te nemen noodzakelijke corrigerende maatregelen aan.
d) Indien het Comité constateert dat de betrokken Regering geen bevredigende toelichting heeft gegeven op het tijdstip waarop zij, krachtens alinea a hierboven, erom werd verzocht of nagelaten heeft alle corrigerende maatregelen te nemen waartoe zij werd verzocht krachtens alinea b hierboven, ofwel indien zich een ernstige toestand voordoet ter verhelping waarvan maatregelen van internationale samenwerking noodzakelijk zijn, kan het de aandacht van de Partijen, de Raad en de Commissie op die aangelegenheid vestigen.
Het Comité handelt aldus indien de doeleinden van dit Verdrag ernstig in gevaar komen en indien aan de aangelegenheid onmogelijk een andere bevredigende oplossing kon gegeven worden. Het handelt op dezelfde wijze indien het constateert dat een ernstige toestand zich voordoet welke maatregelen van internationale samenwerking noodzaakt en indien het van mening is dat ter verhelping van die toestand, het vestigen van de aandacht van de Partijen, de Raad en de Commissie hierop het meest aangewezen middel is om een dergelijke samenwerking te vergemakkelijken. Na de door het Comité en eventueel door de Commissie opgestelde rapporten te hebben onderzocht, kan de Raad de aandacht van de Algemene Vergadering op de aangelegenheid vestigen. <V 25-03-1972, art. 6>
(2. Wanneer het Comité overeenkomstig alinea d van § 1 hierboven de aandacht van de Partijen, de Raad en de Commissie vestigt op een zodanige aangelegenheid, kan het, indien het ervan overtuigd is dat zulk een gedragslijn noodzakelijk is, Partijen aanbevelen de invoer van verdovende middelen, de uitvoer van verdovende middelen, of beide van of naar het betrokken land of gebied te staken, hetzij voor een bepaald tijdvak, hetzij totdat het Comité gunstig oordeelt over de toestand in dat land of gebied. De betrokken Staat kan de aangelegenheid aan de Raad voorleggen.) <V 25-03-1972, art. 6>
3. Het Comité heeft het recht over alle krachtens de bepalingen van dit artikel behandelde aangelegenheden een verslag te publiceren en dit over te leggen aan de Raad, die het aan alle Partijen doet toekomen. Indien het Comité in dit verslag een krachtens dit artikel genomen besluit of enigerlei hierop betrekking hebbende gegevens bekend maakt, maakt het daarin eveneens de inzichten van de betrokken regering bekend, indien deze dit verzoekt.
4. In alle gevallen waarin een krachtens dit artikel door het Comité genomen besluit dat niet eenstemmig is genomen, wordt gepubliceerd wordt de mening van de minderheid gepubliceerd.
5. Iedere Staat wordt uitgenodigd zich te doen vertegenwoordigen op een bijeenkomst van het Comité waarop een aangelegenheid wordt besproken die deze staat krachtens dit artikel rechtstreeks raakt.
6. De besluiten van het Comité krachtens dit artikel worden genomen met een meerderheid van twee-derde van het totaal aantal leden van het Comité.

Art. 14bis. <Ingevoegd bij V 25-03-1972, art. 7> Technische en financiële bijstand.
In de gevallen die naar zijn mening daarvoor in aanmerking komen, kan het Comité, met toestemming van de betrokken Regering, naast of in plaats van de in de §§ 1 en 2 van artikel 14 bedoelde maatregelen, aan de bevoegde organen van de Verenigde Naties en aan de gespecialiseerde instellingen aanbevelen aan voormelde Regering een technische of financiële bijstand, ofwel beide, te verlenen, ten einde haar inspanningen te steunen om de verplichtingen na te komen die voortvloeien uit dit Verdrag, bepaaldelijk zij die voorgeschreven of vermeld worden in de artikelen 2, 35, 38 en 38bis.

Art. 15. Verslagen van het Comité.
1. Het Comité stelt een jaarverslag over zijn werkzaamheden op, alsmede de door hem nodig geachte aanvullende verslagen, die tevens een uiteenzetting bevatten van de hem ter beschikking staande ramingen en statistieken en, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, een uiteenzetting van de eventuele door de regeringen gegeven of van hen gevraagde toelichtingen, alsmede alle door het Comité gemaake, opmerkingen en gedane aanbevelingen. Deze verslagen worden door tussenkomst van de Commissie aan de Raad overgelegd, die over de inhoud daarvan de opmerkingen kan maken die hem nuttig voorkomen.
2. De verslagen worden aan Partijen toegezonden en vervolgens door de Secretaris-Generaal gepubliceerd. Partijen keuren goed, dat deze verslagen onbeperkt worden verspreid.

Art. 16. Secretariaat.
(De Secretaris-Generaal zorgt voor de secretariaatsdiensten van de Commissie in het Comité. De Secretaris van het Comité wordt nochtans benoemd door de Secretaris-Generaal na overleg met het Comité.) <V 25-03-1972, art. 8>

Art. 17. Bijzondere administratie.
Partijen dienen te beschikken over een bijzondere administratie belast met de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag.

Art. 18. Door Partijen aan de Secretaris-Generaal te verstrekken gegevens.
1. Partijen verstrekken de Secretaris-Generaal die gegevens waarom de Commissie kan vragen voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar werkzaamheden, en in het bijzonder :
(a) een jaarverslag over de werking van het Verdrag binnen elk van hun gebieden;
(b) de tekst van alle wetten en regelingen die van tijd tot tijd worden uitgevaardigd ter uitvoering van dit Verdrag;
(c) door de Commissie vast te stellen bijzonderheden aangaande gevallen van sluikhandel, daarbij inbegrepen de bijzonderheden van elk ontdekt geval van sluikhandel die van belang kunnen zijn wegens de inlichtingen die daarbij zijn verkregen over de oorsprong van verdovende middelen voor de sluikhandel, de wijze waarop de sluikhandelaren te werk zijn gegaan;
(d) de namen en adressen van de regeringsinstanties die bevoegd zijn uitvoeringsvergunningen en invoercertificaten af te geven.
2. Partijen verstrekken de in het voorgaande lid bedoelde gegevens op de door de Commissie aangegeven wijze en data en met gebruikmaking van de formulieren als door de Commissie verzocht.

Art. 19. Ramingen van de behoeften aan verdovende middelen.
(1. Partijen verstrekken het Comité met betrekking tot elk van hun gebieden jaarlijks op de wijze en in de vorm door het Comité voorgeschreven en op door het Comité verstrekte formulieren de volgende ramingen :
a) De hoeveelheden verdovende middelen te verbruiken voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden;
b) De hoeveelheden verdovende middelen te gebruiken voor de vervaardiging van andere verdovende middelen, van de preparaten van lijst III en van niet onder dit Verdrag vallende stoffen;
c) De voorraden verdovende middelen op 31 december van het jaar waarop de ramingen betrekking hebben;
d) De hoeveelheden verdovende middelen die moeten worden toegevoegd aan bijzondere voorraden;
e) De oppervlakte (in hectaren) en de geografische ligging van de gronden die bestemd zijn voor de verbouw van papaver;
f) Bij benadering, de hoeveelheid opium die zal worden geproduceerd;
g) Het aantal nijverheidsondernemingen die synthetische verdovende middelen vervaardigen; en
h) De hoeveelheden synthetische verdovende middelen die door elk van de in vorige alinea vermelde ondernemingen zullen worden vervaardigd.) <V 25-03-1972, art. 9>
(2. a) Niet medegerekend de in § 3 van artikel 21 bedoelde afgetrokken hoeveelheden, bestaat het totaal der ramingen voor elk gebied en elk verdovend middel, met uitzondering van opium en synthetische verdovende middelen, uit het totaal van de krachtens de alinea's a, b en d van § 1 van dit artikel aangeduide hoeveelheden, onder toevoeging van elke hoeveelheid die nodig is om de voorraden die op 31 december van het voorafgaande jaar daadwerkelijk aanwezig waren op de overeenkomstig alinea c van § 1 geraamde peil te brengen;
b) Niet medegerekend de hoeveelheden die moeten worden afgetrokken krachtens § 3 van artikel 21 betreffende de invoer en § 2 van artikel 21bis, bestaat het totaal der ramingen inzake opium voor elk gebied uit, hetzij het totaal van de krachtens de alinea's a, b en d van § 1 van dit artikel aangeduide hoeveelheden, verhoogd met elke hoeveelheid nodig om de aanwezige voorraden op 31 december van het voorafgaande jaar op de overeenkomstig alinea c van § 1 geraamde peil te brengen, hetzij de krachtens alinea f van § 1 van dit artikel aangeduide hoeveelheid indien deze laatste de eerste overtreft;
c) Niet medegerekend de hoeveelheden die moeten worden afgetrokken krachtens § 3 van artikel 21, bestaat het totaal der ramingen voor elk synthetisch verdovend middel voor elk grondgebied uit, hetzij het totaal van de krachtens de alinea's a, b en d van § 1 van dit artikel, aangeduide hoeveelheden, verhoogd met de nodige hoeveelheid om de aanwezige voorraden op 31 december van het voorafgaande jaar op het overeenkomstig alinea c van § 1 geraamde peil te brengen, hetzij het totaal van de krachtens alinea h) van § 1, van dit artikel aangeduide hoeveelheden indien deze laatste de eerste overtreft;
d) De krachtens voorgaande alinea's van dit lid verstrekte ramingen worden zo nodig gewijzigd, ten einde rekening te houden met elke inbeslaggenomen en vervolgens op de legale markt gebrachte hoeveelheid, alsook met elke hoeveelheid die ten behoeve van de burgerbevolking aan de bijzondere voorraden onttrokken worden.) <V 25-03-1972, art. 9>
3. Elke Staat kan in de loop van het jaar aanvullende ramingen indienen, vergezeld van een toelichting op de omstandigheden die deze ramingen noodzakelijk maken.
4. Partijen stellen het Comité in kennis van de werkwijze die is gebruikt voor het vaststellen van de in de ramingen voorkomende hoeveelheden, alsmede van alle wijzigingen die eventueel in deze werkwijze worden aangebracht.
(5. Niet medegerekend de in § 3 van artikel 21 bedoelde afgetrokken hoeveelheden en eventueel rekening houdend met het in artikel 21bis bepaalde, mogen de ramingen niet overschreden worden.) <V 25-03-1972, art. 9>

Art. 20. Aan het Comité te verstrekken statistieken.
(1. Partijen verstrekken het Comité met betrekking tot elk van hun gebieden op de wijze en in de vorm door het Comité voorgeschreven en op de door het Comité verstrekte formulieren de volgende statistieken :
a) De produktie op de vervaardiging van verdovende middelen;
b) Het gebruik van verdovende middelen voor de vervaardiging van andere verdovende middelen, van preparaten van Lijst III en van niet onder dit Verdrag vallende stoffen, alsmede het gebruik van bolkaf voor de vervaardiging van verdovende middelen;
c) Het verbruik van verdovende middelen;
d) De hoeveelheden in- en uitgevoerde verdovende middelen en bolkaf;
e) In beslag genomen verdovende middelen en de daaraan gegeven bestemming;
f) De voorraden verdovende middelen aanwezig op 31 december van het jaar waarop de statistieken betrekking hebben;
g) Bepaalbare oppervlakte van de gronden waarop papaver wordt verbouwd.) <V 25-03-1972, art. 10>
(2. a) De statistieken die betrekking hebben op de in § 1 bedoelde onderwerpen, met uitzondering van alinea d worden jaarlijks opgemaakt en worden niet later dan 30 juni volgende op het jaar waarop zij betrekking hebben aan het Comité verstrekt;
b) De statistieken die betrekking hebben op de in alinea d van § 1 bedoelde onderwerpen worden elk kwartaal opgemaakt en worden aan het Comité verstrekt binnen een maand na afloop van het kwartaal waarop zij betrekking hebben.) <V 25-03-1972, art. 10>
(3. Behalve voor de in § 1 van dit artikel bedoelde opgaven mogen Partijen, voor zover dit mogelijk is, aan het Comité met betrekking tot elk van hun gebieden ook gegevens verstrekken betreffende de oppervlakten (in hectaren) die gebouwd worden met het oog op de produktie van opium.) <V 25-03-1972, art. 10>
4. Partijen behoeven geen statistieken te verstrekken met betrekking tot bijzondere voorraden, doch verstrekken afzonderlijk statistieken betreffende in hun land of gebied voor bijzondere doeleinden ingevoerde of verkregen verdovende middelen, alsmede met betrekking tot hoeveelheden verdovende middelen, onttrokken aan bijzondere voorraden ter voldoening aan de behoeften van de burgerbevolking.

Art. 21. Beperking van vervaardiging en invoer.
1. Het totaal van de hoeveelheden van elk verdovend middel dat door welk land of gebied dan ook in enig jaar wordt vervaardigd en ingevoerd, mag het totaal der volgende hoeveelheden niet overtreffen :
(a) de binnen de grens van de desbetreffende raming voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden verbruikte hoeveelheid;
(b) de hoeveelheid gebruikt binnen de grens van de desbetreffende raming voor de vervaardiging van andere verdovende middelen van preparaten van Lijst III en van niet onder dit Verdrag vallende stoffen;
(c) de uitgevoerde hoeveelheid;
(d) de hoeveelheid toegevoegd aan de voorraad ten einde die voorraad op het in de desbetreffende raming aangegeven peil te brengen; en
(e) de hoeveelheid, binnen de grens van de desbetreffende raming voor bijzondere doeleinden verkregen.
2. Van het totaal der in lid 1 aangegeven hoeveelheden wordt eventueel afgetrokken elke hoeveelheid die in beslag is genomen en voor legaal gebruik is vrijgegeven, alsmede elke hoeveelheid onttrokken aan bijzondere voorraden om aan de behoeften van de burgerbevolking te voldoen.
3. Indien het Comité constateert, dat de in enig jaar vervaardigde en ingevoerde hoeveelheid het totaal van de in lid 1 aangeduide hoeveelheden overschrijdt, rekening houdende met de hoeveelheden die krachtens lid 2 van dit artikel moeten worden afgetrokken, wordt elk zodanig geconstateerd overschot dat aan het eind van het jaar nog over is, in het daarop volgende jaar afgetrokken van de te vervaardigen of in te voeren hoeveelheden en van het totaal van de ramingen omschreven in lid 2 van artikel 19.
4. (a) Indien uit de statistieken betreffende in- of uitvoer (artikel 20) blijkt, dat de naar een bepaald land of gebied uitgevoerde hoeveelheid het totaal van de ramingen voor dat land of gebied als omschreven in lid 2 van artikel 19 overschrijdt, vermeerderd met de als uitgevoerd aangegeven hoeveelheden en na aftrekking van enig overschot als bedoeld in lid 3 van dit artikel, kan het Comité dit feit mededelen aan de Staten die naar zijn mening een dergelijke mededeling dienen te ontvangen.
(b) Na ontvangst van zulk een mededeling zullen Partijen in de loop van het desbetreffende jaar geen verdere uitvoer van het betreffende verdovende middel naar dat land of gebied toestaan, behalve :
(i) in geval een aanvullende raming voor dat land of gebied is ingediend met betrekking tot zowel de te veel ingevoerde hoeveelheid als tot de aanvullende hoeveelheid die benodigd is, of
(ii) in uitzonderlijke gevallen waarin de uitvoer naar de mening van de regering van het uitvoerende land noodzakelijk is voor de behandeling van zieken.

Art. 21bis. <Ingevoegd door V 25-03-1972, art. 11> Beperking van de opiumproduktie.
1. De produktie van opium van enigerlei land of gebied wordt op zodanige wijze georganiseerd en gecontroleerd dat voor zover zulks mogelijk is de in de loop van een bepaald jaar geproduceerde hoeveelheid de krachtens § 1, f, van artikel 19 opgestelde raming van de te produceren opium niet overtreft.
2. Indien het Comité, op grondslag van de inlichtingen die hem krachtens de bepalingen van dit Verdrag werden verstrekt, constateert dat een Partij, welke krachtens § 1, f, van artikel 19 een raming verstrekt heeft, de op haar grondgebied voor legale doeleinden geproduceerde opium niet heeft beperkt overeenkomstig de pertinente ramingen en dat een aanzienlijke hoeveelheid opium al dan niet legaal geproduceerd op het grondgebied van die Partij, op de illegale markt werd gebracht, kan het Comité, na de toelichting van de betrokken Partij te hebben onderzocht, welke binnen een termijn van één maand volgend op de kennisgeving, van bedoelde constatering moet overlegd worden, besluiten die hoeveelheid, geheel of gedeeltelijk af te trekken van de hoeveelheid die zal worden geproduceerd en van het totaal van de ramingen als bepaald in § 2, b, van artikel 19 voor het eerste jaar waarin dergelijke aftrek technisch mogelijk zal zijn, rekening houdend met de tijd van het jaar en met de contractuele verbintenissen die de Partij in kwestie heeft aangegaan met het oog op de uitvoer van opium. Die beslissing wordt van kracht 90 dagen nadat de betrokken Partij daarvan in kennis is gesteld.
3. Na de betrokken Partij in kennis te hebben gesteld van haar beslissing omtrent een krachtens vorenstaand § 2 vastgestelde aftrek, treedt het Comité met haar in overleg ten einde een bevredigende oplossing voor de toestand te vinden.
4. Indien de toestand niet op bevredigende wijze opgelost wordt, kan het Comité, zo nodig, het in artikel 14 bepaalde toepassen.
5. Bij het nemen van zijn beslissing omtrent de in vorenstaand § 2 voorgeschreven aftrek, houdt het Comité niet alleen rekening met alle pertinente omstandigheden, meer bepaald met die welke een aanleiding zijn tot het in voormeld § 2 bedoeld probleem van de sluikhandel maar ook met elke nieuwe geschikte toezichtsmaatregel die de Partij mocht hebben genomen.

Art. 22. Bijzondere bepaling van toepassing op de verbouw.
(1. In alle gevallen waarin, gezien de in het land of het gebied van een Partij heersende omstandigheden, het verbod van de verbouw van de papaver, de cocaplant of de cannabisplant naar de mening van die Partij de meest geschikte maatregel is om de volksgezondheid en het openbaar welzijn te beschermen en om te verhinderen, dat verdovende middelen een weg vinden naar de sluikhandel, verbiedt de betrokken Partij de verbouw.
2. De Partij die de verbouw van de papaver of van de cannabisplant verbiedt, neemt de geschikte maatregelen om de illegaal verbouwde planten in beslag te nemen en te vernietigen met uitzonering van kleine hoeveelheden die de Partij voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt. <V 25-03-1972, art. 12>

Art. 23. Nationale opiumbureaus.
1. Een partij die de verbouw van papaver voor de produktie van opium toelaat, richt, indien zij dit niet reeds heeft gedaan, één of meer regeringsbureaus (hierna in dit artikel te noemen Bureau) op en houdt deze in stand om de in dit artikel vereiste werkzaamheden uit te voeren.
2. Elke zodanige Partij past de volgende bepalingen toe op de verbouw van de papaver voor de produktie van opium en op opium :
(a) het Bureau geeft de gebieden aan waarin, en de stukken land waarop, de verbouw van de papaver voor de produktie van opium is toegelaten;
(b) alleen verbouwers die een desbetreffende vergunning van het Bureau hebben ontvangen zijn gerechtigd de verbouw uit te oefenen;
(c) in elke vergunning wordt de oppervlakte van het land waarop de verbouw is toegelaten vermeld;
(d) alle verbouwers van papaver zijn verplicht hun gehele opiumoogst aan het Bureau af te leveren. Het Bureau dient deze oogst zo spoedig mogelijk aan te kopen en in daadwerkelijk bezit te nemen, doch niet later dan vier maanden na beëindiging van de oogstwerkzaamheden;
(c) met betrekking tot opium heeft het Bureau het alleenrecht van invoer, uitvoer, groothandel en het aanhouden van andere voorraden dan die welke beheerd worden door fabrikanten van opiumalkaloïden, medicinale opium of opiumpreparaten. Partijen behoeven dit alleenrecht niet uit te breiden tot medicinale opium en opiumpreparaten.
3. De in lid 2 bedoelde overheidstaken worden uitgeoefend door een enkel regeringsbureau, indien de grondwet van de betrokken Partij dit toelaat.

Art. 24. Beperking van de produktie van opium bestemd voor de internationale handel.
1. (a) Indien een Partij met de produktie van opium wenst te beginnen of de bestaande opiumproduktie wenst te vergroten, houdt zij rekening met de op dat ogenblik bestaande wereldbehoefte aan opium zoals dit blijkt uit de door het Comité gepubliceerde ramingen, opdat de produktie van opium door die Partij geen overproduktie van opium in de wereld ten gevolge heeft.
(b) Een Partij laat de produktie van opium niet toe of vergroot de bestaande produktie daarvan niet, indien zij van mening is, dat deze produktie of vergrote produktie op haar gebied tot sluikhandel in opium kan leiden.
2. (a) Indien, met inachtneming van lid I, een Partij die op 1 januari 1961 geen opium voor de uitvoer produceerde door haar geproduceerde opium wenst uit te voeren in hoeveelheden die jaarlijks niet meer dan vijf ton bedragen, stelt zij het Comité hiervan in kennis en verstrekt hierbij gegevens betreffende :
(i) het krachtens dit Verdrag van kracht zijnde toezicht betreffende de te produceren en uit te voeren opium; en
(ii) de naam van het land of van de landen waarnaar zij opium denkt uit te voeren;
het Comité kan een dergelijke mededeling goedkeuren of de Partij aanbevelen geen opium voor uitvoer te produceren.
(b) Indien een andere Partij dan die bedoeld in lid 3, opium voor uitvoer wenst te produceren in hoeveelheden die meer bedragen dan vijf ton per jaar, stelt zij de Raad hiervan in kennis en verstrekt hierbij de terzake dienende gegevens, waaronder begrepen :
(i) de raming der hoeveelheden die voor uitvoer geproduceerd moeten worden;
(ii) het bestaande toezicht of het alsnog in te stellen toezicht betreffende de te produceren opium;
(iii) de naam van het land of van de landen waarnaar zij deze opium denkt uit te voeren; de Raad kan een dergelijke mededeling goedkeuren of de Partij aanbevelen geen opium voor uitvoer te produceren.
3. Ondanks het bepaalde in de alinea's (a) en (b) van lid 2 mag een Partij die gedurende tien jaar onmiddellijk voorafgaande aan 1 januari 1961 door haar geproduceerde opium uitvoerde, voortgaan met de uitvoer van door haar geproduceerde opium.
4. (a) Een Partij voert geen opium van enigerlei land of gebied in, met uitzondering van opium die wordt geproduceerd op het grondgebied van :
(i) een in lid 3 bedoelde Partij;
(ii) een Partij die mededeling heeft gedaan aan het Comité zoals bepaald in alinea (a) van lid 2; of
(iii) een Partij die de goedkeuring van de Raad heeft verkregen zoals bepaald in alinea (b) van lid 2.
(b) Ondanks het bepaalde in alinea (a) van dit lid, mag een Partij opium invoeren, die geproduceerd werd door een land dat opium produceerde en uitvoerde gedurende een periode van tien jaar voorafgaande aan 1 januari 1961, indien zulk een land een nationaal orgaan of bureau van toezicht als bedoeld in artikel 23 heeft opgericht en onderhoudt en over doeltreffende middelen beschikt om ervoor te zorgen dat de door haar geproduceerde opium niet zijn weg in de sluikhandel vindt.
5. De bepalingen van dit Verdrag beletten een Partij niet :
(a) opium in voldoende hoeveelheden te produceren voor haar eigen behoeften, of
(b) in de sluikhandel in beslag genomen opium naar een andere Partij uit te voeren in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag.

Art. 25. Toezicht op bolkaf.
1. Een Partij die de verbouw van de papaver toelaat voor andere doeleinden dan de produktie van opium, neemt alle maatregelen die nodig zijn om te verzekeren :
(a) dat uit die papaver geen opium wordt bereid;
(b) dat op de vervaardiging van verdovende middelen uit bolkaf in voldoende mate toezicht wordt uitgeoefend.
2. Partijen passen op bolkaf het stelsel van invoercertificaten en uitvoervergunningen toe als bepaald in artikel 31, leden 4 t/m 15.
3. Partijen verstrekken statistieken over de in- en uitvoer van bolkaf zoals dit voor verdovende middelen krachtens artikel 20, leden 1 (d) en 2 (b), is vereist.

Art. 26. De cocaplant en de cocabladeren.
1. Indien een Partij de verbouw van de cocaplant toelaat past zij, zowel op de cocaplant als op de cocabladeren de bepalingen van toezicht van artikel 23 met betrekking tot het toezicht op de papaver toe, maar, wat lid 2 (d) van dat artikel betreft, gaan de daarin aan het Bureau opgelegde verplichtingen niet verder dan het daadwerkelijk in bezit nemen van de oogst zodra dit na het binnenhalen daarvan mogelijk is.
2. Partijen dienen in het wild groeiende cocaplanten zoveel mogelijk te doen ontwortelen. Zij vernietigen illegaal verbouwde cocaplanten.

Art. 27. Aanvullende bepalingen betreffende cocabladeren.
1. Partijen kunnen het gebruik van cocabladeren voor de bereiding van een aromaticum dat geen alkaloïden bevat, toelaten en kunnen, voor zover dit gebruik dit eist, de produktie, de in- en uitvoer van, de handel in en het bezit van deze bladeren toestaan.
2. Partijen dienen afzonderlijk ramingen (artikel 19) en statistieken (artikel 20) in met betrekking tot cocabladeren voor de bereiding van zulk aan aromaticum, behalve voor zover dezelfde cocabladeren worden gebruikt voor de extractie van zowel alkaloïden als aromatica, en derhalve in de ramingen en statistieken worden verantwoord.

Art. 28. Het toezicht op de cannabisplant.
1. Indien een Partij de verbouw van de cannabisplant toelaat voor de produktie van cannabis of cannabishars, pas zij daarop toe de bepalingen van toezicht van artikel 23 met betrekking tot het toezicht op de papaver.
2. Dit Verdrag is niet van toepassing op de verbouw van de cannabisplant uitsluitend voor industriële doeleinden (vezel en zaad) of voor tuinbouw-doeleinden.
3. Partijen nemen de maatregelen die noodzakelijk zijn om het misbruik van en de sluikhandel in de bladeren van de cannabisplant te verhinderen.

Art. 29. Vervaardiging.
1. Partijen stellen de vervaardiging van verdovende middelen afhankelijk van een verlof, tenzij die vervaardiging plaatsvindt door een staatsonderneming of staatsondernemingen.
2. Partijen dienen :
(a) toezicht te houden op alle personen en ondernemingen die zich bezighouden met en deelnemen aan de vervaardiging van verdovende middelen;
(b) de inrichtingen en gebouwen waarin deze vervaardiging kan plaatsvinden aan een vergunningenstelsel te onderwerpen; en
(c) ervoor te zorgen, dat de fabrikanten die verlof hebben verdovende middelen te vervaardigen, zich in het bezit stellen van periodieke vergunningen waarin de soorten en hoeveelheden verdovende middelen die zij rechtens mogen vervaardigen nauwkeurig zijn omschreven. Een periodieke vergunning is echter niet vereist voor preparaten.
3. Partijen verhinderen, dat zich bij de fabricanten van verdovende middelen hoeveelheden verdovende middelen en bolkaf ophopen die de voorraden die voor het normale functioneren van het bedrijf noodzakelijk zijn, overschrijden : een en ander met inachtneming van de bestaande afzetmogelijkheden.

Art. 30. Handel en afgifte.
1. (a) Partijen stellen de handel in en de afgifte van verdovende middelen afhankelijk van een verlof, tenzij die handel of afgifte plaatsvindt door een staatsonderneming of staatsondernemingen.
(b) Partijen dienen :
(i) toezicht te houden op alle personen en ondernemingen die zich bezighouden met of deelnemen aan de handel in of de afgifte van verdovende middelen;
(ii) de inrichtingen en gebouwen waarin deze handel of afgifte plaatsvindt aan een vergunningenstelsel te onderwerpen. Dit vergunningenstelsel behoeft echter niet te gelden voor preparaten.
(c) De bepalingen van de alinea's (a) en (b) die betrekking hebben op het vergunningenstelsel, behoeven niet te gelden voor personen die gerechtigd zijn therapeutische of wetenschappelijke functies uit te oefenen en deze functies daadwerkelijk uitoefenen.
2. Partijen dienen eveneens :
(a) te verhinderen, dat zich bij de handelaren, de personen die zich met de afgifte bezighouden, de staatsondernemingen of de hierboven bedoelde gerechtigde personen hoeveelheden verdovende middelen en bolkaf ophopen die de voorraden die voor het normale functioneren van het bedrijf noodzakelijk zijn, overschrijden; een en ander met inachtneming van de bestaande afzetmogelijkheden en
(b) (i) te eisen, dat verdovende middelen slechts op geneeskundig voorschrift worden verstrekt of afgeleverd aan particuliere personen. Dit behoeft niet te gelden voor verdovende middelen die particuliere personen rechtmatig kunnen verkrijgen, gebruiken, afleveren of toedienen in verband met de geneeskundige handelingen waartoe zij gerechtigd zijn; en
(ii) indien Partijen zulke maatregelen nodig of gewenst achten, te eisen, dat voor geneeskundige voorschriften voor verdovende middelen van Lijst I officiële formulieren worden gebruikt, die door de bevoegde regeringsinstanties of door daartoe gerechtigde beroepsverenigingen in de vorm van boekjes met souches worden afgegeven.
3. Het is wenselijk, dat Partijen eisen, dat in geschreven of gedrukte offertes van verdovende middelen, advertenties van welke aard ook, of brochures die betrekking hebben op verdovende middelen en voor handelsdoeleinden worden gebruikt op de binnenverpakking van pakjes verdovende middelen, alsmede op de etiketten waaronder de verdovende middelen te koop worden aangeboden, de door de Wereldgezondheidsorganisatie medegedeelde niet-beschermde internationale benaming staat aangegeven.
4. Indien een Partij dit noodzakelijk of wenselijk acht, eist zij, dat de binnenverpakking van het verdovende middel van een duidelijk zichtbare dubbele rode band is voorzien. De buitenverpakking van zulk een verdovend middel mag niet van een dubbele rode band zijn voorzien.
5. Partijen eisen, dat het etiket waaronder een geneesmiddel te koop wordt aangeboden, het verdovende bestanddeel of de verdovende bestanddelen die dit bevat met name aanduidt evenals het gewicht en het percentage. Deze eis is niet van toepassing op een aan een particulier persoon of geneeskundig voorschrift afgeleverd verdovend middel.
6. De bepalingen van de leden 2 en 5 zijn niet noodzakelijkerwijze van toepassing op de kleinhandel of de afgifte in het klein van de verdovende middelen van Lijst II.

Art. 31. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de internationale handel.
1. Partijen laten met hun medeweten de uitvoer van verdovende middelen naar enigerlei land of gebied niet toe dan :
(a) overeenkomstig de wetten en reglementen van dat land of gebied; en
(b) binnen de grenzen van het totaal der ramingen voor dat land of gebied zoals omschreven in lid 2 van artikel 19, vermeerderd met de hoeveelheden die voor wederuitvoer bestemd zijn.
2. Partijen oefenen in vrijhavens en vrije douanezones hetzelfde toezicht en dezelfde controle uit als in andere delen van hun gebieden, met dien verstande echter, dat zij ingrijpender maatregelen mogen nemen.
3. (a) Partijen dienen de in- en uitvoer van verdovende middelen, behalve waar deze door een staatsonderneming of staatsondernemingen plaatsvindt, aan een vergunningenstelsel te onderwerpen;
(b) De Partijen dienen toezicht uit te oefenen op alle personen en ondernemingen die zich met deze in- of uitvoer bezighouden of er aan deelnemen.
4. (a) Iedere Partij die de in- en uitvoer van verdovende middelen toelaat eist, dat voor elke in- of uitvoer, onafhankelijk of deze betrekking heeft op één of meer verdovende middelen, een afzonderlijke in- of uitvoervergunning wordt verkregen;
(b) Deze vergunning geeft aan de naam van het verdovende middel, de eventuele niet-beschermde internationale benaming, de in- of uit te voeren hoeveelheid, de naam en het adres van de importeur en van de exporteur, alsmede een nauwkeurige aanduiding van de termijn waarbinnen de in- of uitvoer dient plaats te vinden;
(c) De uitvoervergunning geeft eveneens aan het nummer en de dagtekening van het invoercertificaat (lid 5), alsmede de instantie die het heeft afgegeven;
(d) De invoervergunning kan invoer in meer dan een zending toestaan.
5. Alvorens een uitvoervergunning af te geven eisen Partijen het overleggen van een invoercertificaat, afgegeven door de bevoegde instanties van het invoerende land of gebied, waarin wordt verklaard, dat de invoer van het daarin bedoelde verdovende middel of de daarin bedoelde verdovende middelen is goedgekeurd; dit certificaat moet worden overgelegd door de persoon of instelling die de uitvoervergunning aanvraagt. Partijen houden zich zoveel mogelijk aan de door de Comsmissie goedgekeurde vorm der invoercertificaten.
6. Een afschrift van de uitvoervergunning begeleidt de zending en de regering die de uitvoervergunning afgeeft, zendt hiervan een afschrift aan de regering van het invoerende land of gebied.
7. (a) Wanneer de invoer heeft plaatsgevonden of wanneer de voor de invoer vastgestelde termijn is verstreken, zendt de regering van het invoerende land of gebied de uitvoervergunning met een desbetreffende aantekening aan de regering van het uitvoerende land of gebied terug.
(b) De voornoemde aantekening geeft de daadwerkelijk ingevoerde hoeveelheid nauwkeurig aan.
(c) Indien de in werkelijkheid uitgevoerde hoeveelheid kleiner is dan die welke is aangegeven in de uitvoervergunning, vermelden de bevoegde instanties de daadwerkelijk uitgevoerde hoeveelheid op de uitvoervergunning, alsmede op elk officieel afschrift daarvan.
8. Uitvoer van zendingen gericht aan een postbusadres of aan een bank ter rekening van een andere persoon dan die genoemd in de uitvoervergunning is verboden.
9. Uitvoer van zendingen naar een entrepot is verboden tenzij de regering van het invoerende land op het invoecertificaat dat wordt overgelegd door de persoon of instelling die om de uitvoervergunning heeft verzocht, verklaart, dat zij de invoer van de goederen in entrepot heeft goedgekeurd. In zodanig geval dient in de uitvoervergunning duidelijk te zijn aangegeven, dat de zending voor dit doel wordt uitgevoerd. Voor de uitslag van de goederen uit het entrepot is de toestemming nodig van de autoriteiten waaronder het entrepot ressorteert en, indien de goederen voor het buitenland bestemd zijn, dienen zij te worden behandeld alsof het een nieuwe uitvoer betrof in de zin van dit Verdrag.
10. Zendingen van verdovende middelen die het gebied van een Partij binnenkomen of dit verlaten zonder begeleidende uitvoervergunning worden door de bevoegde autoriteiten vastgehouden.
11. Een Partij laat niet toe, dat aan een ander land gezonden verdovende middelen door haar gebied worden vervoerd, om het even of de zending uit het desbetreffende vervoermiddel wordt verwijderd of niet, tenzij een afschrift van de uitvoervergunning voor een dergelijke zending aan de bevoegde autoriteiten van die Partij wordt overgelegd.
12. De bevoegde autoriteiten van een land of gebied waardoor een zending verdovende middelen mag worden vervoerd nemen alle noodzakelijke maatregelen om afwijking van de bestemming van deze zending van die welke is aangegeven op het afschrift van de uitvoervergunning dat de zending begeleidt, te beletten, tenzij de regering van dat land of gebied waardoor de zending wordt vervoerd hiertoe machtiging heeft gegeven. De regering van het land of het gebied waardoor doorvoer plaatsvindt behandelt elk verzoek tot wijziging van bestemming alsof deze gewijzigde bestemming een uitvoer betrof van het land of gebied van doorvoer naar het land of gebied van de nieuwe bestemming. Indien voor de wijziging van bestemming machtiging is verleend, zijn de bepalingen van lid 7 (a) en (b) eveneens van toepassing tussen het land of gebied waardoor doorvoer plaatsvindt en het land of gebied dat de zending oorspronkelijk heeft uitgevoerd.
13. Geen zending van verdovende middelen mag, gedurende de doorvoer of de opslag in douane-entrepot worden onderworpen aan enigerlei bewerking die verandering zou kunnen brengen in de aard van de desbetreffende verdovende middelen. De verpakking mag niet worden gewijzigd zonder vergunning van de bevoegde autoriteiten.
14. De bepalingen van de leden 11 t/m 13 met betrekking tot het vervoer van verdovende middelen door het gebied van een Partij zijn niet van toepassing indien de desbetreffende zending wordt vervoerd door een luchtvaartuig dat niet landt in het land of gebied van doorvoer. Indien het luchtvaartuig in dit land of dit gebied landt, worden deze bepalingen voorzover de omstandigheden dit noodzakelijk maken, toegepast.
15. De bepalingen van dit Verdrag laten onaangetast de bepalingen van internationale overeenkomsten die het toezicht beperken dat door enige Partij op verdovende middelen in doorvoer wordt uitgeoefend.
16. De bepalingen van dit artikel, met uitzondering van de leden 1 (a) en 2, behoeven niet van toepassing te zijn op de preparaten van Lijst III.

Art. 32. Bijzondere bepalingen betreffende het vervoer van verdovende middelen in verbandkisten voor eerste hulp aan boord van schepen of luchtvaartuigen gebruikt voor het internationaal verkeer.
1. Het internationale vervoer door schepen of luchtvaartuigen van beperkte hoeveelheden verdovende middelen die gedurende de reis voor eerste hulp of noodgevallen nodig zijn, wordt niet beschouwd als in-, uit- of doorvoer in de zin van dit Verdrag.
2. Het land waar de schepen of luchtvaartuigen zijn geregistreerd neemt passende maatregelen om te verhinderen, dat de in lid 1 bedoelde verdovende middelen op ongeoorloofde wijze worden gebruikt of hun weg vinden in de sluikhandel. In overleg met de bevoegde internationale organisaties beveelt de Commissie deze maatregelen aan.
3. De verdovende middelen, door schepen of luchtvaartuigen overeenkomstig lid 1 vervoerd, zijn onderworpen aan de wetten, regelingen, machtigingen en vergunningen van het land waar zij zijn geregistreerd en wel zonder aantasting van het eventuele recht van de bevoegde plaatselijke autoriteiten om controles, inspecties en andere maatregelen van toezicht aan boord van schepen of luchtvaartuigen uit te voeren. De toediening van dergelijke verdovende middelen in geval van nood wordt niet beschouwd als schending van de bepalingen van artikel 30, lid 2 (b).

Art. 33. Het bezit van verdovende middelen.
Partijen laten het bezit van verdovende middelen niet toe zonder wettige toestemming.

Art. 34. Maatregelen van toezicht en inspectie.
Partijen eisen :
(a) dat alle personen die krachtens de bepalingen van dit Verdrag vergunning hebben of die leidinggevende of toezichthoudende functies bekleden in een overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag opgerichte staatsonderneming voldoende bekwaamheden bezitten voor de doelmatige en stipte uitvoering van de krachtens dit Verdrag tot stand gekomen wetten en regelingen; en
(b) dat regeringsinstanties, fabrikanten, handelaren, wetenschapsmensen, wetenschappelijke instellingen en ziekenhuizen registers bijhouden waarin de hoeveelheden van elk vervaardigd verdovend middel, elke afzonderlijke aanschaffing van verdovende middelen, alsmede elke afzonderlijke bestemming gegeven aan verdovende middelen, worden ingeschreven. De registers worden gedurende een tijdvak van ten minste twee jaar bewaard. Waar boekjes met souches (artikel 30, lid 2 (b)) voor officiële geneeskundige voorschriften worden gebruikt, worden deze boekjes en souches eveneens gedurende een tijdvak van ten minste twee jaar bewaard.

Art. 35. <V 25-03-1972, art. 13> Strijd tegen de sluikhandel.
Met inachtneming van hun grondwettelijk rechts- en administratief stelsel, dienen Partijen :
a) regelingen te treffen op nationaal niveau voor de coördinatie van preventieve en repressieve maatregelen tegen de sluikhandel; te dien einde kunnen zij een daarvoor in aanmerking komende instantie aanwijzen, die zich met deze coördinatie zal belasten;
b) elkaar bij te staan bij de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen;
c) nauw met elkaar en met de bevoegde internationale organisaties waarvan zij lid zijn, samen te werken teneinde een gecoördineerde strijd tegen de sluikhandel te voeren;
d) ervoor zorg te dragen, dat de samenwerking tussen de desbetreffende instanties op vlotte wijze verloopt;
e) ervoor te zorgen dat, indien rechtsbescheiden naar het buitenland worden gezonden ten behoeve van een rechtsvervolging, dit op vlotte wijze geschiedt aan de door Partijen daartoe aangewezen instanties. Deze bepaling tast het recht van een Partij niet aan te eisen dat de rechtsbescheiden haar langs diplomatieke weg worden toegezonden;
f) indien zij overtuigd zijn dat zulks noodzakelijk is door bemiddeling van de Secretaris-Generaal, aan het Comité en de Commissie, behoudens de krachtens artikel 18 te verstrekken gegevens inlichtingen te verschaffen omtrent de illegale activiteiten die op hun grondgebied geconstateerd werden en betrekking hebben op de illegale verbouw, produktie, vervaardiging, gebruik van en handel in verdovende middelen; en
g) de in vorenstaand lid bedoelde inlichtingen, voor zover zulks mogelijk is, te verstrekken op de door het Comité te bepalen wijze en data; van zijn kant, kan het Comité op verzoek van een Partij, deze laatste helpen bij het verstrekken van die inlichtingen en haar inspanningen steunen om de illegale activiteiten inzake verdovende middelen, op haar grondgebied te beperken.

Art. 36. Strafbepalingen.
(1. a) met inachtneming van de beperkingen door haar grondwet opgelegd neemt elke Partij maatregelen teneinde er voor te zorgen dat de verbouw, produktie, vervaardiging, extractie, bereiding, het bezit, aanbod, aanbod tot verkoop, de distributie, aankoop, verkoop, levering, op welke voorwaarde ook, makelaardij, verzending, verzending in doorvoer, het vervoer en de in- en uitvoer van verdovende middelen in strijd met de bepalingen van dit Verdrag, alsmede elke andere handeling die naar de mening van die Partij in strijd is met de bepalingen van dit Verdrag, als strafbare feiten worden beschouwd indien zij opzettelijk worden begaan en dat het begaan van ernstige strafbare feiten op passende wijze wordt gestraft, in het bijzonder door gevangenisstraf of andere vrijheidsbeperkende straffen.
b) niettegenstaande het bepaalde in de vorige alinea kunnen de Partijen de personen die de genoemde strafbare feiten hebben begaan na misbruik te hebben gemaakt van verdovende middelen in plaats van hen te veroordelen of strafrechtelijk te bestraffen dan wel als aanvulling op de veroordeling of op de strafrechtelijke straf, die personen onderwerpen aan behandeling, opvoeding, nabehandeling, revalidatie en wederaanpassing, overeenkomstig de bepalingen van § 1 van artikel 38.
2. Met inachtneming van de beperkingen, een Partij door haar grondwet, haar rechtsstelsel en nationale wetgeving opgelegd, worden :
a)
i) de in § 1 opgesomde strafbare feiten, indien deze in verschillende landen zijn begaan, als afzonderlijke strafbare feiten beschouwd;
ii) opzettelijke deelneming aan, samenspanning tot het plegen van en pogingen tot het plegen van elk dezer strafbare feiten, alsmede opzettelijk gepleegde voorbereidende handelingen en financiële manipulaties in verband met de in dit artikel bedoelde feiten, als strafbare feiten krachtens § 1 beschouwd;
iii) buitenlandse veroordelingen voor zulke strafbare feiten mede in aanmerking genomen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van recidive; en
iv) ernstige door eigen onderdanen of door vreemdelingen begane strafbare feiten als hierboven bedoeld, vervolgd door de Partij op wier gebied het strafbare feit werd begaan of door de Partij op wier gebied de dader wordt aangetroffen, indien uitlevering niet aanvaardbaar is overeenkomstig de wet van de Partij waaraan een desbetreffend verzoek is gericht en indien zulk een dader niet reeds is vervolgd en berecht.
b)
i) elk in de leden 1 en 2 a), ii van dit artikel vermeld strafbaar feit wordt van rechtswege aangemerkt als uitleveringsgeval in elk tussen de Partijen gesloten uitleveringsverdrag. De Partijen verbinden er zich toe die strafbare feiten aan te merken als uitleveringsgevallen in elk tussen hen te sluiten uitleveringsverdrag;
ii) indien een Partij, welke de uitlevering afhankelijk stelt van het bestaan van een verdrag, een aanvraag tot uitlevering ontvangt van een andere Partij waarmee zij geen uitleveringsverdrag heeft gesloten kan zij dit Verdrag aanvoeren als juridische grondslag voor de uitlevering ten aanzien van de strafbare feiten vermeld in §§ 1 en 2, a, ii, van dit artikel. De uitlevering is onderworpen aan de andere voorwaarden die het recht aan de gerekwisseerde Partij verleent.
iii) de Partijen die de uitlevering niet afhankelijk stellen van het bestaan van een verdrag merken de in de §§ 1 en 2, a, ii, van dit artikel opgesomde strafbare feiten aan als uitleveringsgeval tussen hen, onder de voorwaarden die het recht aan de gerekwisseerde Partij verleent;
iv) de uitlevering wordt toegestaan overeenkomstig de wetgeving van de Partij waartoe het uitleveringsverzoek is gericht en, onverminderd de bepalingen van de alinea's, i, ii en iii van dit lid, heeft de genoemde Partij het recht de uitlevering te weigeren in gevallen waarin de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat het strafbare feit niet voldoende ernstig is.) <V 25-03-1972, art. 14>
3. De bepalingen van dit artikel laten de bepalingen van het strafrecht van de betrokken Partij met betrekking tot kwesties van rechtsbevoegdheid onverlet.
4. Geen enkele bepaling van dit artikel tast het beginsel aan, dat de strafbare feiten waarop het betrekking heeft worden omschreven, vervolgd en gestraft overeenkomstig de nationale wetgeving van de Partij.

Art. 37. Inbeslagneming en verbeurdverklaring.
Alle verdovende middelen, stoffen en benodigdhden die worden gebruikt of zijn bestemd om te worden gebruikt voor het plegen van de in artikel 36 bedoelde strafbare feiten, kunnen in beslag worden genomen en verbeurd verklaard.

Art. 38. <V 25-03-1972, art. 15> Maatregelen om het misbruik van verdovende middelen tegen te gaan.
1. De Partijen zullen bijzondere aandacht wijden aan het misbruik van verdovende middelen en alle mogelijke maatregelen treffen om het te voorkomen en om de vlugge opsporing, behandeling, opvoeding, nabehandeling, revalidatie en wederaanpassing van de betrokken personen te verzekeren; zij coördineren hun inspanningen daartoe.
2. De Partijen zullen met alle mogelijke middelen de opleiding bevorderen van personeel dat moet zorg dragen voor de behandeling, de nabehandeling, de revalidatie en de wederaanpassing van personen die misbruik maken van verdovende middelen.
3. De Partijen zullen alle mogelijke maatregelen treffen om de personen, die bij de uitoefening van hun beroep de nodige kennis dienen te bezitten inzake de problemen die het misbruik van verdovende middelen en de voorkoming ervan met zich meebrengen, bij te staan in de verwerving van die kennis en om deze aan het grote publiek mede te delen indien de vrees bestaat dat het misbruik van verdovende middelen zich op ruime schaal zou verspreiden.

Art. 38bis. <Ingevoegd door V 25-03-1972, art. 16> Overeenkomsten tot oprichting van regionale centra.
Indien zij dat wenselijk vindt binnen het raam van de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen en rekening houdend met haar grondwettelijk rechts- en administratief stelsel, zal een Partij, in overleg met de andere betrokken partijen van de regio en desverlangd na het technisch advies van het Comité of van gespecialiseerde instellingen, te hebben ingewonnen, overeenkomsten trachten te sluiten waarbij regionale centra voor wetenschappelijk onderzoek en opvoeding worden opgericht ten einde de problemen op te lossen die het illegaal gebruik van en de sluikhandel in verdovende middelen met zich meebrengen.

Art. 39. De toepassing van strengere nationale maatregelen van toezicht dan die welke krachtens dit Verdrag vereist zijn.
De bepalingen van dit Verdrag verhinderen niet, dat een Partij eventueel maatregelen van toezicht neemt die strenger zijn dan die voorzien in dit Verdrag en, in het bijzonder, eist, dat de preparaten van Lijst III of de verdovende middelen van Lijst II worden onderworpen aan alle of aan die maatregelen van toezicht die van toepassing zijn op verdovende middelen van Lijst I, indien dit naar haar oordeel noodzakelijk of wenselijk is ter bescherming van de volksgezondheid of het algemeen welzijn.

Art. 40. Talen van het Verdrag en de procedure van ondertekening, bekrachtiging en toetreding.
1. Dit Verdrag, waarvan de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, staat tot 1 augustus 1961 voor ondertekening open voor alle leden van de Verenigde Naties, elke Staat die geen lid is van de Verenigde Naties maar die Partij is bij het Statuut van het Internationale Gerechtshof of lid is van een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties, alsmede voor elke andere Staat die door de Raad wordt uitgenodigd Partij te worden.
2. Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd. De akten van bekrachtiging worden bij de Secretaris-Generaal nedergelegd.
3. Dit Verdrag staat na 1 augustus 1961 open voor toetreding door de in lid 1 bedoelde Staten. De akten van toetreding worden bij de Secretaris-Generaal nedergelegd.

Art. 41. Inwerkingtreding.
1. Dit Verdrag treedt in werking op de dertigste dag na de datum waarop de veertigste akte van bekrachtiging of toetreding overeenkomstig artikel 40 wordt nedergelegd.
2. Ten aanzien van elke andere Staat die een akte van bekrachtiging of van toetreding nederlegt na de datum van nederlegging van bovengenoemde veertigste akte, treedt dit Verdrag in werking op de dertigste dag, na de nederlegging door die Staat van zijn akte van bekrachtiging of toetreding.

Art. 42. Territoriale toepassing.
Dit Verdrag is van toepassing op alle buiten het moederland gelegen gebieden voor welker buitenlandse betrekkingen een Partij verantwoordelijk is, tenzij de voorafgaande toestemming van zulk een gebied door de grondwet van de Partij of het betrokken gebied of krachtens gewoonterecht vereist is. In zulk een geval dient de Partij het noodzakelijke te doen, opdat de vereiste toestemming van het gebied binnen de kortst mogelijke tijd wordt verkregen; wanneer deze toestemming is verkregen, stelt de Partij de Secretaris-Generaal hiervan in kennis. Dit Verdrag is van toepassing op het gebied of de gebieden vermeld in deze kennisgeving van de datum van haar ontvangst door de Secretaris-Generaal af. In die gevallen waarin de voorafgaande toestemming van het buiten het moederland gelegen gebied niet is vereist, verklaart de betrokken Partij ten tijde van de ondertekening, bekrachtiging of toetreding op welk buiten het moederland gelegen gebied of op welke buiten het moederland gelegen gebieden dit Verdrag van toepassing is.

Art. 43. Gebieden als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 31.
1. Elke Partij kan de Secretaris-Generaal ervan in kennis stellen, dat, wat betreft de artikelen 19, 20, 21 en 31, een van haar gebieden in twee of meer gebieden is verdeeld of dat twee of meer van haar gebieden tot een enkel gebied zijn samengevoegd.
2. Twee of meer Partijen kunnen de Secretaris-Generaal ervan in kennis stellen, dat, als gevolg van een tussen hen opgerichte douaneunie, deze Partijen, wat betreft de artikelen 19, 20, 21 en 31, een enkel gebied vormen.
3. Elke kennisgeving krachtens het hierboven genoemde lid 1 of 2 wordt van kracht op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de kennisgeving werd gedaan.

Art. 44. Beëindiging van reeds bestaande internationale verdragen.
1. De bepalingen van dit Verdrag beëindigen en vervangen, bij de inwerkingtreding daarvan tussen de Partijen daarbij, de bepalingen van de volgende verdragen :
(a) het Internationaal Opiumverdrag, ondertekend te 's-Gravenhage op 23 januari 1912;
(b) de Overeenkomst nopens de vervaardiging van, de binnenlandse handel in en het gebruik van bereid opium, ondertekend te Genève op 11 februari 1925;
(c) het Internationaal Opiumverdrag, ondertekend te Genève op 19 februari 1925;
(d) het Verdrag tot beperking van de vervaardiging en tot regeling van de distributie van verdovende middelen, ondertekend te Genève op 13 juli 1931;
(e) de Overeenkomst nopens het toezicht op het opiumschuiven in het Verre-Oosten, ondertekend te Bangkok op 27 november 1931;
(f) het op 11 december 1946 te Lake Success ondertekende Protocol tot wijziging van de Overeenkomsten, Verdragen en Protocollen inzake verdovende middelen, gesloten te 's-Gravenhage op 23 januari 1912, te Genève op 11 februari 1925, 19 februari 1925 en 13 juli 1931, te Bangkok op 27 november 1931 en te Genève op 26 juni 1936, behalve voor zover dit op laatstgenoemd Verdrag betrekking heeft;
(g) de in de alinea(s (a) tot en met (e) bedoelde Verdragen en Overeenkomsten zoals deze zijn gewijzigd bij het in alinea (f) genoemde Protocol van 1946;
(h) het op 19 november 1948 te Parijs ondertekende Protocol tot het onder internationaal toezicht brengen van verdovende middelen welke buiten de werking vallen van het Verdrag van 13 juli 1931 tot beperking van de vervaardiging en tot regeling van de distributie van verdovende middelen, zoals gewijzigd bij het op 11 december 1946 te Lake Success ondertekende Protocol;
(i) het Protocol tot beperking en regeling van de verbouw van de papaver, alsmede van de produktie van, de internationale handel en groothandel in, en het gebruik van opium, ondertekend te New York op 23 juni 1953, indien dit Protocol in werking mocht zijn getreden.
2. Bij het inwerkingtreden van dit Verdrag wordt artikel 9 van het Verdrag tot onderdrukking van de sluikhandel in verdovende middelen ondertekend te Genève op 26 juni 1936 tussen Partijen daarbij die eveneens Partij bij dit Verdrag zijn, beëindigd en vervangen door lid 2 (b) van artikel 36 van dit Verdrag, met dien verstande dat zulk een Partij door middel van den kennisgeving aan de Secretaris-Generaal kan bepalen, dat bovenbedoeld artikel 9 van kracht blijft.

Art. 45. Overgangsbepalingen.
1. De werkzaamheden van het in artikel 9 voorziene Comité worden van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag af (artikel 41, lid 1) voorlopig uitgevoerd door het Permanente Centrale Comité, ingesteld krachtens hoofdstuk VI van het in artikel 44 (c) bedoelde Verdrag zoals gewijzigd, en door het Orgaan van Toezicht, ingesteld krachtens hoofdstuk II van het in artikel 44 (d) bedoelde Verdrag zoals gewijzigd, al naar gelang de aard der werkzaamheden.
2. De Raad stelt de datum vast waarop het nieuwe in artikel 9 bedoelde Comité zijn werkzaamheden zal aanvangen. Met ingang van die datum belast dat Comité zich, wat betreft de Staten die Partij zijn bij de in artikel 44 opgesomde Verdragen maar geen Partij bij dit Verdrag, met de werkzaamheden van het in lid 1 bedoelde Permanente Centrale Comité en Orgaan van Toezicht.

Art. 46. Opzegging. 1. Na het verstrijken van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag (artikel 41, lid 1) kan elke Partij dit Verdrag ten aanzien van zichzelf of ten aanzien van een gebied waarvoor zij internationale verantwoordelijkheid heeft en dat zijn overeenkomstig artikel 42 gegeven toestemming heeft ingetrokken, opzeggen door middel van nederlegging van een schriftelijke akte bij de Secretaris-Generaal.
2. De opzegging wordt, indien zij door de Secretaris-Generaal op of voor 1 juli van enig jaar wordt ontvangen, van kracht op 1 januari van het navolgende jaar; indien zij na 1 juli wordt ontvangen wordt zij van kracht als ware zij ontvangen op of voor 1 juli van het navolgende jaar.
3. Dit Verdrag wordt beëindigd indien, als gevolg van overeenkomstig lid 1 gedane opzeggingen, de voorwaarden voor de inwerkingtreding ervan als vervat in artikel 41, lid 1, hebben opgehouden te bestaan.

Art. 47. Wijzigingen.
1. Elke Partij kan een voorstel doen tot wijziging van dit Verdrag. De tekst van een dergelijke wijziging, alsmede de redenen voor de wijziging, worden aan de Secretaris-Generaal medegedeeld, die deze aan Partijen en aan de Raad doet toekomen. De Raad kan besluiten :
(a) dat een conferentie wordt bijeengeroepen overeenkomstig artikel 62, lid 4, van het Handvest der Verenigde Naties om de voorgestelde wijziging te bestuderen; of
(b) dat Partijen wordt gevraagd of zij de voorgestelde wijziging aanvaarden, terwijl hun tevens wordt gevraagd aan de Raad hun opmerkingen over het voorstel over te leggen.
2. Indien een voorgestelde wijziging die krachtens lid 1 (b) van dit artikel is rondgestuurd door geen Partij binnen achttien maanden nadat zij is rondgestuurd, is verworpen treedt zij onmiddellijk daarna in werking. Indien echter een voorgestelde wijziging door een Partij wordt verworpen, kan de Raad naar aanleiding van de van Partijen ontvangen opmerkingen besluiten of een conferentie dient te worden bijeengeroepen om zulk een wijziging te bestuderen.

Art. 48. Geschillen.
1. Indien tussen twee of meer Partijen een geschil mocht ontstaan met betrekking tot de uitlegging of toepassing van dit Verdrag, plegen de betrokken Partijen met elkaar overleg ten einde het geschil te beslechten door middel van onderhandelingen, onderzoek, bemiddeling, verzoening, scheidsrechterlijke uitspraak, beroep of regionale lichamen, rechterlijke uitspraak of andere door hen te kiezen vreedzame middelen.
2. Elk geschil dat niet op de hierboven omschreven wijze kan worden beslecht, wordt onderworpen aan de uitspraak van het Internationale Gerechtshof.

Art. 49. Voorbehouden van tijdelijke aard.
1. Een Partij kan zich ten tijde van de ondertekening, bekrachtiging of toetreding het recht voorbehouden tijdelijk op elk van haar gebieden het volgende toe te laten :
(a) het gebruik van opium voor quasi-geneeskundige doeleinden;
(b) opiumschuiven;
(c) het kauwen van cocabladeren;
(d) het gebruik van cannabis, cannabishars, extracten en tincturen van cannabis voor niet-geneeskundige doeleinden; en
(e) de produktie en vervaardiging van en de handel in de onder (a) t/m (d) bedoelde verdovende middelen voor de daarin vermelde doeleinden.
2. De voorbehouden krachtens lid 1 zijn onderworpen aan de volgende beperkingen :
(a) de in lid 1 vermelde handelingen zijn slechts toegestaan voor zover zij in de gebieden ten aanzien waarvan het voorbehoud is gemaakt van oudsher gebruikelijk en op 1 januari 1961 geoorloofd waren;
(b) uitvoer van de in lid 1 bedoelde verdovende middelen voor de daarin vermelde doeleinden is niet toegelaten voor een Staat die geen Partij is bij dit Verdrag of aan een gebied waarop dit Verdrag niet van toepassing is krachtens artikel 42;
(c) slechts die personen mogen opium schuiven die als zodanig door de bevoegde autoriteiten op 1 januari 1964 waren gerigstreerd;
(d) het gebruik van opium voor quasigeneeskundige doeleinden moet zijn afgeschaft binnen vijftien jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag als voorzien in lid 1 van artikel 41;
(e) het kauwen van cocabladeren moet zijn afgeschaft binnen vijfentwintig jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag als voorzien in lid 1 van artikel 41;
(f) het gebruik van cannabis voor andere dan geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden moet zo spoedig mogelijk worden beëindigd maar in elk geval binnen vijfentwintig jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag als voorzien in lid 1 van artikel 41;
(g) de produktie en de vervaardiging van en de handel in de in lid 1 bedoelde verdovende middelen voor elk der daarin genoemde handelingen moeten worden verminderd en tenslotte afgeschaft gelijktijdig met de vermindering en afschaffing van die handelingen.
3. Een Partij die een voorbehoud maakt krachtens lid 1 dient :
(a) in het jaarverslag aan de Secretaris-Generaal, overeenkomstig artikel 18, lid 1 (a), een uiteenzetting te geven van de in het voorafgaande jaar gemaakte vorderingen ten aanzien van de afschaffing van het gebruik, de produktie, vervaardiging of handel als bedoeld in lid 1; en
(b) het Comité afzonderlijke ramingen (artikel 19) en statistieken (artikel 20) te doen toekomen op de wijze en in de vorm door het Comité voorgeschreven met betrekking tot de handelingen ten aanzien waarvan een voorbehoud werd gemaakt.
4. (a) Indien een Partij die een voorbehoud maakt krachtens lid 1 de volgende gegevens niet verstrekt :
(i) het in lid 3 (a) bedoelde verslag, en wel binnen zes maanden na het verstrijken van het jaar waarop de gegevens betrekking hebben;
(ii) de in lid 3 (b) bedoelde ramingen, en wel binnen drie maanden na de door het Comité voor dat doel overeenkomstig artikel 12, lid 1, vastgestelde datum;
(iii) de in lid 3 (b) bedoelde statistieken en wel binnen drie maanden na de datum waarop zij overeenkomstig artikel 20, lid 2, dienen te worden verstrekt, geeft het Comité of de Secretaris-Generaal, al naar de omstandigheden, aan de betrokken Partij kennis van de vertraging en verzoekt daarbij toezending van die gegevens binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van die kennisgeving;
(b) Indien de Partij nalaat binnen deze termijn te voldoen aan het verzoek van het Comité of de Secretaris-Generaal, houdt het desbetreffende krachtens lid 1 gemaakte voorbehoud op van kracht te zijn.
5. Een Staat die voorbehouden heeft gemaakt kan deze voorbehouden te allen tijde door middel van een schriftelijke kennisgeving geheel of gedeeltelijk intrekken.

Art. 50. Andere voorbehouden.
1. Behalve de voorbehouden gemaakt overeenkomstig artikel 49 of de volgende leden zijn geen voorbehouden toegelaten.
2. Elke Staat kan ten tijde van de ondertekening, bekrachtiging of toetreding voorbehouden maken ten aanzien van de volgende bepalingen van dit Verdrag : artikel 12, leden 2 en 3, artikel 13, lid 2, artikel 14, leden 1 en 2, artikel 31, lid 1 (b), en artikel 48.
3. Een Staat die Partij wenst te worden, doch die het recht wenst te verkrijgen, andere voorbehouden te maken dan die overeenkomstig lid 2 van dit artikel of artikel 49, kan de Secretaris-Generaal van dit voornemen in kennis stellen. Tenzij aan het eind van twaalf maanden na de datum waarop de Secretaris-Generaal van het desbetreffende voorbehoud mededeling heeft gedaan, een derde van de Staten die dit Verdrag hebben bekrachtigd of tot dit Verdrag zijn toegetreden voor het einde van dat tijdvak tegen dit voorbehoud bezwaar hebben gemaakt, wordt dit geacht te zijn aanvaard, met dien verstande echter dat de Staten die tegen het voorbehoud bezwaar hebben gemaakt, ten aanzien van de Staat die het voorbehoud heeft gemaakt geen rechtsverplichting krachtens dit Verdrag op zich behoeven te nemen die door dit voorbehoud wordt aangetast.
4. Een Staat die voorbehouden heeft gemaakt kan deze voorbehouden te allen tijde door middel van een schriftelijke kennisgeving geheel of gedeeltelijk intrekken.

Art. 51. Kennisgevingen.
De Secretaris-Generaal heeft aan alle in lid 1 van artikel 40 bedoelde Staten kennis van :
(a) ondertekeningen, bekrachtigingen en toetredingen overeenkomstig artikel 40;
(b) de datum waarop dit Verdrag overeenkomstig artikel 41 in werking treedt;
(c) opzeggingen overeenkomstig artikel 46; en
(d) verklaringen en kennisgevingen krachtens de artikelen 42, 43, 47, 49 en 50.

BIJLAGEN.

Art. N1. Voorbehouden.

Art. 1N1. Voor Argentinië :
Voorbehoud bij artikel 48, lid 2 : De Republiek Argentinië erkent de verplichte rechtsmacht niet van het Internationale Gerechtshof.
Voorbehoud bij artikel 49 : De Republiek Argentinië behoudt zich het recht voor bepaald in lid 1, alinea (c) " het kauwen van cocabladeren " en in lid 1, alinea (e), " handel in het verdovend middel vermeld onder (c), voor de doeleinden in die alinea vermeld ".

Art. 2N1. Voor Bulgarije :
Met voorbehoud bij artikel 12, leden 2 en 3, bij artikel 13, lid 2, bij artikel 14, leden 1 en 2, bij artikel 31, lid 1, alinea (b), en bij artikel 48, lid 2.
Tekst van het voorbehoud :
1. De Regering van de Volksrepubliek Bulgarije aanvaardt de bepalingen van artikel 48, lid 2, met het voorbehoud dat een geschil slechts kan worden onderworpen aan de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof nadat voor ieder geval de instemming is bekomen van alle bij het geschil betrokken partijen.
2. Met betrekking tot de landen die krachtens de bepalingen van artikel 40 van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961 zich niet in de mogelijkheid bevinden om Partij bij het Verdrag te worden, beschouwt de Volksrepubliek Bulgarije zich niet gebonden door artikel 12, leden 2 en 3, door artikel 13, lid 2, door artikel 14, leden 1 en 2 en door artikel 31, lid 1, alinea (b).

Art. 3N1. Voor Birma :
Ik teken dit Enkelvoudig Verdrag met dien verstande dat, de Staat Shan zich het recht mag voorbehouden :
1. toestemming te verlenen aan de verslaafden aan verdovende middelen van de Staat Shan om opium te schuiven gedurende een overgangsperiode van twintig jaar vanaf de inwerkingtreding van dit Verdrag;
2. opium te produceren en te vervaardigen tot dit doel;
3. de lijst van de opiumschuivers van de Staat Shan mee te delen nadat de Regering van die Staat de bovenbedoelde lijst zal hebben opgemaakt, op 31 december 1963.

Art. 4N1. Voor de Socialistische Sovjetrepubliek Witrusland :
Met voorbehoud bij leden 2 en 3 van artikel 12, bij lid 2 van artikel 13, bij leden 2 en 3 van artikel 14 en bij alinea (b) van lid 1 van artikel 31.
Tekst van het voorbehoud :
De Socialistische Sovjetrepubliek Witrusland acht zich niet gebonden door de bepalingen van artikel 12, leden 1 en 2, van artikel 13, lid 2, van artikel 14, leden 1 en 2, en van artikel 31, lid 1, alinea (b), met betrekking tot de landen die krachtens de bepalingen van artikel 40 van het Enkelvoudig Verdrag, zich niet in de mogelijkheid bevinden om Partij bij het Verdrag te worden.

Art. 5N1. Voor Cambodja :
Onder voorbehoud van bekrachtiging door het Cambodjaanse Parlement.

Art. 6N1. Voor Tsjaad :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. 7N1. Voor Chili :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. 8N1. Voor Tsjechoslovakije :
Ondertekening met voorbehoud ten aanzien van de volgende artikelen : artikel 12, leden 2 en 3, artikel 13, lid 2, artikel 14, leden 1 en 2, en artikel 31, lid 1 (b).
Tekst van het voorbehoud :
De Regering van de Tsjechoslovaakse Socialistische Republiek is niet gebonden door de bepalingen van de leden 2 en 3 van artikel 12, van lid 2 van artikel 13, van de leden 1 en 2 van artikel 14, en van alinea (b) van lid 1 van artikel 31 van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, wat betreft de Staten die op grond van de procedure als bedoeld bij artikel 40 van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961 in de onmogelijkheid verkeren partij te worden bij het bedoelde Verdrag.

Art. 9N1. Voor de Heilige Stoel :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. 10N1. Voor Hongarije :
Met voorbehouden ten aanzien van de leden 2 en 3 van artikel 12, lid 2 van artikel 13, de leden 1 en 2 van artikel 14, alinea (b) van lid 1 van artikel 31 en lid 2 van artikel 48.
Tekst van de voorbehouden :
1. De Regering van de Volksrepubliek Hongarije, aanvaardt het bepaalde in lid 2 van artikel 48 met het voorbehoud dat in elk geval het akkoord van alle bij een geschil betrokken partijen dient te worden verkregen voor het aan de uitspraak van het Internationale Gerechtshof kan worden onderworpen.
2. Wat de landen betreft die op grond van het bepaalde in artikel 40 van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961 in de onmogelijkheid verkeren partij te worden bij het Verdrag, de Regering van de Volksrepubliek Hongarije acht zich niet gebonden door de leden 2 en 3 van artikel 12, lid 2 van artikel 13, de leden 1 en 2 van artikel 14 en alinea (b) van lid 1 van artikel 31.

Art. 11N1. Voor India :
Onder voorbehoud van bekrachtiging en rekening houdend met de voorbehouden geformuleerd in lid 1, alinea's (a), (b), (d) en (e) van artikel 49. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 42, alinea 2, zal de Indiase Regering alles in het werk stellen om van Sikkim binnen de kortst mogelijke termijn gedaan te krijgen dat het met de toepassing van het Verdrag op zijn grondgebied instemt.

Art. 12N1. Voor Indonesië :
Onder voorbehoud van bekrachtiging en rekening houdend met het voorbehoud geformuleerd in lid 2 van artikel 48 alsmede met de verklaring waarbij het voornemen te kennen werd gegeven ten aanzien van de artikelen 40 en 42 voorbehouden te maken die in de bijgevoegde verklaring zijn opgenomen.
Tekst van de verklaring :
1. Met betrekking tot lid 1 van artikel 40 verklaart de Indonesische Regering niet akkoord te gaan met de huidige tekst op grond waarvan niet iedere Staat die het wenst partij kan worden bij het Verdrag.
2. Met betrekking tot artikel 42 verklaart de Indonesische Regering niet akkoord te gaan met de huidige tekst op grond waarvan de toepassing van het Verdrag op de buiten het moederland gelegen gebieden kan worden verhinderd.
3. Met betrekking tot lid 2 van artikel 48 verklaart de Indonesische Regering zich niet gebonden te achten door het bepaalde in dat lid naar luid waarvan elk geschil dat niet overeenkomstig het bepaalde in lid 1 kan worden beslecht naar het Internationale Gerechtshof moet worden verwezen. De Indonesische Regering meent dat in elk geval het akkoord van alle bij een geschil betrokken partijen dient te worden verkregen voor het aan de uitspraak van het Internationale Gerechtshof kan worden onderworpen.

Art. 13N1. Voor Iran :
Onder voorbehoud van latere bekrachtiging.

Art. 14N1. Voor Irak :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. 15N1. Voor Italië :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. 16N1. Voor Japan :

Art. 17N1. Voor Jordanië :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. 18N1. Voor Libanon :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. 19N1. Voor Liberia :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. 20N1. Voor de Nederlanden :
Gelet op de gelijkheid die van publiekrechtelijk standpunt uit bestaat tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, verliest de term " buiten het moederland gelegen " vermeld in artikel 42 van dit Verdrag zijn oorspronkelijke betekening wat Suriname en de Nederlandse Antillen betreft en zal dienvolgens worden geacht te betekenen " niet-Europees ".

Art. 21N1. Voor Noorwegen :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. 22N1. _ Voor Peru :
Ad referendum, met een voorbehoud wat betreft artikel 49, lid 2, alinea (b) en lid 4, alinea (b).

Art. 23N1. Voor Polen :
Met de voorbehouden wat betreft artikel 12, leden 2 en 3, artikel 13, lid 2 artikel 14, leden 1 en 2, en artikel 31, lid 1, alinea (b).
Tekst van de voorbehouden :
De Regering van de Volksrepubliek Polen acht zich niet gebonden door de bepalingen van artikel 12, leden 2 en 3, artikel 13, lid 2, artikel 24, leden 1 en 2, en artikel 31, lid 1, alinea (b) van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961 wat betreft de Staten die de mogelijkheid niet hebben partij te worden bij voornoemd Verdrag.
De Regering van de Volksrepubliek Polen is van mening dat het onaanvaardbaar is de verplichtingen omschreven in voornoemde bepalingen op te leggen aan Staten aan wie krachtens andere bepalingen van hetzelfde Verdrag, de mogelijkheid kan worden ontzegd om tot het Verdrag toe te treden.

Art. 24N1. : Voor de Socialistische Sovjetrepubliek Oekraïne :
Met voorbehoud nopens artikel 12, leden 2 en 3, artikel 13, lid 2, artikel 14, leden 1 en 2, en artikel 31, lid 1, alinea (b).
Tekst van het voorbehoud :
De regering van de Socialistische Sovjetrepubliek Oekraïne acht zich niet gebonden door de bepalingen van artikel 12, leden 2 en 3, van artikel 13, lid 2, van artikel 14, leden 1 en 2, en van artikel 31, lid 1, alinea (b), van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen wat de Staten betreft die op grond van de procedure als bedoeld in artikel 40 van het Enkelvoudig Verdrag in de onmogelijkheid verkeren partij te worden bij het bedoelde Verdrag.

Art. 25N1. Voor de Unie der Socialistische Sovjetrepublieken :
Met voorbehoud nopens artikel 12, leden 2 en 3, artikel 13, lid 2, artikel 14, leden 1 en 2, en artikel 31, lid 1, alinea (b).
Tekst van het voorbehoud :
De Regering van de Unie der Socialistische Sovjetrepublieken acht zich niet gebonden door de bepalingen van artikel 12, leden 2 en 3 van artikel 13, lid 2, van artikel 14, leden 1 en 2, en van artikel 31, lid 1, alinea (b), van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen wat de Staten betreft die op grond van de procedure als bedoeld in artikel 40 van het Enkelvoudig Verdrag in de onmogelijkheid verkeren partij te worden bij het bedoelde Verdrag.

Art. 26N1. Voor de Verenigde Arabische Republiek :
Onder voorbehoud van bekrachtiging.

Art. N2. Lijsten.

Art. 1N2. Opsomming van de verdovende middelen opgenomen in Lijst I.
ACETYLMETHADOL (3-acetoxy-6-dimethylamino-4,4-diphenylheptaan).
ALLYLPRODINE (3-allyl-1-methyl-4-phenyl-4-propionoxypiperidine).
ALPHACETYLMETHADOL (alpha-3-acetoxy-6-dimethylamino-4,4-diphenylheptaan).
ALPHAMEPRODINE (alpha-3-ethyl-1-methyl-4-phenyl-4-propionoxypiperidine).
ALPHAMETHADOL (alpha-6-dimethylamino-4,4-diphenyl-3-heptanol).
ALPHAPRODINE (alpha-1,3-dimethyl-4-phenyl-4-propionoxypiperidine).
ANILERIDINE (1-para-aminophenethyl-4-phenylpiperidine-4-carboxylzure ethylester).
BENZETHIDINE (1-(2-benzyloxyethyl)-4-phenylpiperidine-4-carboxylzure ethylester).
BENZYLMORPHINE (3-benzylmorphine).
BETACETHYLMETHADOL (beta-3-acetoxy-6-dimethylamino-4,4-diphenylheptaan).
BETAMEPRODINE (beta-3-ethyl-1-methyl-4-phenyl-4-propionoxypiperidine).
BETAMETHADOL (beta-6-dimethylamino-4,4-diphenyl-3-heptanol).
BETAPRODINE (beta-1,3-dimethyl-4-phenyl-4-propionoxypiperidine).
CANNABIS en CANNABISHARS en EXTRACTEN en TINCTUREN van CANNABIS.
CETOBEMIDONE (méta-hydroxyphényl-4 méthyl-1 propionyl-4 pipéridine).
CLONITAZEEN (2-para-chlorbenzyl-1-diethylaminoethyl-5-nitrobenzimidazol).
COCABLAD.
COCAINE (methylester van benzoylecgonine).
CONCENTRAAT VAN BOLKAF (de stof welke verkregen wordt door bolkaf te onderwerpen aan een behandeling ter concentratie van zijn alkaloïden, voorzover deze stof in de handel wordt gebracht).
DESOMORPHINE (dihydrodeoxymorphine).
DEXTROMORAMIDE ((+)-4-(2-méthyl-4-oxo-3,3-diphenyl-4-(1-pyrrolidinyl) butyl) morpholine).
DIAMPROMIDE (N-(2-(methylphenethylamino) propyl) propionanilide).
DIETHYLTHIAMBUTEEN (3-diethylamino-1,1-di-(2'-thienyl)-1-buteen).
DIHYDROMORPHINE.
DIMENOXADOL (2-dimethylaminoethyl-1-ethoxy-1,1 diphenyl-acetaat).
DIMEPHEPTANOL (6-dimethylamino-4,4-diphenyl-3-heptanol).
DIMETHYLTHIAMBUTEEN (3-dimethyl-amino-1,1-di(2'-thienyl)-1-buteen).
DIOXAPHETYL BUTYRAAT (ethyl-4-morpholino-2,2-diphenyl-butyraat).
DIPHENOXYLAAT (1-(3-cyano-3,3-diphenylpropyl)-4-phenylpiperidine-4- carboxylzure ethylester).
DIPIPANON (4,4-diphenyl-6-piperidine-3-heptanon).
ECGONINE, esters en derivaten, die om te zetten zijn tot ecgonine en cocaïne.
ETHYLMETHYLTHIAMBUTEEN (3-ethyl-methylamino-1,1-di-(2'-thienyl)-1-buteen).
ETONITAZEEN (1-diethylaminoethyl-2-paraethoxybenzyl-5-nitrobenzimidazol).
ETOXERIDINE (1-(2-(2-hydroxyethoxy) ethyl)-4-phenylpiperidine-4-carboxylzure ethylester).
FURETHIDINE (1-(2-tetrahydrofurfuryloxyethyl)-4-phenylpiperidine-4-carboxylzure ethylester).
HEROINE (diacetylmorphine).
HYDROCODON (dihydrocodeïnon).
HYDROMORPHINOL (14-hydroxydihydromorphine).
HYDROMORPHON (dihydromorphinon).
HYDROXYPETHIDINE (4-meta-hydroxyphenyl-1-methylpiperidine-4-carboxylzure ethylester).
ISOMETHADON (6-dimethylamino-5-methyl-4,4-diphenyl-3-hexanon).
KETOBEMIDON (4-meta-hydroxyphenyl-1-methyl-4-propionyl-piperidine).
LEVOMETHORPHAN Dextromethorphan ((+) 3methoxy-N-methylmorphinan) en dextrorphan ((+) 3-hydroxy-N-methylmorphinan) zijn met name van deze Lijst uitgezonderd. ((-)-3-méthoxy-N-methylmorphinan).
LEVOMORAMIDE ((-)-4--(2-methyl-4-oxo-3,3-diphenyl-4-(1-pyrrolidinyl) butyl) morpholine).
LEVOPHENACYLMORPHAN ((-)-3-hydroxy-N-phenacyl-morphinan).
LEVORPHANOL Dextromethorphan ((+) 3methoxy-N-methylmorphinan) en en dextrorphan ((+) 3-hydroxy-N-methylmorphinan) zijn met name van deze Lijst uitgezonderd. ((-)-3-hydroxy-N-methylmorphinan).
METAZOCINE (2) hydroxy-2,5,9-trimethyl-6,7-benzomorphan).
METHADON (6-dimethylamino-4,4-diphenyl-3-heptanon).
METHYLDESORPHINE (6-methyl-delta 6-desoxymorphine).
METHYLDIHYDROMORPHINE (6-methyl-dihydromorphine).
METOPON (5-methyldihydromorphinon).
MORPHERIDINE (1-(2-morpholinoethyl)-4-phenylpiperidine-4-carboxylzure-ethylester).
MORPHINE.
MORPHINE METHOBROMIDE en andere vijfwaardige stikstof bevattende morphinedérivaten.
MORPHINE-N-OXIDE.
MYROPHINE (myristylbenzylmorphine).
NICOMORPHINE (3,6-dinicotinylmorphine).
NORLEVORPHANOL ((-)-3-hydroxymorphinan).
NORMETHADON (6-dimethylamino-4,4-diphenyl-3-hexanon).
NORMORPHINE (demethylmorphine).
OPIUM.
OXYCODON (14-hydroxydihydrocodeïnon).
OXYMORPHON (14-hydroxydihydromorphinon).
PETHIDINE (1-methyl-4-phenylpiperidine-4-carboxylzure ethylester).
PHENADOXON (6-morpholino-4,4-diphenyl-3-heptanon).
PHENAMPROMIDE (N-(1-methyl-2-piperidinoethyl)-propionanilide).
PHENAZOCINE (2'hydroxy-5,9-dimethyl-2-phenethyl-6,7-benzomorphan).
PHENOMORPHAN (3-hydroxy-N-phenethylmorphinan).
PHENOPERIDINE (1-(3-hydroxy-3-phenyl-propyl)-4-phenylpiperidine-4-carboxylzure ethylester).
PIMINODINE (4-phenyl-1-(3(phenylaminopropyl) piperidine-4-carboxylzure ethylester).
PROHEPTAZINE (1,3-dimethyl-4-phenyl-4-propionoxyazacyclo-heptaan).
PROPERIDINE (1-methyl-4-phenylpiperidine-4-carboxylzure isopropylester).
RACEMORAMIDE ((+/-)-4-(2-methyl-4-oxo-3,3-diphenyl-4-(1-pyrrolidinyl) butyl) morpholine).
RACEMETHORPHAN ((+/-)-3-methoxy-N-methylmorphinan).
RACEMORPHAN ((+/-)-3-hydroxy-N-methylmorphinan).
THEBACON (acetyldihydrocodeïnon).
THEBAINE.
TRIMEPERIDINE (1,2,5-trimethyl-4-phenyl-4-propionoxypiperidine); en
De isomeren van de verdovende middelen vermeld in deze Lijst in alle gevallen waarin deze isomeren kunnen bestaan overeenkomstig de specifieke chemische aanduiding, tenzij deze met name uitgezonderd zijn.
De esters en de ethers van de verdovende middelen vermeld in deze Lijst in alle gevallen waarin deze esters en ethers kunnen bestaan, tenzij deze in een andere Lijst voorkomen.
De zouten van de verdovende middelen vermeld in deze Lijst, met inbegrip van de zouten van de bovengenoemde esters, ethers en isomeren, in alle gevallen waarin deze zouten kunnen bestaan.

Art. 2N2. Opsomming van de verdovende middelen opgenomen in Lijst II.
ACETHYLDIHIDROCODEINE.
CODEINE (3-methylmorphine).
DEXTROPROPOXYPHEEN (+)-4-dimethylamino-3-methyl-1,2,dipheniyl-2-propionoxy-butaan).
DIHYDROCODEINE.
ETHYLMORPHINE (3-ethylmorphine).
NORCODEINE (N-demethylcodeïne).
PHOLCODINE (morpholinylethylmorphine); en
De isomeren van de verdovende middelen vermeld in deze Lijst in alle gevallen waarin deze isomeren kunnen bestaan overeenkomstig de specifieke chemische aanduiding, tenzij deze met name uitgezonderd zijn.
De zouten van de verdovende middelen vermeld in deze Lijst, met inbegrip van de zouten van de bovengenoemde isomeren, in alle gevallen waarin deze zouten kunnen bestaan.

Art. 3N2. Opsomming van de preparaten opgenomen in Lijst III.
1. Preparaten van :
Acetyldihydrocodeïne,
Codeïne,
Dextropropoxypheen,
Dihydrocodeïne,
Ethylmorphine,
Norcodeïne en
Pholcodine,
wanneer :
(a) Deze preparaten één of meer andere samenstellende bestanddelen bevatten, zodanig, dat zij vrijwel geen aanleiding tot misbruik kunnen geven en dat het verdovende middel daaruit niet kan worden teruggewonnen op eenvoudige wijze of in zodanige omvang, dat deze een gevaar voor de volksgezondheid zou betekenen;
(b) De hoeveelheid van het verdovende middel per doseringseenheid niet groter is dan 100 milligram en de concentratie in ongedoseerde preparaten niet groter is dan 2,5 procent.3,2. Preparaten van cocaïne, die niet meer bevatten dan 0,1 procent cocaïne, berekend als cocaïnebase, en preparaten van opium of morphine die niet meer bevatten dan 0,2 procent morphine, berekend als morphinebase anhydride, en één of meer andere samenstellende bestanddelen bevatten, zodanig, dat zij vrijwel geen aanleiding tot misbruik kunnen geven en dat het verdovende middel daaruit niet kan worden teruggewonnen op eenvoudige wijze of in zodanige omvang, dat deze een gevaar voor de volksgezondheid zou betekenen.
3. Gedoseerde preparaten van diphenoxylaat in vaste vorm die niet meer dan 2,5 milligram diphenoxylaat bevatten, berekend als base, en niet minder dan 25 microgram atropinesulfaat per doseringseenheid.
4. Pulvis ipecacuanhae et opii compositus :
10 procent opiumpoeder,
10 procent ipecacuanhawortel in poedervorm, innig vermengd met
80 procent van een ander samenstellend bestanddeel in poedervorm dat geen verdovend middel bevat.
5. Preparaten die overeenkomen met een van de formules vermeld in deze Lijst, en mengsels van deze preparaten met welke stof dan ook, mits geen verdovend middel bevattend.

Art. 4N2. Opsomming van de verdovende middelen opgenomen in Lijst IV.
CANNABIS en CANNABISHARS.
DESOMORPHINE (dihydrodesoxymorphine).
HEROINE (diacethylmorphine).
KETOBEMIDON (4-meta-hydroxyphenyl-1-methyl-4-propionyl-piperidine); en
De zouten van de verdovende middelen vermeld in deze Lijst, in alle gevallen waarin deze zouten kunnen bestaan.

Art. N3. Lijst der gebonden Staten.

STATEN BEKRACHTIGING B DATUM VAN ZIE CN-nummer
TOETREDING T INWERKING
KENNISGEVING * K TREDING
Afghanistan 19.03.1963 B 13.12.1964
Algerie (4) 07.04.1965 T 07.05.1965
Argentinie (1) 10.10.1963 B 13.12.1964
Australie (5) 01.12.1967 B 31.12.1967
Belgie 17.10.1969 B 16.11.1969
Witrusland S.S.R. (1) 20.02.1964 B 13.12.1964
Birma (1) 29.07.1963 B 13.12.1964
Brazilie 18.06.1964 B 13.12.1964
Bulgarije (1) 25.10.1968 B 24.11.1968
Kameroen 15.01.1962 T 13.12.1964
Canada 11.10.1961 B 13.12.1964
Ceylon (6) 11.07.1963 T 13.12.1964
Chili 07.02.1968 B 08.03.1968
China 12.05.1969 B 11.06.1969
Cyprus 30.01.1969 T 01.03.1969
Korea 13.02.1962 B 13.12.1964
Ivoorkust 10.07.1962 T 13.12.1964
Cuba 30.08.1962 T 13.12.1964
Dahomey 27.04.1962 B 13.12.1964
Denemarken 15.09.1964 B 13.12.1964
Ecuador 14.02.1964 T 13.12.1964
Spanje 01.03.1966 B 31.03.1966
Verenigde Staten (7) 25.05.1967 T 24.06.1967
Ethiopie 29.04.1965 T 29.05.1965
Finland 06.07.1965 B 05.08.1965
Frankrijk (8) 19.02.1969 T 21.03.1969
Gabon 29.08.1968 T 30.03.1968
Ghana 15.01.1964 B 13.12.1964
Guatemala 01.12.1967 B 31.12.1967
Guinea 07.10.1968 T 06.11.1968
Opper-Volta 19.09.1969 T 16.10.1969
Hongarije (1) 24.04.1964 B 13.12.1964
India (1) (9) 13.12.1964 B 12.01.1965
Irak 29.08.1962 B 13.12.1964
Israel 23.11.1962 T 13.12.1964
Jamaica 29.04.1964 T 13.12.1964
Japan 13.07.1964 B 13.12.1964
Jordanie 15.11.1962 B 13.12.1964
Kenia 13.11.1964 T 13.12.1964
Koeweit 13.04.1962 T 13.12.1964
Libanon 23.04.1965 B 23.05.1965
Maleisie 11.07.1967 T 10.08.1967
Malawi 08.06.1965 T 08.07.1965
Mali 15.12.1964 T 14.01.1965
Marokko 04.12.1961 T 13.12.1964
Mauritius 18.07.1969 K 12.03.1968
Mexico 18.04.1967 B 18.05.1967
Monaco 14.08.1969 T 13.09.1969
Niger 18.04.1963 T 13.12.1964
Nigeria 06.06.1969 B 06.07.1969
Noorwegen 01.09.1967 B 01.10.1967
Nieuw Zeeland (10) 26.03.1963 B 13.12.1964
Pakistan (11) 09.07.1965 B 08.08.1965
Panama 04.12.1963 B 13.12.1964
Nederland (2) 16.07.1965 B 15.08.1965
Peru (3) 22.07.1964 B 13.12.1964
Philippijnen 02.10.1967 B 01.11.1967
Polen (1) 16.03.1966 B 15.04.1966
Ver. Arabische Rep. 20.07.1966 B 19.08.1966
Syrische Arab. Rep. 22.08.1962 T 13.12.1964
Ver. Koninkrijk (12) 02.09.1964 B 13.12.1964
Senegal 24.01.1964 T 13.12.1964
Zweden 18.12.1964 B 17.01.1965
Tsjad 29.01.1963 B 13.12.1964
Tsjechoslovakije (1) 20.03.1964 B 13.12.1964
Thailand 31.10.1961 B 13.12.1964
Togo 06.05.1963 T 13.12.1964
Trinidad en Tobago 22.06.1964 T 13.12.1964
Tunesie 08.09.1964 B 13.12.1964
Turkije 23.05.1967 T 22.06.1967
Oekraine S.S.R. (1) 15.04.1964 B 13.12.1964
U.S.S.R. (1) 20.02.1964 B 13.12.1964
Venezuela 14.02.1969 B 16.03.1969
Zuidslavie 27.08.1963 B 13.12.1964
Zambia 12.08.1965 T 11.09.1965
Barbados 21.06.1976 B %%1961-03-30/31%%
Botswana 27.12.1984 T 26.01.1985 %%1961-03-30/30%%
Griekenland 06.06.1987 T 06.07.1987 %%1961-03-30/31%%
Salomonseilanden 17.03.1982 K %%1961-03-30/33%%
Indonesie 03.09.1976 B 03.10.1976 %%1961-03-30/31%%
Ierland 16.12.1980 T 15.01.1981 %%1961-03-30/33%%
Italie 14.04.1975 B 14.05.1975 %%1961-03-30/31%%
Liberia 13.04.1987 B 13.05.1987 %%1961-03-30/31%%
Oman 24.07.1987 T 23.08.1987 %%1961-03-30/31%%
Somali 09.06.1988 T 09.07.1988 %%1961-03-30/31%%
Haiti 29.01.1973 28.02.1973 %%1961-03-30/35%%
(*) Kennisgeving betekent de bevestiging van een bekrachtiging
of toetreding welke voor de onafhankelijkheid is geschied.
(1) In hun bekrachtigingsoorkonde hebben volgende landen :
Argentinie, Wit-Rusland, Birma, Bulgarije, Hongarije, Polen,
Tsjechoslowakije, Oekraine en de U.S.S.R. de voorbehouden
bevestigd die zij gemaakt hadden op het ogenblik van de
ondertekening van het Verdrag.
(2) In zijn bekrachtigingsoorkonde heeft Nederland de verklaring
bevestigd die het gedaan had bij de ondertekening van het Verdrag.
(3) In haar bekrachtigingsoorkonde heeft de Peruviaanse regering
het voorbehoud ingetrokken dat in haar naam gemaakt werd op het
ogenblik van de ondertekening van het Verdrag.
(4) De Democratische Volksrepubliek Algerije gaat niet akkoord met
de huidige tekst van artikel 42 op grond waarvan de
toepassing van het Verdrag op de zg. " buiten het moederland "
gelegen gebieden kan worden verhinderd.
De Democratische Volksrepubliek Algerije acht zich niet
gebonden door de bepalingen van artikel 48, § 2, naar luid waarvan
elk geschil naar het Internationale Gerechtshof moet worden verwezen.
De Democratische Volksrepubliek Algerije verklaart dat in elk
afzonderlijk geval het akkoord van alle bij een geschil betrokken
partijen dient te worden verkregen vooraleer dit geschil aan de
uitspraak van het Internationale Gerechtshof kan worden
onderworpen.
(5) Dit Verslag is van toepassing op alle buiten het moederland
gelegen gebieden voor welker buitenlandse betrekkingen Australie
verantwoordelijk is met name op de Papua-gebieden,
Norfolkeiland, Christmas-eiland, de Cocos-eilanden (Keeling), Heard
en MacDonald-eilanden, Ashmore en Cartier-eilanden, het
Australische gedeelte van het Zuidpool-gebied en de
voogdijgebieden Nieuw-Guinea en Nauru.
(6) De Ceylonese Regering heeft aan de Secretaris-Generaal
medegedeeld dat wat artikel 17 van het Verdrag betreft, de
bestaande administratie behouden blijft ten einde zorg te
dragen voor de toepassing van de bepalingen van het Verdrag
en dat hiervoor geen " bijzondere administratie " zal worden
opgericht.
De Ceylonese Regering heeft eraan toegevoegd dat deze
verklaring niet moet worden beschouwd als een voorbehoud.
(7) Het Verdrag is van toepassing op alle gebieden voor welker
buitenlandse betrekkingen de Verenigde Staten verantwoordelijk zijn.
(8) De Regering van de Franse Republiek verklaart dat zij
toetreedt tot het Verdrag en zich daarbij de mogelijkheid voorbehoudt
waarin artikel 44, alinea 2, voorziet met het oog op het
van kracht blijven van artikel 9 van het Verdrag tot onderdrukking
van de sluikhandel in verdovende middelen, ondertekend te
Geneve op 26 juni 1936.
De Regering van de Franse Republiek verklaart anderzijds dat
de bepalingen van het Verdrag van toepassing zijn op gans het
grondgebied van de Franse Republiek.
Het Verdrag is van toepassing op het gehele grondgebied van de
Franse Republiek.
(9) Het Verdrag is van Toepassing op Sikkim.
(10) Het Verdrag is van toepassing op de Cook-eilanden (met inbegrip
van Nioue) en op de Tokelau-eilanden, buiten het moederland gelegen
gebieden voor welker buitenlandse betrekkingen de
Nieuw-Zeelandse regering verantwoordelijk is.
(11) De Regering van de Islamitische Republiek Pakistan zal tijdelijk
op een van haar grondgebieden toelaten :
(i) het gebruik van opium voor quasi-geneeskundige doeleinden;
(ii) het gebruik van cannabis, cannabishars, extracten en tincturen
van cannabis voor niet-geneeskundige doeleinden; en
(iii) de produktie en vervaardiging van en de handel in de onder
lid i, en lid ii, bedoelde verdovende middelen.
(12) De toepassing van het Verdrag op de buiten het moederland
gelegen gebieden voor welker buitenlandse betrekkingen van het
Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk is zal later aan de
Secretaris-Generaal worden medegedeeld. De voorafgaande instemming
van het buiten het moederland gelegen gebied is in elk geval vereist.
Op 26 januari 1965, werd door het Verenigd Koninkrijk genotificeerd
dat het Verdrag toepasselijk is op : Antigua, Bahama-eilanden,
Basoetoland, Protectoraat Bechuanaland, Bermuda-eilanden,
Brits Guyana, Brits Honduras, Britse Salomon-eilanden, Broenei,
Cayman-eilanden, Dominica, Falkland-eilanden, Fidji-eilanden, Gambia,
Gibraltar, Gilbert en Ellice-eilanden, Grenada, Hong-kong,
Mauritius-eiland, Montserrat, St.-Helena, St.-Lucia,
St.-Christopher en Nieves,Anguilla, St.-Vincent,
Seychellen, Zuid-Rhodesia, Swaziland, Tonga Turks en
Caiques-eilanden, Maagden-eilanden.
Op 27 mei 1965 werd door het Verenigd Koninkrijk genotificeerd
dat het Verdrag toepasselijk is op Aden en het Protectoraat Zuid-Arabie.
Op 3 mei 1966 werd door het Verenigd Koninkrijk genotificeerd
dat het Verdrag toepasselijk is op Barbados.
Boyke is offline   Met citaat antwoorden
Oud 29 april 2013, 23:31   #8
Kameraad Mauser
Banneling
 
 
Geregistreerd: 15 april 2013
Locatie: Tachanka
Berichten: 3.435
Standaard

Als dat geen al te zwaar behandeld papier is kunnen we dat nog gebruiken om te rollen, dat verdrag.

Helemaal handig is het als zo'n verdragen in een kartonnen mapje zitten.
Kameraad Mauser is offline   Met citaat antwoorden
Oud 29 april 2013, 23:53   #9
meneer
Banneling
 
 
Geregistreerd: 30 december 2012
Berichten: 7.994
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door alice Bekijk bericht
Ik ook, maar niet aan minderjarigen, en met registratie van wie koopt en hoeveel.
Wat kan het jou schelen wie koopt en hoeveel ? Doen ze met toebak en alcool toch evenmin ?
meneer is offline   Met citaat antwoorden
Oud 29 april 2013, 23:56   #10
meneer
Banneling
 
 
Geregistreerd: 30 december 2012
Berichten: 7.994
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Boyke Bekijk bericht
Alice zegt wijze dingen !!!!!!!
Dikke zever ja. Iets toelaten en er dan scherpe controle op uitoefenen zal tot gevolg hebben dat er terug illegaal verbouwd en verkocht word. En dat is nu net de bedoeling niet.
De overheid moet een goedkoop en op kwaliteit gecontroleerd product aanbieden, dat even straf is als hetgeen de dealer op t'hoekske verkoopt, en niet duurder is.
meneer is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 01:02   #11
cookie monster
Secretaris-Generaal VN
 
cookie monster's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 9 juni 2009
Berichten: 34.872
Standaard

Legalisering lost de illegaliteit niet op !!
__________________
C kie M nster
C U L'8'R WEIRDOGAToRS

I was born once , as an invasion of the bodysnatchers ,
but the doctor did get a brain-attack !! my name:

breedbandwurger 1967

Zoek alle berichten van cookie monster

Ik woon zelfs graag alleen

Geen kinderen hebben is een gemis ????

Is dit nog menselijk - mijn mening.pdf (271,2 KB) (19-10-2016)

cookie monster is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 01:05   #12
Xenophon
Secretaris-Generaal VN
 
Xenophon's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 september 2009
Berichten: 101.444
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door meneer Bekijk bericht
Dikke zever ja. Iets toelaten en er dan scherpe controle op uitoefenen zal tot gevolg hebben dat er terug illegaal verbouwd en verkocht word. En dat is nu net de bedoeling niet.
De overheid moet een goedkoop en op kwaliteit gecontroleerd product aanbieden, dat even straf is als hetgeen de dealer op t'hoekske verkoopt, en niet duurder is.
En meteen is de droom over.

Als de staat ervoor gaat zorgen zal het ten eerste veel duurder zijn, en ten tweede zal het rommel zijn.

En dan hebben we het niet eens over de belachelijke regels die zowel verkoper als verbruiker zullen worden opgelegd.
__________________
Citaat:
Ta gueule!
Xenophon is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 01:22   #13
Kameraad Mauser
Banneling
 
 
Geregistreerd: 15 april 2013
Locatie: Tachanka
Berichten: 3.435
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Xenophon Bekijk bericht
En meteen is de droom over.

Als de staat ervoor gaat zorgen zal het ten eerste veel duurder zijn, en ten tweede zal het rommel zijn.

En dan hebben we het niet eens over de belachelijke regels die zowel verkoper als verbruiker zullen worden opgelegd.
En als ze dat nu eens aan u mochten overlaten.
Kweken en verkopen...
Kameraad Mauser is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 01:35   #14
Xenophon
Secretaris-Generaal VN
 
Xenophon's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 21 september 2009
Berichten: 101.444
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Kameraad Mauser Bekijk bericht
En als ze dat nu eens aan u mochten overlaten.
Kweken en verkopen...
Legaal kweken, dat zou wat zijn.

Stel je even de markt voor wat betreft legale stekken, die zou enorm zijn.
__________________
Citaat:
Ta gueule!
Xenophon is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 03:45   #15
Bhairav
Perm. Vertegenwoordiger VN
 
Bhairav's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 11 juli 2004
Berichten: 18.955
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door alice Bekijk bericht
Ik ook, maar niet aan minderjarigen, en met registratie van wie koopt en hoeveel.
Registreren? Da's zo belachelijk. Wat nog? Voorschrift? Pasjes? Verplicht in lange rij gaan staan, weer of geen weer?
Geen onnozele onnodige pestregeltjes errond...
Bhairav is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 06:38   #16
BigF
Secretaris-Generaal VN
 
BigF's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 7 januari 2005
Berichten: 28.958
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door alice Bekijk bericht
Ik ook, maar niet aan minderjarigen, en met registratie van wie koopt en hoeveel.
Niet aan minderjarigen nee, net zoals bij alcohol en tabak bv.

Maar wat zou de reden zijn voor die registratie?
__________________
It's just a ride.
BigF is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 06:41   #17
Flippend Rund
Eur. Commissievoorzitter
 
Geregistreerd: 22 februari 2004
Locatie: where the birds sing a pretty song
Berichten: 8.389
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door BigF Bekijk bericht
Eindelijk nog eens wat verstandige praat aangaande cannabis.

Onkelinx is wel te porren voor een proefproject. Ze gaat overleggen met deskundigen.
Is die man gek geworden? Is Onkelinx gek geworden? Er zijn de laatste tijd diverse studies verschenen die aantonen dat cannabis hersenschade veroorzaakt.
Flippend Rund is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 06:47   #18
BigF
Secretaris-Generaal VN
 
BigF's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 7 januari 2005
Berichten: 28.958
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Xenophon Bekijk bericht
Als de staat ervoor gaat zorgen zal het ten eerste veel duurder zijn, en ten tweede zal het rommel zijn.
En waarom zou dat zo zijn?
Als de staat duurder en slechter kweekt schieten ze hun doel voorbij.
Goedkoper kweken is echt niet zo moeilijk hoor. Er worden grote winsten gemaakt op cannabis. Koop je een grammetje voor pakweg 8 euro dan heeft de dealer of coffeeshop waarschijnlijk maar een euro of 2 betaald.
En waarom de kwaliteit slechter zou moeten zijn weet ik ook al niet.
Ik verkies nog steeds een cannabis waarvan ik weet dat er geen rommel (pesticides, gemalen glas, haarlak, coke...) in zit en die een beetje lichter is dan zwaarder spul met een hoop rommel in.

Citaat:
En dan hebben we het niet eens over de belachelijke regels die zowel verkoper als verbruiker zullen worden opgelegd.
De verkoper is de staat zelf. Gaat de staat zichzelf belachelijke regels opleggen?
Bovendien zitten we nog maar in het stadium dat er gepraat wordt over eventuele proefprojecten. Hoe kan je nu dan al weten welke regels er opgelegd gaan worden.
Bedenk dat het de bedoeling is te gaan concurreren met het illegale circuit waar nauwelijks regels gelden. Teveel regels zou er dus net als slechte cannabis voor zorgen dat het doel voorbij geschoten wordt.
__________________
It's just a ride.
BigF is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 06:51   #19
BigF
Secretaris-Generaal VN
 
BigF's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 7 januari 2005
Berichten: 28.958
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door Flippend Rund Bekijk bericht
Is die man gek geworden? Is Onkelinx gek geworden? Er zijn de laatste tijd diverse studies verschenen die aantonen dat cannabis hersenschade veroorzaakt.
Er zijn de laatste tijd ook studies die aantonen dat dat niet zo is. Of dat (gematigd weliswaar maar dat is met alles zo) cannabisgebruik goed is voor de longfunctie. Of dat gebruikers onder invloed minder ongevallen veroorzaken dan nuchtere. En ga zo maar door.

Bovendien heb je voor bv tabak of alcohol niet eens studies nodig die aantonen dat het allerlei schade veroorzaakt. Toch worden die produkten in massale hoeveelheden aan de man gebracht. Is dat niet wat hypocriet dan?
__________________
It's just a ride.
BigF is offline   Met citaat antwoorden
Oud 30 april 2013, 06:54   #20
BigF
Secretaris-Generaal VN
 
BigF's schermafbeelding
 
Geregistreerd: 7 januari 2005
Berichten: 28.958
Standaard

Citaat:
Oorspronkelijk geplaatst door cookie monster Bekijk bericht
Legalisering lost de illegaliteit niet op !!
Toch wel hoor.
Wie gaat het risico op vervolging, op slechte cannabis, op hoge prijzen lopen als het legaal verkrijgbaar is?
Een illegaal circuit draait voornamelijk op produkten die illegaal zijn.

Alcohol is legaal. Hoeveel illegale stokerijen worden er per jaar opgerold in Belgie?
Tabak is legaal. Hoeveel illegale tabakskwekerijen worden er opgerold per jaar?
Cannabis is illegaal. Hoeveel illegale cannabiskwekerijen worden er opgerold per jaar?
__________________
It's just a ride.
BigF is offline   Met citaat antwoorden
Antwoord



Regels voor berichten
Je mag niet nieuwe discussies starten
Je mag niet reageren op berichten
Je mag niet bijlagen versturen
Je mag niet jouw berichten bewerken

vB-code is Aan
Smileys zijn Aan
[IMG]-code is Aan
HTML-code is Uit
Forumnavigatie


Alle tijden zijn GMT +1. Het is nu 23:50.


Forumsoftware: vBulletin®
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.
Content copyright ©2002 - 2020, Politics.be